Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1789
(1789)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1766-1800]– AuteursrechtvrijVerslag van de voornaamste Handelingen der Maandelijksche Vergadering, sedert de laatstgehoudene Jaarlijksche Vergadering in 1788.WEL EDELE HEREN!
‘Daar de Maandelijksche Vergaderingen in den afgelopenen Jaare vooral niet levendiger, of door meerdere werkzaamheid der Leden, belangryker zijn geweest dan die des voorigen Jaars, geven ook derzelver aantekeningen geen ruimeren voorraad van merkwaardige verrichtingen aan de hand.
Het gewigtigste, 't welk zich ter meldinge opdoet, is reeds by naschrift op de Handelingen der laatstgehoudene Jaarlijksche Vergadering mede gedeeld; te weten de Zaak des Legaats van wylen den Wel Ed. gestr. Heere Z.H. Alewijn, waar omtrent alleen nog nader te berichten is, dat ter betere plaatzing der ontvangene verzameling, wier waarde de Leden, uit de hier by gevoegde Lijst blyken kan, volgens besluit der Maandelijksche Vergadering, een afzonderlyke Kast zal vervaardigd worden.
Het ingeleverde Werk bepaalt zich tot eene Verhandeling van den Heere van Wijn, over de plaatse, genaamd maerland, en den Dichter van dien naam, van welk stuk de beoördeeling den Heeren | |
[pagina 5]
| |
Ga naar margenoot+ Hinlópen, te Water en Clignett, als Gecommitteerden, is aanbevoolen.
Verders diene nog tot bericht, dat de Maandelijksche Vergadering, met den laatsten April dezes Jaars den Huur dezer Vergaderplaatse geeindigd ziende, de bedongene Optie-Jaaren is ingetreden, en hier door de Maatschappy, nog voor den tijd van tien Jaaren, van een gepast verblijf verzekerd heeft.
De ontvangene geschenken zijn de volgende: van Mej. de Wed. F. van Lelyveld, en den Heere Hinlópen, als Uitgever, het derde deel der nieuwe Uitgave van huidecopers-Proeve: Van het Taal-en Dichtlievend Genootschap onder de Spreuk, kunst wordt door arbeid verkregen, alhier, het Zesden deels Eerste Stuk van deszelvs Oeffeningen.
‘De Heer Tydeman, in den voorigen jaare benoemd ter beoördeeling van de Vertaling der Prijsverhandeling van den Heere Hottinger, doet deswege een zeer gunstig verslag; en wordt hierop door den Voorzitter verder bericht, dat de Maandelijksche Vergadering, overeenkomstig den ontvangen last, heeft geraadpleegd over de belooning, welke den Heere Nieuwland voor dit zijn Werk zoude behooren te worden geschonken, en daar toe by dezen voorstelt een geschenk in Boeken ter waarde van 20 Ducaten of daar omtrent; ten welken einde bepaaldelijk worden aangeprezen Shakespears Works en Gibbons History of the decline and fall of the Roman Empire.
De Vergadering bedankt den Heere Tydeman voor het gegeven verslag; en besluit, ten aanzien der erkentenisse aan den Heere Nieuwland, overeenkomstig het gedaan voorstel, met verderen bygevoegden last aan de Maandelijksche Vergadering, om by den volgenden brief van Beschryving den Heere Nieuwland tot Lid der Maatschappye voortestellen; en voorts, in gevalle de twee opgegeevene Werken de bepaalde somma van 20 à 24 Dukaten niet mogten bedragen, als dan het geschenk te vermeerderen met een Exemplaar der Werken van de Maatschappy.
De Heer Nozeman biedt der Maatschappye, uit de nagelatene Schriften zynes Vaders, eene Verhandeling aan, over den zo genaamden Cymbrischen Vloed, welk Stuk met dankzegging is aangenomen.
De Secretaris stelt voor, de Lijst van het Legaat des Heeren Alewijn als een Byvoegzel tot de Handelingen te doen drukken, 't welk is goed gevonden. Men ging over ter behandeling der poincten, by den Brief van Beschryving voorgesteld. |
|