Indische Letteren. Jaargang 33
(2018)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 467]
| |||||||||
De schrijver als bekende Nederlander
| |||||||||
[pagina 468]
| |||||||||
Adriaan van Dis. Foto: Armando Ello voor Moesson.
| |||||||||
Persoonlijke mytheVoor wie een leven in de openbaarheid leeft - voor veel succesvolle schrijvers van vandaag geldt dat en voor Adriaan van Dis zeker - zijn privégegevens bijna automatisch openbaar. De publieke schrijver heeft niet de keuze om het privéleven buiten de schijnwerpers te houden, behalve dan door zelf uit de schijnwerpers weg te blijven (met alle commerciële gevolgen van dien). Wie die keuze niet maakt, zal het offer moeten brengen dat het leven altijd onderwerp van gesprek én debat in de publieke ruimte zal worden - en hij zal moeten nadenken over wat hij wanneer en hoe publiek maakt. Maar dat is vanuit het negatieve geredeneerd; de andere kant is dat een schrijver | |||||||||
[pagina 469]
| |||||||||
met een interessant privéleven ons ook iets extra's te bieden heeft. Om succesvol te worden in de media heb je een ‘persoonlijke mythe’ nodig. Door de verhalen over je leven en je schrijverschap zo vaak in interviews en media-optredens terug te laten komen dat zij als vanzelf een vast patroon beginnen aan te nemen, krijgt je media-presentatie het gefixeerde karakter van een mythe. Van Dis' vriend Harry Mulisch was een meester in dat spel: hij speelde de Mulisch die hij voor het grote publiek wilde zijn en hij wist dat je als populaire schrijver zichtbaar moet zijn met wat hij zelf ‘een persoonlijke legende’ noemde. Iets vergelijkbaars tekent zich af in de mediapresentatie én in het oeuvre van Adriaan van Dis. Ook hij is zich ervan bewust in de media een rol te moeten spelen: ‘In het publieke speel ik een rol, dat zal ik niet ontkennen. En dat ik een jasje draag, is ook een vorm van ijdelheid: ik wil gewoon m'n dikke tieten niet laten zien. Ik kan wel zeggen dat ik mijn masker af zal doen om een heel andere man te laten zien, maar dat doe ik niet.’Ga naar eindnoot2 In een ander interview verwoordt hij het iets poëtischer: ‘Als ik schrijf, ben ik een open wond en leef ik als een monnik. Is het boek klaar, dan trek ik mijn harnas weer aan om me buiten te begeven. Interviews geven hoort daar bij, maar ik houd er niet van. Als ik morgen de lotto zou winnen, dan deed ik het nooit meer. Ik laat niet graag iets los over mijn persoonlijke leven.’Ga naar eindnoot3 Er is een duidelijk verschil tussen de manier waarop Harry Mulisch zijn media-masker in elkaar zette en de manier waarop Van Dis dat doet. Bij Mulisch was het masker overduidelijk opgetrokken om het over bepaalde biografische zaken niet te hebben: hoe vaker hij zichzelf de Tweede Wereldoorlog noemde, hoe minder nieuws hij hoefde te vertellen over zijn ouders, over zijn vrouwen, zijn dochters. Van Dis daarentegen is in interviews op het oog schaamteloos openhartig: hij vertelt over hoe zijn vader hem mishandelde, over zijn depressies, over de afstandelijkheid die hij voelde naar zijn moeder. Hij betoont zich daarmee verwant aan schrijvers als Joost Zwagerman, Connie Palmen en A.F.Th. van der Heijden, die de afgelopen jaren ook steeds openhartiger vertelden over de relatie tussen de traumatische gebeurtenissen die zij hebben meegemaakt en de manier waarop die gebeurtenissen het literaire werk beïnvloeden. | |||||||||
De Van Dis MytheVan Dis heeft zijn eigen legende, zijn eigen mythe: hij is de zoon van een Brabantse boerendochter en een Indische getraumatiseerde oud-militair. Hij groeide op als | |||||||||
[pagina 470]
| |||||||||
witte jongen te midden van drie ‘bruine’ zusjes. De Van Dis-mythe is door hemzelf benoemd als het verhaal van een totok: iemand die laveert tussen twee culturen en zich voortdurend buitengesloten voelt. In een interview met Peter van Zonneveld, dat gepubliceerd is in Indische letteren, vertelt Van Dis hoe hij als jongen verscheurd werd tussen het ‘gedroomde’ Indonesië aan de ene kant en het Nederland waarin hij opgroeide aan de andere kant: Alles wat je als kind meemaakte stond in de schaduw van wat zij hadden meegemaakt, zonder dat het gezegd werd. Een geschaafde knie telde niet, want zij hadden op een andere manier iets ergers geschaafd. Noem je dat pijn, noem je dat bloed? Ha! Moet je ... en die vergelijking werd dan nooit afgemaakt. Dat was ook de strijd tussen de kinderen en de ouders, die veel meer hadden meegemaakt, en tussen de kinderen onderling, want die hadden ook iets meegemaakt. Dat gevoel van buitengesloten zijn, daar gaat Indische duinen over, de totok.Ga naar eindnoot4 Dat gevoel werd versterkt door de moeizame verhouding die de jongen met zijn vader had. Toen die uiteindelijk overleed, bracht dat tegelijk verlichting en nieuwe verwarring: Kijk, met de dood van mijn vader in 1956 verdween Indië in een hutkoffer. Daarna werd alleen op zondag nog gado-gado gegeten, en verder werd dat land aan tafel afgeschaft. Terwijl toen mijn vader nog leefde, Indië boven tafel dampte; hij kookte vrijwel elke dag en was ook daarin zeer aanwezig. Dat was dus van de ene dag op de andere dag afgelopen.Ga naar eindnoot5 Deze persoonlijke mythe maakt ook dat het schrijven voor Van Dis van levensbelang is, want een vorm van therapie: ‘Ik wilde begrijpen waarom mijn moeder wegkeek, waarom zij de geweldsuitbarstingen van mijn vader negeerde. [...] Zelf heb ik nooit kinderen gewild omdat ik bang was de drift door te geven. Dat was een emotionele beslissing die ik later heb gerationaliseerd.’Ga naar eindnoot6 Op 4 maart 2012 werd de eerste aflevering uitgezonden van de achtdelige televisieserie Van Dis in Indonesië. Deze werd gemaakt in de nasleep van de zeer succesvolle serie Van Dis in Afrika. De voice-over in de serie positioneert de reis die Van Dis in deze nieuwe documentaire gaat maken, als een reis naar zijn eigen verleden: Indonesië is het land waar ik het meest nooit geweest ben. Ik ken het als Indië, | |||||||||
[pagina 471]
| |||||||||
het land van mijn ouders en bruine halfzusjes. Hun verhalen kleurden mijn jeugd. En nu ga ik zelf op reis. Om te ontdekken hoe het Nederlandse verleden nog doorklinkt in het Indonesische heden.Ga naar eindnoot7 Als we vervolgens de documentaire bekijken, dan zien we inderdaad dat hij daarin het hedendaagse Indonesië steeds bekijkt vanuit het persoonlijke én het Nederlandse verleden. In de eerste aflevering bijvoorbeeld maakt Van Dis een boottocht richting Soerabaja. In deze aflevering volgt hij vooral het spoor van zijn moeder, die op 22-jarige leeftijd naar Indië vertrok omdat ze was getrouwd met een Indische jongen: En nu denk ik dat de beste manier om kennis te maken met het land dat haar zo gevormd heeft en waar ze drie prachtige bruine dochters kreeg, is om ook met een schip te varen en dan zo het land opsnuiven, bijna aanraken, kennismaken met dat Indonesië van nu, met al die volkeren, al die talen, al die kleuren, al die verschillende gezichten die zij moet hebben gezien en die ik hier ga zien, in een soort micro-Indonesië.Ga naar eindnoot8 In de tweede aflevering draait alles om zijn vader. Dat was de tweede echtgenoot van zijn moeder. Haar eerste man werd vermoord door de Japanners toen zij 32 jaar oud was en in een interneringskamp zat. Kort daarna ontmoette ze de man die de vader van Adriaan van Dis zou worden: een sergeant van het KNIL. Ook hij had in een kamp gezeten, zo vertelt Van Dis aan het begin van de aflevering. Na de bevrijding moest hij direct weer in dienst. ‘Mijn vader moest zo snel mogelijk weer onder de wapenen. Indonesië had zich onafhankelijk verklaard, er was opstand uitgebroken in Soerabaja. Het KNIL had zijn mannen nodig om gezag te herstellen.’Ga naar eindnoot9 Van Dis' zoektocht naar het verhaal over de onafhankelijkheidsoorlog brengt hem in gesprek met een uitgezonden Nederlandse KNIL-veteraan, brengt hem bij de ‘heldendag’ in Soerabaja, waar de veteranen aan de kant van Indonesië terugkijken, en brengt hem in gesprek met de Indo Eddy Samsom, die hem aan zijn vader doet denken. Na de capitulatie had zijn vader even gedacht weer terug het leger in te gaan, maar hij nam toch ontslag. Dat heeft hem later behoorlijk opgebroken: ‘Het feit dat hij niet gevochten heeft, brak hem nog meer op.’ In 1946 nam mijn vader de boot naar Nederland en zette wel voet aan wal, met een Nederlandse vrouw die mijn moeder zou worden. Hij stierf op 41-jarige | |||||||||
[pagina 472]
| |||||||||
leeftijd, werkeloos, maatschappelijk gekneusd zoals Eddy, en eenmaal in Holland altijd verlangend naar Soerabaja.Ga naar eindnoot10
Van Dis in Indonesië (2012).
