Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1783
(1783)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1766-1800]– AuteursrechtvrijIII.Het verslag der Heeren Gecommitteerden, wegens de veranderingen, welke zy oordeelen, dat behooren gemaakt te worden in de 27 én 28ste of eenige anderen der Wetten, volgens welke de Maatschappy naar eenen Prijs laat schryven; ingevolge het beslotene op de Jaarlijksche Vergaderingen van 1780, 1781 en 1782; werd door de Heeren Fontein en Calkoen aan de Vergadering medegedeeld; zijnde als volgt:
Gecommitteerden agten het niet noodig deeze Vergadering breedvoerig te herinneren, wat 'er in de Vergadering van den Jaare 1780 by het toewyzen van den Prijs is voorgevallen; de Handelingen van die Vergadering, waar aan zy Gecommitteerden de vryheid neemen zich te gedraagen, zouden daar van des noods eenig nader bericht kunnen geeven.
Genoeg zal het dierhalven zijn aantemerken, dat de gedagten van de Heeren Leden, die Vergadering uitmaakende, onder anderen vry wat verschilden over de uitlegging van de woorden de Prijs naar de meerderheid van de stemmen der Gecommitteerden toetewyzen, voorkomende in de 27ste der Wetten.
Dat mitsdien deeze Commissie benoemd is, om tot voorkoming en wegneeming van deeze en andere bedenkelijkheden, die by het raadpleegen over het toewyzen van den Prijs in 't vervolg zouden kunnen ontstaan, hunne gedagten te laaten gaan en dieswegens aan de Vergadering Rapport te doen.
Zeer natuurlijk ondertusschen verschillen Gecommitteerden in hunne denkwyze met betrekking tot dit gewigtig Stuk, even zo zeer als de Leden de Jaarlijksche Vergadering van den Jaare 1780 bygewoond hebbende dieswegens in gevoelens verschild hadden.
Dit was oorzaak, dat Gecommitteerden in den Jaare 1781. geen verslag, met eenpaarigheid van al de Leden vastgesteld, konden uitbrengen, en dat de Jaarlijksche Vergadering van 1781. be- | |
[pagina 10]
| |
Ga naar margenoot+speurende, dat 'er vry wat hoop was dat 'er een éénpaarig verslag van Gecommitteerden in 't vervolg te wagten was, goedvondt deeze Commissie te verlengen.
Onpasselijkheid en andere onvoorziene bezigheden en toevallen twee Leden van deeze Commissie belet hebbende, de Jaarlijksche Vergadering van den Jaare 1782 bytewoonen, heeft zulks aanleiding gegeeven, dat in die Jaarlijksche Vergadering beslooten wierdt deeze Commissie nog een Jaar te verlengen, gelastende midlerwijl de Maandelijksche Vergadering, om in den brief van Beschryving tot de aanstaande Jaarlijksche Vergadering het voorstel te plaatzen, “om in de 27ste der Wetten volgens welke de Maatschappy naar eenen Prijs laat schryven, deze woorden, de Prijs naar de meerderheid van de stemmen der Gecommitteerden, by besluit der Maatschappye dus uit te leggen; dat tot de bedoelde meerderheid niet minder dan vier stemmen der Gecommitteerden verëischt wordt”.
Gecommitteerden, met dit besluit, by voorraad genomen, volkomen instemmende, voegen zich daar by en zijn dierhalven eenpaarig van begrip, dat de voorgestelde uitlegging zoude behooren vastgesteld te worden, niet alleen om dat zy by herhaaling bespeurd hebben, dat verre de meeste Leden, de Jaarlijksche Vergadering van tijd tot tijd by gewoond hebbende, van gedagten waren, dat de Goude Medaille nooit anders gegeeven behoorde te worden, dan wanneer ten minsten Vier van de Zeven Gecommitteerden, dat is dus de meerderheid van dezelven, zich voor de toewyzing van dien aan deeze of geene Verhandeling duidelijk en zonder eenige bepaaling verklaard hadden, maar ook om dat dit gevoelen in de daad berust op het geene dieswegens by de 27ste Wet, van eene meerderheid gewag maakende, om zeer gewigtige redenen vastgesteld is geworden, en 'er geen reden altoos is, om dit gemakkelyker te maaken.
Gecommitteerden zouden dierhalven hier mede hun verslag en berigt kunnen besluiten, ware het niet dat 'er wegens Art. 28. eenige nadere voorzieningen hunnes oordeels zullen dienen gemaakt te worden, gelijk de Maatschappy zelve ook begreepen heeft, door deeze Commissie bepaaldelijk tot Art. 28. uit te strekken.
Hier omtrent zouden Gecommitteerden van oordeel zijn, dat men nader zoude behooren vast te stellen: | |
[pagina 11]
| |
Ga naar margenoot+Eerstelijk, dat in de optelling der stemmen voor het drukken van een tweede Verhandeling mede geteld zullen worden die stemmen, die dezelve Verhandeling voor de toewyzing van den Prijs zelve mogt gehad hebben.
