II.
In voldoening aan het tweede Poinct van beschryving, werden de Heeren Tydeman en Dibbetz verzocht, zich nevens den Secretaris aftezonderen, ter opening der Stembriefjes over de ingekoomene Verhandeling op de Prijsvrage, over het toeneemend gezag der Hollandsche Steden onder de Gravelyke Regeering.
Gemelde Heeren na een kort afwezen te rug gekeerd zijnde, gaf de Secretaris bericht, dat, volgens de opgenomene Stemmen, de ingekomene Verhandeling den uitgeloovden eereprijs is onwaardig gekeurd.
Op dit bericht las de Secretaris, ingevolge het 31 Artikel der Wetten, volgens welke de Maatschappy naar eenen prijs laat schryven, (zie Handelingen der Jaarl. Verg. van 1783.) den geheelen inhoud van de Stembriefjes der Vergaderinge voor, ten einde nader te kunnen besluiten, wat met de Verhandeling te doen zy.
Na gedaane lezing werdt besloten het Stuk ter zyde te leggen, doch in het Programma aantekondigen, dat de Maatschappy in advijs zoude houden, om de Vrage, onder eenige veran deringen, by een volgend Jaar nog eenmaal voortestellen.