Indische Letteren. Jaargang 35
(2020)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |||||||||||
‘Wij zijn hier in Bandoeng een soort fabeldieren’
| |||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||
mensen schijnen daar goed gehumeurd en vrolijk te zijn, wat je van bijvoorbeeld Nederland bepaald niet kunt zeggen.Ga naar eindnoot6
Gerard Reve en Joop Schafthuizen, circa 1982.
Met zulke overdreven verwachtingen kon de werkelijkheid alleen maar tegenvallen, maar wel wist Schafthuizen Reve op deze manier over te halen om voor hen beiden een reis naar Indonesië te boeken. Ze zouden twee maanden wegblijven. Op donderdag 8 juni in de namiddag vertrokken ze met Singapore Airlines van Schiphol.Ga naar eindnoot7 De volgende dag kwamen ze in Singapore aan. Ze logeerden bij Guus van Bladel, een oude vriend van Reve, met wie hij in Weert nog een tijd in één huis had gewoond. Van Bladel was intussen verhuisd naar Singapore, naar een ‘enorme flat’ op tien hoog. Hier zouden ze drie dagen blijven.Ga naar eindnoot8 Nop Maas heeft er in zijn biografie over Reve al op gewezen dat de reis van Reve en Schafthuizen door Indonesië goed te volgen is door Reve's dwangmatige behoefte om zijn indrukken in lange brieven op te schrijven. Vanuit Singapore schreef hij al zijn eerste brieven aan vrienden en kennissen in Nederland.Ga naar eindnoot9 | |||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||
BogorOp maandag 12 juni vlogen ze van Singapore naar Jakarta. Ze gingen met een vroege vlucht, omdat ze Jakarta wilden overslaan om meteen door te reizen naar, zoals Reve het noemde, Buitenzorg. In zijn correspondentie gebruikt Reve herhaaldelijk de oude Nederlandse namen voor plaatsen in Indonesië. Zo wordt Indonesië Indië, heet Jakarta Batavia en Bogor Buitenzorg.Ga naar eindnoot10 In Bogor namen ze hun intrek in Hotel Salak, dat tegenover de Kebon Raya lag en uitzag op de Gunung Salak. Het was een hotel met een rijke geschiedenis, die terugging tot het midden van de negentiende eeuw. Toen heette het nog Hotel Bellevue. Hier hebben veel bekende negentiende-eeuwers (onder anderen Conrad Busken Huet) gelogeerd. In het begin van de twintigste eeuw werd het overgenomen door A. Dibbets, waarna het Hotel Bellevue-Dibbets of ook wel kortweg Hotel Dibbets heette. Hij liet in 1923 op dezelfde plaats een nieuw en veel groter hotel bouwen met veertig kamers.Ga naar eindnoot11 Tijdens de Japanse bezetting was hier het hoofdkwartier van de Kempeitai (militaire politie) gevestigd. Na de Indonesische onafhankelijkheid werd het weer een hotel, nu onder de naam Hotel Salak. Het was vanaf dat moment weer de toplocatie van Buitenzorg, maar tegelijkertijd een hotel in verval. De Nederlandse schrijver Hans Vervoort, die er in 1975 logeerde, vond het maar ‘een treurig geheel’: De double-rooms zijn niet duur (ƒ 20,- per nacht), maar je vraagt je af of het nou echt nodig is om de op zichzelf best aardige ruimten zo te laten verloederen: de kamers maken een vervallen indruk, de mandikamer is grauw, de bedden zijn niet luisvrij, aan de roomservice-bel zit een draadje dat na twintig centimeter eindigt.Ga naar eindnoot12 Zo troffen ook Reve en Schafthuizen het drie jaar later aan; het was een en al vergane glorie. ‘Niets schijnt er na 1934 nog te zijn vervangen’, schreef hij aan Rob Nieuwenhuys.Ga naar eindnoot13 Lang bleef het een hotel in verval, totdat het in 1998 werd gerenoveerd en er nieuwe vleugels werden aangebouwd. Sinds die tijd heet het Hotel Salak The Heritage, een viersterrenhotel met 120 kamers.Ga naar eindnoot14 In dit hotel beleefde Reve een ‘bizar’ avontuur, waarover hij een curieuze brief aan Rob Nieuwenhuys schreef. Reve moet zich ervan bewust geweest zijn dat wat hij en Schafthuizen deden, absoluut niet door de beugel kon, maar dat belette hem niet om er op een van ironie doordrenkte manier over te schrijven. Schafthuizen wordt hier aangeduid met de naam Matroos: | |||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||