Ten tweede, dat ingevalle Vier stemmen zich voor de toewyzing van den Prijs aan ééne Verhandeling verëenigen, terwijl de drie overige zich eenpaarig voor eene tweede verklaaren, zo dat die tweede Verhandeling met ééne stem den Prijs verliest, die drie stemmen voor vijf geteld en gereekend zullen moeten worden, en diergelijk eene Verhandeling dus mede gedrukt zal worden, al ware het dat dusdanig eene Verhandeling geen stem tot drukken hadt.
Gecommitteerden moeten by deeze gelegenheid nog in aanmerking geeven, dat men om de orde in de stemming der Gecommitteerden zo veel mogelijk te bevorderen, en voor te komen dat hier omtrent geene nieuwe zwaarigheden zich in 't vervolg zullen kunnen opdoen, met zeer veel nut de volgende voorzorg zoude kunnen gebruiken, dat men deeze nadere schikkingen, met en benevens de verdere byzonderheden, die by de Heeren Beöordelaars voornamentlijk dienen in aanmerking te komen, telkens in eenen Brief herrinerde, en dat wel by het toezenden van de Verhandelingen zelve, of wel by het zenden van den Brief van Beschryving, met verzoek om daar op in de beöordeeling te willen letten.
Indien de Vergadering nu goedvinden mogt hiertoe te besluiten, zal het naar het oordeel van Gecommitteerden noodzaakelijk zijn, eene Commissie te maaken, om dien conform de Wetten zelve, mitsgaders den Brief te ontwerpen, en vervolgens aan de Vergadering voor te draagen, neemende Gecommitteerden de Vryheid een Schets of Ontwerp van een en ander, by voorraad ontworpen, by dit rapport te voegen, om aan gedagte Commissie mede gedeelt te kunnen worden, ten einde daarop zodanige reflexie gemaakt zal kunnen worden, als bevonden zal worden te behooren’. | |
[pagina 12]
| |
Ga naar margenoot+[Verbeteringen in de Wetten volgens welke de Maatschappy naar eenen Prijs laat schryven.]XXVII.‘De Stembriefjes zullen geopend, en het getal der Stemmen onderzocht, worden, op den dag der Jaarlijksche Vergaderinge, welke dan daartoe zal benoemen twee van haare Leden, doch geenen der Gecommitteerden, neffens den Secretaris, die Haar, naar bevinding van de vereischte meerderheid, zullen berichten, aan welke Verhandeling de Prijs toekomt, en welke andere teffens der uitgaave waardig gekeurd zijn. | |
XXVIII.‘De Prijs zal aan niemand gegeeven worden dan aan wien dezelve door ten minsten Vier der Zeven Stemmen toegeweezen zal zijn. | |
XXIX.‘De Verhandeling, aan welke de Prijs zal zijn toegeweezen, zal in de Werken der Maatschappy gedrukt worden; doch geene der andere, dan die daartoe Vijf der Zeven Stemmen zullen hebben: onder welke men nogthans ook die zal tellen, welke haar den Prijs waardig gekeurd mogten hebben: waar van drie dan van gelyke beslissende kragt zullen zijn als vijf der andere. | |
XXX.‘De Vergadering zal den Prijs toewyzen aan de Verhandelinge, aan welke dezelve, volgens het bericht der Gecommitteerden, toekomt: en teffens besluiten, om, daar by, ook de andere te doen drukken, die, insgelijks volgens derzelven bericht, der uitgaave waardig gekeurd zijn: tenzy geene van alle den Prijs mogt behaalen: in welk geval zy de vryheid zal hebben, van ook de andere niet uit te geeven. | |
XXXI.‘Wanneer geene der Verhandelingen den Prijs zal behaald hebben, zal de Secretaris, met zyne twee Medegecommitteerden, | |
[pagina 13]
| |
Ga naar margenoot+ den geheelen inhoud der Stembriefjes, doch zonder de Naamen der onderteekenaars, aan de Vergaderinge openbaaren, om Haar, door het getal der Stemmen voor elke Verhandeling, en de aanmerkingen, die 'er bygevoegd mogten zijn, te doen zien, van welke waardy de zeven Gecommitteerden dezelve geöordeeld hebben: waarop zy dan nader zal besluiten, wat men met dezelve doen zal. | |
XXXII.‘De Prijs zal den Schryver der Verhandelinge, aan welken dezelve toegeweezen is, door den Briefschryver gezonden, doch, indien hy te Leyden woont, door den Secretaris ter hand gesteld, worden. | |
XXXIII.‘De Maatschappy zal, voor den Prijs, quitantië vorderen van den Schryver, die denzelven ontvangt; of, van zyne erfgenaamen, indien hy ondertusschen overleeden mogt zijn. | |
