Internationale Revue i 10 1927-1929
(1978)– [tijdschrift] Internationale Revue i 10– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 168]
| |
rasmussens thulefahrt. zwei jahre im schlitten durch unerforschtes eskimoland. von knud rasmussen. bearbeitet und übersetzt von friedrich sieburg.
| |
L. FAWCETT, Die Welt des Films, Amalthea Verlag, Leipzig 1928.Dit boek is een vrije bewerking naar het engelsche ‘Films, Facts and Forecasts’ van L'Estrange Fawcett. Vrij bewerkt: d.w.z. aangevuld en verbeterd. Wat de heer Fawcett zònder aanvulling en verbetering dan wel moet zijn, vraagt men zich na de lezing van deze genoeglijke amusementslectuur eenigszins verwonderd af; en waaròm hij aangevuld en verbeterd in Duitschland het licht moest zien, is een nog grooter probleem. Men kan eigenlijk de plebejische mentaliteit van den auteur niet beter kenschetsen dan door het volgende citaat: ‘Der Filmfabrikant muss vor allem Geschäftsmann sein, sonst kann er nicht produzieren; er muss sich also nach dem richten, was ihm das Publikum als Geschmacksrichtung diktiert. Hat das Publikum kein höheres künstlerisches Geschmacksniveau erreicht, so hat er ihm keine verfeinerte Kost vorzusetzen. (Men lette op de terminologie uit den bakkerswinkel!). Jugenderziehung jedoch, sowie eine Hebung des moralischen und intellektuellen Niveaus fallen ausserhalbder Pflichten eines Kinobesitzers. Er will verdienen, um leben zu können und das Kino kann sich nur deshalb erhalten, weil es einem Bedürfnis dient...Insolange die ganze Volkserziehung und die sozialen Prinzipien nicht von Grund auf geändert erscheinen, wird der leichte Spielfilm den Massen mehr Zerstreuung bieten als die Neunte Symphonie von Beethoven oder ein Drama von Sophokles. Wird die Volkserziehung die Massen auf ein höheres Niveau gebracht haben. dann wird das Publikum viellcicht hochwertigere Filme verlangen und man wird sie ihm mit Vergnügen vorsetzen.’ De heer Fawcett is goed op de hoogte, naar men ziet, van de geesteshouding der bioscoopdirecteuren. Maar de bijna ploertige, cynische naieveteit, waarmee hij deze situatie accepteert, voorcijfert, dat het toch godsonmogelijk anders kàn, vriendelijk belooft in betere omstandigheden betere menu's voor te zullen zetten, is den ergsten scepticus toch nog te kras! Overigens verdient het boek geen moment belangstelling, tenzij men er van houdt, zeer nauwkeurig op de hoogte te zijn van juist de onbelangrijkste anecdotes uit de levens der onbelangrijkste filmsterren en -regisseurs. Het is een sterrenboek, en ook als zoodanig geïllustreerd met min of meer onthulde gestalten. Gevaarlijk kan het alleen zijn, omdat het zich voordoet als een document der filmkunst, als een ernstige studie; men kent die interrupties van ernst uit de filmmagazines! Er paradeert dus ook (nebenbei) een hoofdstuk over de film als kunst. De heer Fawcett wijdt hier één alinea aan de avant-garde, waarover hem zijdelings iets ter oore was gekomen; ‘die Erfolge dieser Vorkämpfer stehen noch abzuwarten.’ Overbodig te vermelden, dat hij op dit precaire gebied rondstrompelt als een blinde en met moeite eenige uitspraken van anderen heeft overgeschreven, waarschijnlijk zonder ze te begrijpen. Zulks voor de volledigheid, die, naar ik vermoed, nog uit de duitsche bewerking afkomstig is! Als cultuurdocument zal de heer Fawcett intusschen eens geheel tegen zijn bedoeling in waarde hebben. Hij geeft ons het zuivere type van den handigen, niet geheel onbeschaafden, commercieel en anecdotisch wel-ingelichten, oppervlakkigen, vulgairen lakei der amerikaansche firma's. Als handelsreiziger in celluloïd zal hij zeker succes hebben. Men leze zijn boek (maar men leze het liever niet!) als de prijscourant, waarin alleen de gangbare artikelen zijn genoteerd.
Menno ter Braak |
|