Indische Letteren. Jaargang 32
(2017)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Te gast in eigen huis
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||||
De verlofregelingWat hield de verlofregeling precies in? Het Europees verlof was een regeling die aan een werknemer van het Indische gouvernement of uit het bedrijfsleven het recht gaf om een periode van meerdere maanden betaald verlof in Europa door te brengen. Tijdens die periode kreeg hij een zogenaamd verlofstraktement, dat lager was dan het gewone Indische salaris. Na zes jaar Indische dienst had een werknemer recht op acht maanden verlof. Ieder jaar Indische dienst extra gaf recht op nog een maand verlof, met een maximum van één jaar.Ga naar voetnoot3 Ook het bedrijfsleven stuurde werknemers met verlof, maar hanteerde daartoe geen uniforme regels.Ga naar voetnoot4 Wat was het doel van een verlof? Het Vaderland schreef hierover in 1925: Waarom gaat de Indische werker met verlof? In de eerste plaats om na een zes of meerjarig verblijf in de tropen, in een warm, ongezond klimaat, verstoken van elk Europeesch comfort, in het vaderland nieuwe gezondheid, nieuwe levenskracht en nieuwen levenslust op te doen. [...] Hij moet zich vrij kunnen bewegen, des avonds uit kunnen gaan naar schouwburg of concertzaal, hij moet binnen en buitenlandsche reisjes kunnen maken.Ga naar voetnoot5 Romans als De schoone zoomer van Boudewijn Brand (1931) van M. van der van Hilst, Verlof (1935) van Melis Stoke en het toneelstuk Vrijgezellen (1930) van M.H. du Croo draaien om Indische hoofdpersonen, gestationeerd in de buitengewesten, die precies dat van plan zijn. Maar wie kijkt naar boeken als Zoutwaterliefde (1929), opnieuw van Stoke, of De passagiers van ‘De Rembrandt’ (1919) van Thérèse Hoven, ziet een veel gemêleerder gezelschap.Ga naar voetnoot6 Dit kwam doordat een regelmatig verblijf in Europa aan het begin van de twintigste eeuw was uitgegroeid tot het belangrijkste statussymbool in de kolonie. Wie met verlof mocht, ging - ook al kende je er helemaal niemand. Indische kinderen werden voor hun scholing bijvoorbeeld vaak naar Europa gebracht. ‘Wie in Indië zijn kinderen wilde laten slagen in het leven, moest trekker zijn’, schrijft Ulbe Bosma in Indiëgangers, al geeft hij in hetzelfde boek meerdere voorbeelden waaruit blijkt hoe zwaar deze beslissing ouders en kinderen viel.Ga naar voetnoot7 Maar zelfs toen deze scheiding niet meer strikt noodzakelijk was - vanaf 1867 kon ook de hbs in Indië worden gevolgdGa naar voetnoot8 - veranderde dit niets aan de gangbare praktijk, zo blijkt uit een column uit 1933: | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Te weinig en te licht wordt gedacht aan de noodzaak van zulke scheidingen tusschen ouders die, mede ter wille van de studeerende kinderen in Holland, hen moeten laten opgroeien onder vreemden. En ondanks de beste en liefderijkste verzorging moet er toch iets ontbreken aan het geluk van kinderen die in hun bestwil gedwongen zijn hun band met hun eigen gezin tijdelijk te verbreken. Dit is een specifiek Indisch leed.Ga naar voetnoot9 | |||||||||||||||||||||||||||||
Naar EuropaDe zeereis naar Europa is in de Indische letteren meermaals beschreven. Opvallend genoeg is dat in verhalen over verlofgangers veel minder het geval. Als de boottocht onderdeel uitmaakt van het verhaal, is dit vooral om de personages te introduceren. Het echte drama begint meestal pas bij aankomst op het vasteland. De reis met de Rotterdamsche Lloyd N.V. of de Stoomvaart Maatschappij Nederland was inderdaad tot in de puntjes verzorgd - vanaf 1927 was bij beide maatschappijen zelfs een treinreis door Europa inbegrepen - maar eenmaal aangekomen in Nederland konden verlofgangers voor nare verrassingen komen te staan. Het Vaderland meldde hierover: Met de hoogste verwachtingen en de mooiste plannen komen de gezinnen uit Insulinde hierheen, doch zij krijgen voor hun dure geld meestal zorgen en verdriet en menigeen zegent het oogenblik, waarop hij weer aan boord van het schip is, dat hij met zoo'n graagte op de Hollandsche ree verliet. Huiszorgen, bedieningszorgen, kinderzorgen vreten aan het genot van den verlofganger en van de genietingen, welke hij zich voorstelde van buitenlandsche reis, opera, comedie, concert, allerlei geestelijke ontspanning, komt niets in.Ga naar voetnoot10 Om verlofgangers behulpzaam te zijn, werd in december 1919 de Vereeniging voor Indische Verlofgangers opgericht. De vereniging publiceerde jaarlijks een reisgids, het Handboek voor Verlofgangers, vol praktische adviezen. Maar de meeste informatie over het verlof is te vinden in hun weekblad, De Indische Verlofganger. Het tijdschrift publiceerde regelmatig columns over het dagelijkse leven van verlofgangers en de problemen die daarbij konden ontstaan. Bijvoorbeeld bij het zoeken naar een logeerplek. Velen konden logeren bij familie en dat lag, zeker bij alleenstaanden, voor de hand. Comfortabel was zo'n verblijf echter zelden, omdat men de ruimte van Indië miste. In Verlof beschrijft Melis Stoke | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||||
de eerste keer dat de hoofdpersoon een douche neemt: ‘Hein was nog niet aan het einde van zijn ellende. In het badkamertje hingen rekken vol waschgoed en kinderkleeren waarover het douchewater, van zijn groote lichaam af, plensde.’Ga naar voetnoot11
Stofomslag van Melis Stoke, Patria (1931). Particuliere collectie.