Vader en moeder - en in mindere mate de ‘drie bruine dochters’ - kleuren het verhaal dat Van Dis in deze documentaire over Indonesië wil vertellen. Maar voor wie schrijver Van Dis sinds zijn debuut in 1984 een beetje gevolgd heeft, wordt in deze documentaire niets nieuws verteld. Van Dis heeft de basisingrediënten van zijn levensverhaal in diverse romans en novellen (Nathan Sid, Indische duinen, Familieziek, Ik kom terug) en in vele interviews al eens aan ons verteld. Het effect daarvan is dat wij als lezers het gevoel hebben dat we deze schrijver - die ook een bekende Nederlander is - behoorlijk goed kennen. | |||||||||
Autobiografisch schrijvenDe novelle Nathan Sid, waarmee Van Dis in 1983 debuteerde, begint met de bekend geworden formulering: ‘Nathan was er nooit geweest, maar wel gemaakt.’Ga naar eindnoot11 De novelle demonstreert vervolgens voortdurend hoe Indië overal in huis is en hoe complex de verhouding is van Nathan met Pa Sid en Ma Sid. In de novelle wordt het verhaal verteld: Nathan kende dat verhaal allang, maar er kwamen zoveel namen in voor dat hij telkens weer wat vergat. Zijn zusters heetten geen Sid omdat de naam van hun in de oorlog gefusilleerde vader Van Capellen was. Zijn moeder heette geen Sid omdat ze nog steeds de naam droeg van haar eerste man. Nathan heette eigenlijk geen Sid omdat zijn vader niet met zijn moeder kon trouwen. Maar hier aan zee sprak iedereen van de ‘Sids’. ‘Het is te moeilijk voor de mensen,’ zei zijn moeder, ‘later als je volwassen bent, kopen we je vaders achternaam.’Ga naar eindnoot12 | |||||||||
[pagina 473]
| |||||||||
Aan het einde van dat hoofdstuk kiest Nathan de achternaam ‘Punt’: de ‘meisjesnaam van zijn echte moeder.’Ga naar eindnoot13 De novelle eindigt met het overlijden van Pa Sid, en met Nathan die zich vragen stelt hoe hij diens erfenis moet voortzetten: ‘Zou hij later ook zo worden?’Ga naar eindnoot14 Elf jaar later verschijnt Van Dis' bekendste roman, Indische duinen (1994). In deze roman - met 280 bladzijden heel wat lijviger dan de korte novelle - duikt de ik-figuur diep in het familieverleden. Aanleiding is het overlijden van zijn halfzuster Ada. Hij geeft een intiem portret van alle spanningen die in het gezin ontstaan in de tijd dat Ada ziek is en in de periode erna, waarin ook de andere, naar Canada geemigreerde zus Jana komt te overlijden. De schrijver zoemt in op de conflictueuze relatie tussen zus Saskia en haar niet bij name genoemde halfbroer en op de spanningen tussen hem en zijn moeder. Alle drie worden ze hardhandig geconfronteerd met het verleden: er wordt ingezoomd op de tijd dat moeder met de drie dochters in het kamp zat, op de geschiedenis van de vader van de hoofdfiguur (Justin), van wie aan het licht komt dat hij waarschijnlijk twee kinderen uit een vorig huwelijk had, en op de periode waarin het gezin samenwoonde in Bergen aan Zee - bij de duinen dus, die nou net allesbehalve Indisch waren. Het zijn telkens anderen (Saskia die in therapie is, een zus van zijn vader die hem verwijt zich te laatdunkend over de man uit te laten, zijn moeder, die hem een ‘akte van ontkenning’ onder de neus duwt) die hem confronteren met dat verleden, waar hij eigenlijk liever van weg zou lopen. Steeds wordt de ik-figuur geconfronteerd met zijn eigen gelijkenis met zijn vader. Als hij op bezoek is bij een oude vriendin van Ada, op wie hij als klein jongetje heimelijk verliefd was, slaat hij in drift met zijn vuist op de kookplaat: Zo ben ik dus ook, dacht ik, zijn aard zit in mijn aard. Ik heb zijn bek en dezelfde duistere ogen. Ik voelde me te vies en te goor om nog langer in haar buurt te blijven. Weg moest ik en onmiddellijk, weg uit dat wit gekapoerde huis, geen sajoer, geen zoen, alleen een hoofse hand als groet. Mijn stille liefde mocht niet van mijn wellust schrikken.Ga naar eindnoot15 Maar juist in de passage na deze bekentenis probeert de ik-figuur zijn vader zo dicht mogelijk te naderen door hem in de tweede persoon aan te spreken en begrip te hebben voor wat hij in Indië heeft meegemaakt. De rest van het boek blijft hij worstelen met de gegevens die hij te weten komt over zijn vader, de mogelijke twee kinderen, zijn verzwegen kampverleden. Maar aan het slot van het boek lezen we een scène | |||||||||
