De gouden Penning is by het lot te beurt gevallen aan den Schryver der Verhandelinge, onder de Zinspreuk: Ut studio majore petant Helicona virentem. By het openen van het verzegeld Briefje, tot die Verhandeling behoorende, is der Vergadering gebleken daar van Schryver te zijn de Heer Willem Bilderdyk te Amsterdam, Medelid van het Taal- en Dichtlievend Genootschap, Kunst word door Arbeid verkregen, te Leyden. Den Schryver der andere Verhandeling wordt de keuze gelaten, om onbekend te blyven, of der Maatschappye vryheid te verleenen om zijn verzegeld Briefje te openen, en zynen Naam aan het algemeen bekend te maken, en aan 't hoofd zyner Verhandeling te doen drukken; in welk laatste geval hem verzocht wordt zulks, voor den 15den van Herfstmaand dezes Jaars, aan den Sekretaris of Briefschryver te melden; zullende anders zijn verzegeld Briefje ongeopend verbrand worden, gelijk reeds met de andere geschied is.
Ten aanzien der Vrage, door de Jaarlijksche Vergadering van het Jaar 1776, ten tweeden male opgegeven:
‘In hoe verre kan men, uit de overblijfsels van het Moesogottisch en Angelsaxisch, tot opheldering der Oudheid van het Nederduitsch, aantoonen, dat de grond onzer Tale in de bovengemelde te vinden is?’
is geoordeeld, dat de Latijnsche Verhandeling, met de Zinspreuk
Terque novas circum felix eat hostia fruges.
Virg.
schoon aan het oogmerk der Maatschappye niet beantwoordende, echter, om derzelver verdiensten, in het Nederduitsch vertaald, in de Werken der Maatschappye zal worden uitgegeven, met den naam van den Schryver, indien hy zal goedvinden dien aan de Maatschappy bekend te maken voor het einde dezes Jaars: en zoo hy mocht verlangen, dat zyne Latijnsche Verhandeling daar nevens gedrukt wierde, behoort hy zulks, ten zelfden tyde, aan den Sekretaris of Briefschryver te kennen te geven.
Tot een onderwerp om naar eenen Prijs te laten schryven, wordt door de Maatschappy opgegeven
‘Een Lofrede op de Unie van Utrecht:’
inteleveren voor den eersten van Wijnmaand des Jaars 1782.
De Vraag, welke de Maatschappy in het vorige Jaar heeft opgegeven, om beantwoord te worden voor den eersten van Wijnmaand 1781, is deze:
‘Welk nader licht kan der Geschiedenis van ons Vaderland, betreffende de Invallen en Etablissementen der Noormannen in deze Landen, worden bygezet, voornamelijk uit die Oude Stukken, welke onlangs door de Deenen en Franschen zijn uitgegeven?’
Voor den eersten van Wijnmaand dezes Jaars 1780. verwacht de Maatschappy de Verhandelingen ter beantwoordinge der Vragen, door de Jaarlijksche Vergadering van het Jaar 1778. opgegeven:
‘By welke Rechtbanken werd, sedert de oudste tyden en voor al sedert het bewind der Frankische Koningen, tot de vijftiende Eeuw, in deze Landen, recht gesproken in het Crimineele? Wat maakte iemand bevoegd, om als Rechter in die Rechtbanken te zitten? Door wien werden de Rechters aangesteld; en op welke wyze werd de Crimineele Rechtspleging geöefend?’