Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1803
(1803)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Auteursrechtvrij
[pagina 20]
| |
Antoni van Rosevelt , Canonik in den Capittele St. Jans te Utrecht, Mr. W.A. van Spaen van Hardenstein te Cleef, Mr. J.P. Kleyn , Raadsheer te Arnhem, S.H. in de Betouw te Nymegen, Ds. Joannes Cornelis Boot te Arnhem, Ds. Ewald Kist te Dordrecht, Mr. R.H. Arntzenius , Secretaris van het Gedep. Bestuur van Holland, in den Haag.
De Voorzitter brengt ter tafel een' brief van den Heer van Wyn , waarbij deze der Maatschappij met de hervatting harer werkzaamheden gelukwenscht, en haar zijne hulp tot opbouw der Nederlandsche Letterkunde toezegt; welk een en ander door de Vergadering met genoegen werd aangehoord.
Voorts wordt besloten den tijd der Jaarlijksche Vergadering voortaan te bepalen op den eersten Dingsdag in Julij.
Nog wordt de Maandelijksche Vergadering gelast den tijd harer bijëenkomst in de Handelingen van dezen dag optegeven; ter voldoeninge waaraan den Leden kennis wordt gegeven, dat dezelve bepaald is op den eersten Vrijdag in de maanden Februarij, April, Junij, op den eersten Vrijdag na de Jaarlijksche Vergadering in Julij, en op den eersten Vrijdag in October en December.
Eindelijk wordt door den Secretaris voorgelezen een bij hem ontvangen brief van den Heer D.P. van Binnevest , waarbij deze zoo om zijne drukke bezigheden als klimmende jaren zijn ontslag neemt als Lid dezer Maatschappij.
(is geteekend)
J.W. te Water.
Het vorenstaande komt overeen met het Boek der Handelingen van de Maatschappij, berustende onder mij, | |
[pagina 21]
| |
Mijn heer !
Uit naam van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leyden, heb ik de eer U hier nevens te zenden een afdruksel van de Handelingen der laatst gehoudene Jaarlijksche Vergadering, als mede van het Programma, op last dier Vergadering algemeen gemaakt. Gij ontvangt tevens, volgens besluit der zelfde Vergadering, een afdruksel van de Handelingen der laatst voorgaande Jaarlijksche Vergadering, gehouden in den Jare 1799, welke gedurende den staat van werkeloosheid, waarin de Maatschappij zich sedert eenige jaren bevonden heeft, ongedrukt waren gebleven.
De belangen der Maatschappij U voor het overige ernstig aanbevelende, heb ik de eer mij met alle achting te noemen,
Mijn heer !
Leyden den [5 Jan.] 180[4] Uw' Dienaar [M. Siegenbeek] |
|