| |
| |
| |
[Uitnodiging door C. Boers]
MIJN HEER!
Uit naam van de Maatschappy der Nederlandsche Letterkunde te Leyden, heb ik de eer U te noodigen op de Jaarlijksche Vergadering, welke dit jaar, volgens besluit der laatstgehouden Jaarlijksche Vergaderinge, gehouden zal worden op Dingsdag den 25sten van Wiedemaand, des morgens ten uegen en des namiddags ten drie uure, in de Vergaderkamer van de Maatschappy, op de Oudevest, om de navolgende punten in overweeging te nemen, en daar op de noodige besluiten te maken.
| |
I.
Het verslag van de Maandelijksche Vergadering, wegens het Woordenboek der Maatschappye.
| |
II.
Het verslag der Gekommitteerden, nopens de bedenkingen op het onderwerp, om naar eenen prijs te laten schrijven, in de laatstgehouden Jaarlijksche Vergadering gekozen:
‘Welke zijn de beste Nederduitsche Schriften, waar uit de Taalgebruiken moeten waargenomen, en opgezameld worden?’
De Heeren Kluit, Bolhuis, Wachendorf, en Tollius, die, nevens den overledenen Heere Hinlopen, in de jaarlijksche Vergadering des Jaars 1792. tot die kommissie benoemd zijn, worden verzogt de bedenkingen, welken zy op het voorgesteld onderwerp, of zelven gemaakt, of van andere Leden der Maatschappye ontvangen mochten hebben, drie weken voor het houden der Jaarlijksche Vergadeinge mede te deelen aan den Heer Kluit, als den eerstgenoemden der Gekommitteerden.
| |
III.
Het benoemen van zeven Gekommitteerden tot het beoordeelen der Verhandelingen, welke op het vastgesteld onderwerp voor den eersten van Wijnmaand 1795. zullen inkomen.
| |
| |
| |
IV.
Het verkiezen van een onderwerp, om naar eenen Prijs te laten schryven, om vastgesteld te worden in de Jaarlijksche Vergadering van 1794. waar toe voorgedragen worden:
In de Oudheid en Historiekunde.
|
1. | Welke was sedert de oudste tyden de invloed der Geestelijkheid, op de zeden, de gewoonten, het Landsbestuur, en de rechtsplegingen, zo in Holland, en Zeeland, als in de anderen der zeven nu Vereenigde Provincien? |
2. | Welk zijn de vereischten van een goed Historieschryver, en in hoe verre hebben de Schryvers der Nederlandsche Geschiedenissen hier aan beantwoord? |
3. | Welke zijn de voornaamste veranderingen, die de Vereenigde Nederlanden, zo ten opzichte van derzelver uitgestrektheid, als anderzints, ondergaan hebben door overstroomingen en door nieuwe bedykingen, tot het einde der 16de Eeuwe. |
| |
V.
Het benoemen van vijf Gekommitteerden, om de bedenkingen van alle de Leden der Maatschappye op het gekozen onderwerp te ontvangen, en benevens hunne eigene bedenkingen aan de volgende Jaarlijksche Vergadering voor te dragen.
| |
VI.
Het bepalen der Klasse, uit welke, in het volgend Jaar, een onderwerp zal gekozen worden.
| |
VII.
Het verkiezen van Leden der Maatschappye; als, op voorstel van den Heere van Wyn,
Zyne Doorl. Hoogwaardigheid den Heere Cornelis Franciscus de Nelis, Bisschop van Antwerpen, een Historie- en Oudheidkundigen.
En op voorstel van den Heer Kluit,
Den Wel-Edelen Gestrengen Heere Mr. G. van Hasselt, Burgermeester, en Secretaris van de Rekenkamer te Arnhem, een Historie-Taal- en Oudheidkundigen.
| |
VIII.
Het voorstel der Maandelijksche Vergaderinge, om de Vryheid, tot het verkiezen van Leydsche Leden, wederom voor een Jaar te verleenen.
| |
| |
| |
IX.
Het opnemen van de rekening van den Penningmeester.
| |
X.
Het bepalen der Toelagen.
| |
XI.
Het aanstellen der Amptenaaren.
| |
XII.
Het benoemen der Gekommitteerden.
| |
XIII.
Naardien de laatstgehoudene Jaarlijksche Vergadering, by haare deliberatien over de beste middelen, zo om in het algemeen de werkzaamheid der Leden aantemoedigen, als wel byzonderlijk om der Vergaderingen, beiden Jaarlijksche en Maandelijksche, meer gewigt en leven bytezetten, hier toe onder anderen zeer bevorderlijk geoordeeld heeft eene vrijwillige maar door gestelde boete bekrachtigde, verbintenisse tot het beurtelings voorlezen van Verhandelingen; en naardien de finale resolutie hieromtrent, byzonderlijk ten aanzien der boete, is uitgesteld tot de volgende Vergadering, zo wordt thans voorgesteld hier over de deliberatien te agtervolgen, en finaal te besluiten.
| |
XIV.
De Leden, welke eenige Excerpten, of eenigen anderen Voorraad, ten dienste van het Woordenboek, mochten gereed hebben, worden verzogt die aan de Maatschappy te doen toekomen dit Jaar, voor den 15den van Wiedemaand, om te kunnen gebragt worden in het Verslag der Maandelijksche Vergaderinge, volgens het eerste punt van dezen brief: en die Heeren, welke genegen zijn eene Verhandeling of Dichtstuk, 't zy met hunnen Naam, 't zy onder eene Zinspreuk, in gevolge het beslotene op de Jaarlijksche Vergadering des Jaars 1777., aan de Maatschappy toe te zenden, worden verzogt zulks mede voor dien tijd te doen.
Ik heb de eer van met achting te zijn.
MIJN HEER!
Uw Dienaar
[C. Boers]
Leyden den [31] van Bloeimaand 1793.
|
|