[pagina 474]
| |||||||||
waarin vader en zoon samen door de duinen trekken, waarbij de vader op de zoon steunt. In een herinnering die verteld wordt vanuit het perspectief van de moeder, wordt duidelijk dat de jongen heel erg aan zijn vader heeft gehangen - alsof hij verliefd was op zijn vader. Vanwaar dan nu die grote weerstand? In Familieziek (uit 2002) keert het gezin weer terug. De vader heet nu ‘Meneer Java’ en is de centrale figuur van het boek geworden. Het portret is hier een stuk genadelozer dan in Nathan Sid. Het boek zet in met een scène waarin de moeder dreigt het huis te verlaten, maar wordt tegengehouden door de drie dochters. De zoon bekijkt het allemaal van een afstand - als buitenstaander. Dat is ook de structuur van deze roman: de jongen staat tussen het front van de vrouwen aan de ene kant en de tirannieke vader aan de andere. Aan het einde van het boek hoort hij de meisjes over hem spreken: ‘Hij is nog even gek als vroeger,’ zegt middelzus. Maar daarvóór hebben we al kunnen lezen hoe verstikkend deze man met zijn zoon omgaat. De vader ontfermt zich maniakaal over de jongen (door hem thuis les te geven bijvoorbeeld), waardoor hij ook bespot wordt als hij later - na een ingreep van de inspectie - uiteindelijk dan toch naar school moet (en helemaal verkeerd blijkt te schrijven). Tegelijk worden moeder en dochters er steeds explicieter over dat de situatie onhoudbaar is en de man weg moet. Was de vader in de eerste drie boeken de centrale figuur, in Ik kom terug uit 2014 draait alles om de moeder. In het boek zelf verantwoordt de verteller die keuze: In de auto bedacht ik me: Jaren heb ik over mijn vader gezeurd, zijn oorlog van me afgepraat, zijn drift, zijn vuisten. Ik riep hem tot leven in mijn boeken, hij was mijn afschuw, mijn schaduw - ik zette geen stap zonder hem. Mijn moeder hield ik altijd uit de wind, ook in mijn verhalen. Als ik haar beschreef, dan in de marge. Ze had te veel geleden. En erger: ze leefde nog, ik moest haar ontzien. Compassie! Maar ineens besefte ik dat mijn moeder thuis de officier was, hoger in rang dan de geüniformeerde stakkers die ingelijst haar kamer bewaakten. Zij heeft mij gevormd, meer dan mijn vader.Ga naar eindnoot17 | |||||||||
[pagina 475]
| |||||||||
De opening van dit boek is een echo van de opening van Familieziek: nu staan moeder en zoon aan weerszijden van een kist die uit Indië komt en waarin zijn moeder naar zijn gevoel iets verbergt. Ze strijden om de kist - moeder wint, hij is nog jong. Die kist is symbool voor de geslotenheid van zijn moeder over het verleden, een geslotenheid die nu in haar laatste jaren doorbroken wordt als moeder en zoon opnieuw met elkaar beginnen te praten: Mijn oren gloeiden van al haar verhalen. Uitkijkend op de zinken daken van Saint-Germain kwamen ook bij mij oude beelden terug: ik zag een moeder voor me die weigerde een fotoalbum open te slaan, die niet meer Indisch wou koken en die nooit over het kamp of over haar leven vóór mijn vader wilde praten - hoe vaak ik daar als jongen ook naar vroeg. Nee, Indië zat in een kist, die verdomde kraakkist vol papieren en geheimen. Hield ik aan, dan kon ze zich niks herinneren. Soedah, laat maar. Maar nu was het alsof haar geheugen overliep.Ga naar eindnoot18 De zoon maakt iets los in de moeder: ze begint zich steeds meer te oriënteren op het verleden, ze is ermee bezig - maar dat betekent ook