Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1787
(1787)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1766-1800]– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Handelingen van de Maatschappy der Nederlandsche Letterkunde te Leyden.Jaarlijksche vergadering, gehouden op Dingsdag den 26sten van Zomermaand 1787, des morgens ten negen uure, en vervolgd des namiddags ten half vyf uure.Ga naar margenoot+De Vergadering werdt door den Voorzitter geopend. De Secretaris, doet het volgend verslag van de voornaamste Handelingen der Maandelijksche Vergadering, zedert de laatstgehoudene Jaarlijksche Vergadering. | |
Verslag van de voornaamste Handelingen der Maandelijksche Vergaderingen in den afgeloopen Jaare.WEL EDELE HEEREN!
‘Met zeer weinige woorden kan ik ditmaal voldoen aan den last, den Secretaris bij het besluit der Jaarlijksche Vergaderinge van 1783. opgelegd, daar de Handelingen der gewoone Maandelijksche Vergaderingen, des afgeloopenen Jaars, niets bijzonders behelzen, en dus volstrekt geene stoffe opleveren tot een zakelijk verslag.
Het eenige, 't welk bijzondere melding verdient, is dit, dat de Heeren Macquet en de Malnoë, beiden schriftelijk, hebben ontslag verzocht als Leden der Maatschappye; en dat de Maandelijksche Vergadering, in plaatse van den laatstgenoemden Heere, provisioneel, tot Opziener over de uitgave der Stukken, benoemd heeft den Heere Steenwinkel. | |
[pagina 2]
| |
Ga naar margenoot+Hier by hebbe ik alleen nog te voegen, dat de Maatschappy de volgende geschenken ontvangen heeft, als:
Van den Heere Engelberts het tweede deel van den Alouden Staat der Nederlanden, door zijn Eerw. uitgegeven.
Van het Genootschap in 's Hage het elfden Deels eerste Stuk, van deszelvs dichtlievende Oeffeningen.
En van den Heere D. Vygh, het Exemplaar der werken van Hooft, weleer gebruikt door wylen den Heere F. van Lelyveld, en op de meest aanmerkelyke plaatsen of woorden, onderhaald en geteekend.’
De Secretaris brengt ter tafel eenen brief van den Heer Nieuwland, dienende ter kennisgeving, dat zijn Ed. en de Heer Lublink beiden met den opgenoomen taak, de vertaling der Verhandeling van den Heer Hottinger, in gereedheid zijn.
Is beslooten den Heere Nieuwland zo voor dit bericht, als byzonderlijk voor den volvoerden arbeid, in naame der Maatschappye door eenen brief van den Secretaris voorlopig dank te zeggen, en zijn Ed. te verzoeken, het Stuk, zo als het thans ligt, herwaards overtezenden, ten ware Zijn Ed. door een kort verwijl, in de gelegenheid mochte zijn, hetzelve volledig te maaken, door byvoeging van het geen den Heere Hinlopen ten dezen is aanbevolen geweest, en waar omtrent de Maatschappy nog geen bericht ontvangen heeft.
Wyders geraadpleegd zijnde over de verdere dankbaare erkentenisse, den Heere Nieuwland voor deszelvs arbeid in naame der Maatschappye toegezegd, is beslooten, de nadere deliberatie en bepaaling deswege der Maandelijksche Vergadering aan te beveelen.
De Heer Clignett overhandigt eenen brief van den Heer Brender a Brandis, by welken dezee Heer ten geschenke aanbiedt een best papieren Exemplaar van zijn Taal-Dicht-en Letterkundig Kabinet en Magazijn, en voorts bericht, ten dienste der Maatschappye, eene Verhandeling in gereedheid te hebben over de Barden.
De Briefschryver werdt verzocht, den Heere Brender voor deszelvs aangeboden en reeds toegezonden geschenk dank te zeggen, en voorts te betuigen, dat de Maatschappy de gemelde Verhandeling met verlangen te gemoet ziet. | |
[pagina 3]
| |
Ga naar margenoot+De Opziener over de uitgave der Stukken, brengt de afgedrukte Bladen van het zesde Deel ter tafel, onder bygevoegde klagte, over den tragen voortgang dezes Werks; en is op die klagte besloten, den Amptenaaren te gelasten om den Drukker tot meerderen spoed ernstig te verzoeken. Men ging over ter behandeling der poincten, by den brief van beschryving voorgesteld. |
|