In Buitenzorg wedervoer ons iets zeer eigenaardigs, dat ik je (met enige schroom) uit de doeken wil doen. We hadden in dat hotel een reusachtige zelfmoordkamer, met een soort aparte vóórkamer erbij, aan de gaanderij. In die zaal met deels nederstortend plafond stond niets, behalve twee bedden, een deels versplinterde kast van het Waterlooplein in Amsterdam, en een rond laag tafeltje en twee ‘fauteuils’ van de vuilnisbelt, één ervan zonder rechter leuning. Markeringen in de muurpleistering en twee lange dode buizen - de ene van gas of van waterafvoer, de andere van drinkwater, maar beide dood - wezen op een vroegere kookplaats. Misschien was de kamer vroeger de keuken en woning van de bruine gérant. Aan een verteerd snoer uit 1935 hing een zwartgebrand peertje van 15 of 20 Watt. (Gek, dat nooit enig hotel rekening houdt met de behoefte aan licht, om iets te zien en in je bagage te kunnen vinden; en nooit, nooit is er een tafeltje met een stoel, geschikt om te kunnen zitten schrijven. Een schrijver schijnt overal iets zeer, zeer zeldzaams te zijn.) Achteraf schaamde Reve zich wel voor wat er gebeurd was - ‘slecht is het allemaal wel’ - maar hij troostte zich met de gedachte: ‘We hebben haar niet mishandeld.’Ga naar eindnoot15 | |||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||
BandungNa deze bewogen nacht in Bogor vertrokken ze de volgende morgen naar Bandung, waar ze logeerden in Hotel Trio aan de Jl. Gardu Jati No. 55-61. Ook dit was een vooroorlogs hotel. Onder de naam op de gevel van de entree staat het jaartal 1930. Het was in de koloniale tijd een ‘Chineesch hotel’ geweest. Zulke door Chinezen gedreven hotels waren een stuk goedkoper dan de ‘Europese’ hotels en werden vooral bezocht door Indonesiërs, Chinezen en Indo-Europeanen. Reve vond het veel beter dan het eerste adres: ‘Het is een motel in een lange steeg, waarin ieder zijn eigen optrekje heeft aan een eigen waranda.’Ga naar eindnoot16 Later is het flink uitgebreid met twee torenflats ernaast en erachter. Het gebouw staat er nog steeds, maar is sinds kort gesloten, iets wat gezien de slechte beoordelingen die het hotel de afgelopen jaren kreeg, ook wel te verwachten was.Ga naar eindnoot17 Ook in Bandung bleven ze maar één dag, maar lang genoeg voor opnieuw een opmerkelijke ervaring: Wij tweeën zijn hier in Bandoeng een soort fabeldieren. Gisteren ging ik in de apotheek proberen wat zure zeep te kopen, omdat het babi vlees mij puistjes bezorgt. Van lieverlede doken van achter de kanselarij, uit de retortenlaboratoria, het ene na het andere personeelslid op. Op het laatst ook de geleerde: een Chinees meisje van 1.48 m hoog, dat heel aardig Engels sprak. Toen steeg de opwinding ten top. Alle andere klanten werden vergeten, en het vermoedelijk volledige personeelsbestand, 6 meisjes, met een soort reusachtige (1.75 m) bijenkoningin aan het hoofd, had zich nu verzameld. Eén meisje van haar uitte haar vreugde en opwinding door zich tegen het achterste van een ander meisje op te duwen, en min of meer a tergo [van achteren] met haar te paren, bij deze ondubbelzinnige bewegingen de tietjes van haar speelkameraadje terdege knedend. In Nederland zoude de apotheek daarna wel kunnen sluiten. Het komt mij voor, dat in dit gedeelte van de wereld de lichamelijkheid niet schuldbeladen is. Tegelijkertijd zijn het, geloof ik, erg kuise mensen wat de erotiek als geheel, het gevoel dus, betreft. Maar intussen was een mateloze hilariteit ontstaan. Op alles wat ik zeide, steeg een onblusbaar gelach op. Toen de aankoop gelukt was, en wij vertrokken, barstte achter ons een ekstaties gejoel los.Ga naar eindnoot18 | |||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||
Trio Hotel Bandung.
