Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1789

II.

De Vrage, in de laatstgehoudene Jaarlijksche Vergadering gekozen, werdt zonder verandering vastgesteld, als volgt:

‘Welk voordeel is er voor onze Poëzy te trekken uit de beoeffening der Oostersche Dichtstukken, byzonderlijk die, welke in de gewyde bladeren voorkomen?

Wyders is besloten, de Vrage, welke met dit Jaar is afgelopen, zijnde deze:

‘Welken invloed heeft de thans heerschende smaak voor de buitenlandsche Poëtische Schriften en andere Werken van vernuft op onze Dichtkunst?

[p. t.o. 6]

NB. (Zie de Handelingen op het eerste poinct van Beschryving.)
Vermits door verschillende beletzelen, byzonderlijk die, welke by het herdrukken van de Naamlijst hebben plaats gehad, de verzending der Handelingen merkelijk vertraagd is, heeft de Maandelijksche Vergadering het nodig geoordeeld, den tijd, bepaald tot het inzenden van bedenkingen ten aanzien van het Woordenboek, te verlengen, en dus vast te stellen, dat de stukken, hier toe betrekkelijk, voor de maand November, in plaatse van voor October, den Heer Clignett moeten worden toegezonden.

[p. 7]

⁺Doch waar op geene Verhandelingen zijn ingekomen, andermaal voor te stellen, om mede beantwoord te worden, voor den eersten van Wijnmaand des Jaars 1791.

+ 1789.