V.‘Voor de Dichtkunst en Welsprekendheid zal, even als voor de Taal- en Oudheid- en Historiekunde, een bepaald Onderwerp voorgesteld, doch de trant der Vaarzen, voor de Dichtkunst, niet bepaald, worden. | |
X.‘De Secretaris zal zorg draagen, dat het verkozen Onderwerp ten eersten in de Nieuwspapieren gemeld, en dus alom bekend gemaakt, worde. | |
XI.‘Het zal den Leden der Maatschappye, zoowel als anderen, vrystaan naar den Prijs te dingen, mids dat zy ter beöordeelinge der Verhandelingen niet Gecommitteerd zijn. | |
XIV.‘Dezelve moeten, voor den eersten van Wijnmaand des twee- | |
[pagina 14]
| |
Ga naar margenoot+den Jaars, nadat de Prijs uitgeloofd zal zijn, gezonden worden aan den Secretaris of den Briefschryver der Maatschappye, die by de voorstelling van elk Onderwerp die ampten bekleeden, en wier naamen teffens aan het Algemeen bekend gemaakt zullen worden. | |
XV.‘Elke Verhandeling moet gezonden worden, in een' verzegelden omslag, tot opschrift hebbende de Zinspreuk, met welke de Verhandeling zelve geteekend is. | |
XVI.‘By elke Verhandeling moet een gezegeld Briefje gevoegd worden, in hetwelk de naam, waardigheid, en woonplaats, van den Schryver gemeld staan; tot opschrift hebbende dezelfde Zinspreuk, als de Verhandeling, waar by het behoort. | |
XXI.‘De Secretaris zal den Gecommitteerden, door eene Lijst hunner naamen, aanwyzen, in welke orde de Verhandelingen by hen zullen rond gaan; en hun teffens herinneren, wat zy, volgens de Wetten, omtrent dezelve, hebben in agt te neemen. | |
XXII.‘De Maatschappy zal de Verhandelingen, ongeöpend, bezorgen aan den geenen, die op de Naamlijst der Gecommitteerden boven aan staat, door den Briefschryver; doch, zo hy te Leyden woont, door den Secretaris. | |
XXIV.‘Indien hy eene der andere Verhandelingen ook der uitgaave waardig mogt oordeelen, zal hy die, in zijn Stembriefje, teffens aanwyzen. | |
XXV.‘Ieder Gecommitteerde zal zijn Stembriefje, en de laatste ook de beöordeelde Verhandelingen, bezorgen aan den Secretaris of den Briefschryver, - | |
[pagina 15]
| |
Ga naar margenoot+XXVI.‘De tijd, binnen welken de Gecommitteerden hunne Stembriefjes moeten inleveren, zal hun, met meldinge hunner Naamen, in de Brieven van Beschryvinge der Jaarlijksche Vergaderinge, op nieuws herinnerd worden’. | |
Ontwerp van eenen Brief aan Gecommitteerden tot het beöordeelen der Prijsverhandelingen.MYNE HEEREN!
‘UWelEd. by besluit van de Vergadering gehouden den
Gecommitteerd zijnde ter beöordeeling van de Verhandelingen op of over de Vraag
Zo heb ik de eer UWelEd. de ingekomene Verhandelingen toetezenden. - UWelEd. hebben dierhalven de goedheid dezelve volgens de ingeslootene Naamlijst rond te doen gaan, en tevens by de beöordeeling van dezelve indagtig te zijn de hier bygaande Artikelen der Wetten, waaruit UWelEd. zien zullen dat derzelver Oordeel zich op de volgende zaaken byzonderlijk zal dienen te vestigen.
Voor eerst - of 'er eene Verhandeling is, den Prijs verdienende.
Ten tweede - of 'er boven dien eene Verhandeling is, die waardig is gedrukt te worden.
Indien 'er onverhooptelijk geene zijn mogt, welke in genoegzaame aanmerking komt, zo zullen UWelEd. wel van die goedheid willen zijn, om in de Stembriefjes kortelijk te melden, wat de Maatschappy hier in volgens UWelEd. gedagten verder zoude dienen te doen: als by voorbeeld, den Prijs nog eens voor te stellen; deezen of geenen Schryver eenige nadere voorstellen te doen; of diergelyke. -
Ter behoorlyker tijd de Stembriefjes verwagtende, heb ik de eer enz.’ | |
[pagina 16]
| |
Ga naar margenoot+De Vergadering nam genoegen in dit verslag, en besloot, wanneer de Wetten herdrukt werden, de opgegevene veranderingen daar in te maken. Der Maandelijksche Vergaderinge werd overgelaten, om in zoodanige bewoordingen als zy zal goedvinden, den voorgeslagen Brief aan de Heeren Gecommitteerden ter beöordeelinge der ingekomene Verhandelingen, te zenden. |
|