| |||||||||||
SurabayaDe volgende ochtend gingen ze met de trein naar Surabaya, waar ze van plan waren twee dagen te blijven. ‘Joop kent die stad een beetje’, schreef Reve. Maar Schafthuizen was het meeste vergeten. De Bamboe Denn waar ze wilden overnachten, kon hij niet terugvinden. Wel wist hij nog dat er een Engels taleninstituut aan verbonden was, waar mensen die Engels spraken in ruil voor lesgeven gratis mochten logeren. Ze kozen daarom voor een ander onderdak, vlak bij het station. Toevallig kwamen ze 's avonds een jongen tegen die vlak bij de Bamboe Denn woonde, waar hij twee keer per week Engelse les volgde. Ze besloten er later nog een keer naar toe te gaan.Ga naar eindnoot19 De Bamboe Denn bestaat niet meer, maar in februari 1979 - een half jaar na Reve - | |||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||
heb ik er zelf samen met mijn vriendin gelogeerd. Het hotel werd aanbevolen door het Indonesia Handbook van Bill Dalton, toen de bijbel voor reizigers in Indonesië: Best for the money is Bamboo Denn, also called the Transito Inn, JI. Pemuda 19; Rp375 for dorm beds, Rp1000 for a double room. Many advantages to staying here: it's open all night, it's central (750 m from Gubeng Station), and you get all kinds of information from other travelers (about 5 different versions of the Bromo trip every day!).Ga naar eindnoot20
Indonesia Handbook van Bill Dalton.
Wij namen een ‘double room’ voor duizend rupia per nacht, toen ongeveer ƒ 3.30, omgerekend nu anderhalve euro. De kamer was klein maar schoon en voorzien van | |||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||
een fan. In een van de mandibakken zwom een vis en overal lagen Story's en Libelle's. Er werd gezegd dat de eigenaar Nederlands sprak, maar die hebben we niet gezien. Wel klopt het dat er een taleninstituut aan verbonden was, waar Engels onderwezen werd. Wij moesten door de klassen lopen om bij onze kamer te komen. Aan Engelssprekende gasten werd gevraagd om een conversatieles te geven, wat de meesten ook deden. Ik heb niet gehoord dat zij daarvoor iets kregen, ook geen gratis onderdak, zoals Schafthuizen zich herinnerde. Overigens is Reve er uiteindelijk nooit geweest. Van Surabaya reisde hij de volgende dag door naar Bali. Eerst was hij nog van plan om er op de terugweg langs te gaan, maar bij nader inzien was Surabaya hem te lawaaiig. Hij was intussen allergisch voor de onophoudelijke herrie om hem heen. | |||||||||||
BaliReve en Schafthuizen deden er twaalf uur over met de trein en de bus om van Surabaya naar Denpasar te reizen, waar ze in de late avond van vrijdag 16 juni aankwamen. Ze namen hun intrek in de Two Brothers Inn, een losmen gelegen op een rustige plaats. Tegenwoordig is er geen spoor meer van te bekennen, maar in 1978 was het een populaire bestemming. Bill Dalton schrijft in zijn Indonesia Handbook: Two Brothers Inn, JI. Banjar Tegal, lies 100 m down a lane running off the main road to Kuta Beach, JI. Iman Banjo); Rp400 single (one bed), Rp500 single (two beds), or Rp600 double. Quiet, clean, safe, has electricity, sitting toilets, showers, fragrant flowers. You can easily walk or take a bemo into town, Rp25. Just stroll down the lane in your swim gear with your towel over your shoulder and thumb a bemo to Kuta Beach for a swim, Rp50. Breakfast komplet: fruit salad, boiled eggs, banana pancakes, toast, coffee, etc.- Rp300. [...] Two Brothers will always tell you of an event going on in Denpasar - funeral, cockfight, dance, ceremony, or the like.Ga naar eindnoot21 Kortom, voor iemand als Reve die van rust en goedkoop hield, was dit uitermate geschikt. Hij was er dan ook enthousiast over: Two Brothers Inn is een mooi hotelletje, verborgen in het begin van een kampong. Het voert geen bord, ook niet aan de straat, misschien om de hotelbelasting te ontduiken. Maar de buschauffeurs en de meeste bemo rijders kennen het. Dood- | |||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||