dat ze dat verleden wil vormgeven. Ze verbrandt wat onwelgevallig is en voedt haar zoon met verhalen, die daardoor soms wantrouwig wordt. Tegelijk begint zijn moeder het ook steeds vaker over haar dood te hebben: ze wil die op een goede manier regelen en vraagt hem om voor pillen te zorgen. In de loop van het boek beseft de zoon dat het hem niet alleen om de verhalen en herinneringen van zijn moeder gaat, maar dat hij op zoek is naar haar liefde, naar een band - misschien in de ‘angst’ -, naar manieren om de afstand te verkleinen.Ga naar eindnoot19 Aan het slot van het boek - als de moeder zich dood probeert te hongeren - begint ze hem steeds meer te vertellen over haar leven in Indië. Maar ook in die fase, als hij bij haar in de buurt woont, is de relatie tussen hen beiden van spanningen vervuld; hij is driftig, boos en ongeduldig. Dat wordt nog erger als zus Saskia zich bij hen voegt en zich - net als in Indische duinen - manifesteert als de redderende verpleegkundige die het allemaal wel even zal regelen. Nu vormen beide vrouwen net als vroeger weer een front tegen hem. De Van Dis die we tegenkomen in de autobiografische romans, is schaamteloos eerlijk over zijn eigen tekortkomingen: zijn drift, zijn ongeduld, zijn sociaal onvermogen soms, zijn conflictueuze natuur. Hij herkent in zichzelf de vader met wie hij een leven lang streed en is blijven strijden. Ook de afstand die hij ervaart ten opzichte van de vrouwelijke gezinsleden, is een rode draad in Nathan Sid, Indische duinen, | |||||||||
[pagina 476]
| |||||||||
Familieziek en Ik kom terug. In zijn autobiografische werk creëert Van Dis een Adriaan die helemaal voldoet aan het beeld van de buitengeslotene, de kleine jongen die tussen culturen zweeft, die door zijn familieleden wordt voorgelogen, die zich stoort aan de (metafysische en zweverige) dingen die de anderen zich wijsmaken, maar die tegelijk geen groter verlangen heeft dan erkend te worden en door het gezin aanvaard te worden. | |||||||||
De tirannie van de intimiteitIn de mediacultuur van vandaag kan de literaire schrijver niet meer (of niet meer alleen) functioneren als een ‘klassieke’, onafhankelijke en afstandelijke intellectueel, die aan het publieke debat bijdraagt met een pamflet, een essay of een roman. De schrijver van vandaag intervenieert in het publieke debat met het eigen levensverhaal, zijn eigen identiteit en zijn eigen gezicht. Vaak is de schrijver zelf de publieke interventie - en het publieke optreden van Adriaan van Dis is daar een mooi voorbeeld van. Een gevolg daarvan is dat de grens tussen leven en werk in steeds grotere mate vervaagt. Schrijvers worden niet meer uitgenodigd op de televisie als bijzondere talenten die in staat zijn een wereld te creëren waarin personages voorkomen die van alles en nog wat beleven, en waarmee lezers zich op wat voor manier dan ook kunnen onderhouden, maar ze worden zelf uitgenodigd als personages over wier leven op de televisie en in andere media gesproken kan worden. Daardoor ontstaat als vanzelf de wens dat die auteurs ook in hun boeken als personages voorkomen, het liefst als personages die sterk aanschurken tegen de personages die we van de televisie kennen. Daarin zie ik in ieder geval een verklaring voor de dominantie van het autobiografische in de hedendaagse literaire cultuur. Het gevolg daar weer van is dat we het soms moeilijk vinden om het literaire karakter van de literatuur te blijven onderscheiden. We zien dat terug in de receptie van het werk van Van Dis. Bij zijn werk wordt vaak de vraag gesteld hoe ‘autobiografisch’ het is. Ik geef als een voorbeeld een passage uit de recensie die Arjen Fortuin schreef naar aanleiding van de later met de Libris Literatuurprijs bekroonde roman Ik kom terug uit 2012: ‘Eerlijk zijn.’ Het staat er drie keer achter elkaar, in het vijfde hoofdstuk van Ik kom terug, de nieuwe roman van Adriaan van Dis. Nu is het de vraag of eerlijk- | |||||||||
