Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1783
(1783)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1766-1800]– Auteursrechtvrij
[pagina 7]
| |
Ga naar margenoot+I.De Sekretaris las het verslag van de Maandelijksche Vergadering, wegens het Woordenboek der Maatschappye: zijnde als volgt:
‘De Maandelijksche Vergadering bericht, dat zy, ten dienste van het Woordenboek der Maatschappye ontvangen heeft, van den Heer van Bolhuis eene Verzameling van Groningerlandsche woorden, in de gemeene Landtale van Groningen en deszelfs omliggende Landen gebruikt, en in het Woordenboek van Halma niet gevonden wordende; welke woorden, op verzoek der Maandelijksche Vergadering, door de Heeren de Malnoë, Scholten, van Lelyveld, Clignett en Steenwinkel zullen worden nagezien, en zoo ver het hun mogelijk is, in derzelver oorsprong en beteekenissen opgehelderd, om met die Byvoegsels op Octavo blaadtjes gebracht en by de Verzamelingen van Groningsche woorden, door de Heeren Schultens, en van Halsema ingeleverd, gevoegd te worden.
Wyders, dat de Mengelexcerpten van wylen den Heer Schultens, uit verscheide Schryvers, in het verslag wegens het Woordenboek van het Jaar 1781 genoemd, op het Alphabeth gebracht, en in drie Deelen gebonden zijn: terwijl men thands bezig is om de Excerpten van gemelden Heer uit Hoofts Henrik den Grooten, Rampzaligheden der verheffing van den Huize de Medicis, Brieven en Mengelwerken, mede op het Alphabeth te brengen; en dat door den Heer Blom, ten koste der Maatschappye, reeds een goed gedeelte van de Excerpten van den Heer Fortman, uit den Delftschen Bybel 1477 op Octavo blaadtjes gebracht zijn.
De beloofde Uittreksels van oude woorden uit de Werkjes van Doede van Amsweer nog niet van den Heer van Halsema ontvangen zijnde, stelt de Maandelijksche Vergadering voor, om dien Heer, by het zenden der gedrukte Handelingen dezer Vergadering, daar om te verzoeken, en by dezelfde gelegenheid ook aan die Heeren Leden, welke de goedheid gehad hebben, ingevolge de Handelingen der Jaarlijksche Vergadering van 1774. bl. 13 en 14. het lezen en excerpeeren van eenige daar genoemde Werken, ten dienste van het Woordenboek, op zich te nemen, hunne belofte te erinneren, en om derzelver vervulling aantehouden.
Voorts neemt de Maandelijksche Vergadering de vryheid aan | |
[pagina 8]
| |
Ga naar margenoot+ deze Vergadering voortestellen, dat by de behandeling van het vijftiende Punt van den Brief van Beschryving, Gekommitteerden tot het Woordenboek mogen worden benoemd; ten einde dit groote werk der Maatschappye, met des te gezamenlyker ernst worde voortgezet; en de noodige middelen aangewend, om, zoo dra mogelijk zijn zal, door eene Proeve te toonen, hoe verre het met het Woordenboek der Maatschappye, binnen eenige weinige Jaren, zal kunnen gebracht worden; hoedanig eene Proeve de Maandelijksche Vergadering zeer dienstig oordeelt, ter vermeerderinge van den iever der Taalkundige Leden onzer Maatschappye, tot het inleveren van den voorraad, welken zy reeds bezitten of verders genegen zouden wezen te verzamelen: Terwijl men tevens, door eene zoodanige Proeve, best zoude kunnen oordeelen, in hoe verre het Ontwerp der Maatschappye, tot het toereeden van het Woordenboek, zoude behooren gevolgd, in hoe verre veranderd te worden.
Men besloot, by de behandeling van het XVde Punt, Gekommitteerden tot het Woordenboek te benoemen, en den Briefschryver werd verzocht, by het zenden der gedrukte Handelingen dezer Vergadering, aan de Heeren Leden, in het verslag bedoeld, hunne gedane beloften te erinneren, en uit naam der Maatschappye om derzelver vervulling aantehouden. |
|