se stilte. Het grenst aan een tempel, die eigendom is van de hotelier. Zeer propere, bijna Europese kamers, behoorlijk licht - waarbij ik kan schrijven - en flink ruimte vóór je appartementje, om in de schaduw buiten te zitten, overdag, en des avonds onder een elektrieke lamp.Ga naar eindnoot22
Bali, Denpasar, circa 1978.
‘We blijven hier nog wel een paar weken, op zijn minst’, voegde hij eraan toe. Maar Reve's liefde voor Indonesië zou snel bekoelen. Was hij eerst nog ingenomen met het ontspannen en langzame leven van de Balinezen, na twee dagen begon het hem te irriteren: Mensen die gejaagd leven boezemen mij weerzin in, maar die inertie, die volstrekte dadenloosheid, met overal halfnaakte vrouwen met drie kinderen aan haar lijven gekleefd, de mannen alleen maar vechthanen strelend en vertroetelend - ik kan mij met de beste wil van de wereld in zulk een bestaan niet inleven.Ga naar eindnoot23 Zijn ergernis over het leven op Bali zou nog sterker worden, toen ze een paar dagen later verhuisden naar het strand van Legian. | |||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||
Daar was het gedaan met de rust. Ze troffen rumoerige buren, die bijna de hele dag de Rolling Stones op hun bandrecorder afspeelden. Reve voelde zich te oud - hij was 54 jaar - voor de hem omringende jeugdige toeristen. Hij hoorde tot een andere generatie en ontwikkelde een allesoverheersende haat jegens de vakantievierende Australiërs: Het verschil tussen de generaties is heel groot. Ik begrijp niets van die gemiddeld 25-jarige Australiërs die, bijna naakt, de gehele dag over wegen en kampongpaden knetteren op voor fl 12,50 per dag gehuurde motorfietsen, en die in halfduistere eettenten en bars de verdoving van elektrieke muziek indrinken. Kunnen zulke mensen nog denken, en zo ja, over wat, vraag je je af.Ga naar eindnoot24 Ze logeerden in de Mama Beach Inn, een hotel dat nu niet meer bestaat.Ga naar eindnoot25 Sinds 1985 zit op die plek een Duits restaurant, Mama's German Restaurant, waar toeristen genieten van ‘Bratwurst mit Fassbier’.
Bali, Legian, circa 1978.
Voor Reve was het leven op Bali een ramp. Hij had gehoopt ergens een eenvoudig optrekje te vinden, waar hij zou kunnen schrijven, maar daar kwam in de hel van Bali niets van terecht.Ga naar eindnoot26 Zijn afkeer van de lawaaiige Australische toeristen - ‘het domste | |||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||
vee dat je je kan indenken, echt de onbehouwenheid en leegte ten top’Ga naar eindnoot27 - groeide met de dag. Een week hield hij het nog vol, toen vlogen ze naar Yogyakarta. | |||||||||||
YogyakartaOp 29 juni - ze waren nu iets meer dan twee weken in Indonesië - huurden ze voor duizend rupia een kamer in Hotel Asia Afrika aan de Jl. Pasar Kembang 21, een zijstraat van de Jl. Malioboro.Ga naar eindnoot28 Het is nog niet zo lang geleden afgebroken om plaats te maken voor een nieuw, modern gebouw: Hotel Neo Malioboro, onderdeel van een keten met vestigingen op verschillende plaatsen in Indonesië. In 1978 was het een klein, eenvoudig hotel en op het eerste gezicht viel het in alle opzichten mee, al was het maar omdat ze hier van ‘dat Australische vee’ verlost waren.Ga naar eindnoot29 Maar ook nu werd Reve gekweld door de eeuwigdurende herrie:
Het strand van Parangtritis.