[pagina 477]
| |||||||||
heid een pre is voor een roman. Als het niet zo'n versleten uitdrukking was, dan kom je bij fictie eerder uit bij ‘de waarheid liegen’. In elk geval verwacht je van een verteller meer verbeelding dan eerlijkheid. Als roman valt er dan ook het een aan ander aan te merken op de nieuwe Van Dis... Als roman schiet het boek tekort, maar als memoir niet - want dan is eerlijkheid een belangrijker criterium (dan stijl, vorm?). Het lijkt me een dubieus compliment voor iemand die zich wel degelijk ten doel heeft gesteld zijn leven om te zetten in literatuur. Over Tikkop zegt Van Dis bijvoorbeeld: Ik heb er fictie van gemaakt maar er zit ook waarheid in. En er gebeurt iets merkwaardigs als je over jezelf schrijft, of naar aanleiding van jezelf. Je schrijft over jezelf, terwijl je niet over jezelf schrijft. Het personage dat je op jezelf baseert, vergroot je uit. Hoe meer je dat doet, hoe verder je in het boek vordert, hoe minder je het personage zelf bent. Maar voor de lezer ben jij het. Dat is een wonderlijk spel.Ga naar eindnoot21 Dat lijkt me een wijze en subtiele uitspraak over het autobiografische schrijven: als je jezelf tot personage maakt, dan ben je jezelf aan het construeren, dan maak je een ander van jezelf. Maar als de lezer het boek in handen heeft, schakelt die het personage gelijk aan de auteur. Van Dis heeft gelijk als hij dat een ‘wonderlijk spel’ noemt. Hier stuiten we op een kwestie die naar mijn idee kenmerkend is voor de manier waarop er in de media over autobiografische teksten gesproken wordt. In dat soort teksten is er altijd een spanning tussen een fictionele en een referentiële manier van lezen.Ga naar eindnoot22 Romans als Indische duinen, Familieziek en Ik kom terug bevatten tegenstrijdige signalen. Aan de ene kant zijn er allerlei verwijzingen te vinden naar de wereld buiten het boek: de verhaalgegevens die we kennen uit het publieke verhaal dat Van Dis over zijn leven heeft verteld. Maar de romans bevatten ook verwijzingen naar het feit dat het boek gemaakt en geconstrueerd en op sommige plekken dus verzonnen is. We kunnen denken aan de naam ‘Nathan Sid’, die een bewust geconstrueerde omdraai- | |||||||||
[pagina 478]
| |||||||||
ing van ‘Dis’ bevat. Of aan het feit dat Van Dis het in Familieziek constant over ‘Meneer Java’ heeft - een techniek die vervreemdend werkt en afstand creëert tussen de ‘werkelijke’ vader en het personage in het boek.
Omslag van Ik kom terug (2012).
| |||||||||
BesluitIn het publieke gesprek over autobiografische literatuur verdwijnt de complexiteit van het werk gaandeweg helemaal uit beeld. Blijkbaar kan er alleen in het openbaar over een roman gesproken worden door te doen alsof er geen sprake is van een roman maar van een ‘non-fictionele’ tekst: om aandacht te kunnen krijgen van het grote publiek moet de roman gepresenteerd kunnen worden alsof het geen roman is. Dit maakt dat het optreden van literaire schrijvers in de media altijd problematisch zal blijven. Bij alle aandacht die het de schrijvers en hun boeken oplevert, is er altijd ook verlies: het ‘literaire’ aspect van het boek raakt in het publieke gesprek langzaam maar zeker uit het zicht. En daarmee natuurlijk ook dat wat de literaire schrijver onderscheidt van de andere beroemdheden op de televisie. | |||||||||
Bibliografie
| |||||||||
[pagina 479]
| |||||||||
Sander Bax werkt als universitair hoofddocent Literatuurwetenschap, Cultuurgeschiedenis en Vakdidactiek Nederlands aan de Universiteit van Tilburg. In 2015 publiceerde hij bij Meulenhoff De Mulisch Mythe. Harry Mulisch: schrijver, intellectueel, icoon. In maart 2019 verschijnt van zijn hand De Literatuur Draait Door. De schrijver in het mediatijdperk. |
|