Het enige probleem - voor mij - in ons Indië is, behalve de betoverend mooie jongens, het lawaai. De verbrandingsmotor en de electronica zullen een einde | |||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||
maken aan alle beschaving, vrees ik. Als hier iemand in een woonwijk een transistor radio heeft, houdt hij die niet gierig binnenshuis, maar zet haar met windkracht 12 op een tafeltje voor de deur. Het is ook heel gewoon om hier des morgens om 4.30 midden tussen de 20 hotelkamers, op de binnenplaats, een motorfiets vóór vertrek terdege op het vermogen van het gaspedaal te proberen en een dochtertje een minuut of 5 met de clakson te laten spelen.Ga naar eindnoot30 Achteraf de beste herinnering van Reve aan Indonesië was een bezoek aan Parangtritis, de badplaats ten zuiden van Yogyakarta: ‘Daar een paar maanden te gaan zitten, om het grote wereldboek of wereldgedicht te schrijven - dat is mijn droom.’Ga naar eindnoot31 Maar die droom werd geen werkelijkheid. Na zeventien dagen gingen Reve en Schafthuizen met het vliegtuig terug naar Nederland. | |||||||||||
SlotZe vertrokken op 16 of 17 juli. De geplande twee maanden hield Reve niet vol. lets meer dan een maand, toen moest hij weg. Nop Maas wijst er in zijn biografie al op dat Indonesië Reve erg was tegengevallen. Hij voelde zich eenzaam, hij kon niet met de mensen praten - ‘als ik hierheen ooit terug ga, leer ik eerst de taal’Ga naar eindnoot32 - en hij had last van angsten en depressies.Ga naar eindnoot33 Het was zijn land niet: ‘Ik begrijp van dat leven werkelijk niets’, schreef hij aan Rob Nieuwenhuys.Ga naar eindnoot34 Dat begreep Schafthuizen dan weer niet. Nop Maas citeert een zin uit een brief waarin die zijn onbegrip en irritatie niet langer kan verbergen: ‘Indonesia is een geweldig mooi land en het is verdomt jammer dat Gerard keer op keer in volstrekt overbodige depressies vervalt en waarvan de reden mij een raadsel is.’Ga naar eindnoot35 Van de plannen om een huis in Indonesië te kopen en daar te gaan wonen - waar vooral Schafthuizen op gehoopt had - kwam uiteraard niets terecht. Eenmaal terug reisden Reve en Schafthuizen door naar hun huis in Frankrijk, waar ze bijna twintig jaar zouden blijven wonen. In Indonesië is Reve nooit meer geweest. | |||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||
| |||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||
Olf Praamstra (1950) is emeritus hoogleraar ‘Nederlandse literatuur in contact met andere culturen’ aan de Universiteit Leiden. Hij publiceert op het gebied van de negentiende-eeuwse, de Nederlands-Indische en de Zuid-Afrikaanse Nederlandse letterkunde. In 2007 verscheen Busken Huet, een biografie (2007). Met Eep Francken stelde hij een bloemlezing samen uit de Zuid-Afrikaanse Nederlandse literatuur, Heerengracht, Zuid-Afrika (2008). Op dit moment werkt hij met Eep Francken aan een geschiedenis van die literatuur. Recente publicaties zijn: ‘Beb Vuyk en het verlangen naar een Indonesische identiteit’, in: Spiegel der Letteren, 58 (2016), p. 43-81 en ‘De Indische jaren van Gerard Reve’, in: Indische Letteren 33 (2018), p. 53-68. |
|