Andere verlofgangers dachten er niet eens over om bij familie in te gaan wonen. Als de moeder van Boudewijn Brand vraagt waar hij zijn verlof gaat doorbrengen, antwoordt hij: ‘Nou. Dat heb ik toch al gezegd. Ik ga naar Den Haag in pension. Ik zal er wel een paar oude sobats opscharrelen die mij zoo tusschen beide een beetje gezelschap willen houden.’Ga naar voetnoot12 In zo'n pension was het echter ook al behoorlijk behelpen. Verlofganger Jan, de hoofdpersoon uit het toneelstuk Vrijgezellen, krijgt het al na zijn eerste Indische middagdutje aan de stok met de pensionhoudster: ‘Je begrijpt toch óók wel, dat je hier, midden op den dag, geen wekker kunt laten aflopen!’Ga naar voetnoot13 Als hij zich wil wassen volgt de tweede aanvaring: Juffr.: In 'n fesoenlijk huis ga je niet in 'n waschkom staan en je dan water over je lijf gieten. Dat doet geen sterveling. 't Lekt beneden heelemaal door. Een ander nadeel van een pension was de relatief hoge prijs. Het Handboek voor Verlofgangers meldt dat één persoon voor 100 gulden per maand een goed pension kon krijgen, twee personen voor 175 gulden terechtkonden en dat de pensionprijs voor een gezin in de regel 350 gulden en hoger was.Ga naar voetnoot15 Omdat het merendeel van de verlofstraktementen tussen de 300 en 450 gulden lag, was het verblijf in een pension een behoorlijke aanslag op het budget.Ga naar voetnoot16 Maar daar bleef het niet bij. Verlofgangers voelden zich regelmatig afgezet. Boudewijn krijgt bijvoorbeeld elke week forse rekeningen van zijn hospita voorgescho- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||||
teld.Ga naar voetnoot17 En niet alleen hospita's hadden hier een handje van. In Henri Borels Levenshonger zegt de ene verlofganger tegen de andere: ‘Zeg kerel, [...] waar heb je in Godsnaam die demi-saison gekocht?’ | |||||||||||||||||||||||||||||
Den HaagDit nam overigens niet weg dat verlofgangers graag en veel in Den Haag verbleven. Melis Stoke merkt in de De Indische Verlofganger hierover op: Verlof, Holland, 't Haagje. Het doet je denken aan een kleintje koffie, waarbij het elegante glaasje water en de verlokkend uitziende room van minstens van evenveel belang zijn als de koffie zelf. Ja, de veelal gebruikelijke toevoeging: ‘Ober, denk je er om, met slagroom, ja?’ getuigt ervan, dat in die slagroom eigenlijk het voornaamste onderdeel van het ‘kleintje’ te zoeken is. En dat deed mij denken aan de combinatie van die drie woorden: Verlof, Holland, 't Haagje. We gaan met verlof naar Holland, maar voor het meerendeel van ons beteekent Holland de Residentie.Ga naar voetnoot19 Den Haag was echter niet het enige ‘Indische centrum’: De Indische Verlofganger noemt Nijmegen, Arnhem, Apeldoorn, Hilversum, Breda en Amsterdam, steden die regelmatig in het blad adverteerden en waar men bekend was met wensen van verlofgangers. Toch kon geen van deze ‘Indische’ steden tippen aan Den Haag. ‘Eigenlijk is heel 's-Gravenhage één groot Hotel des Indes’, meent Melis Stoke, ‘hotel voor Indische doortrekkers, Indische thuiskeerenden, verlofgangers en gepensioneerden.’Ga naar voetnoot20 Wie naar andere Indischgasten zocht, kon hen in Den Haag niet missen: ‘Je komt daar eigenlijk te veel van die oude sobats tegen zodat je voor niets anders meer tijd over houdt.’Ga naar voetnoot21 Waarom Den Haag? Na de vestiging van het ministerie van Koloniën aan het Plein in Den Haag vestigden ook particuliere ondernemingen hun hoofdkantoor in de | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Hofstad. Den Haag, met bos en zee op een steenworp afstand, gold verder als een uitermate gezonde omgeving. De groeiende groep mensen met Indische banden vormde een belangrijke doelgroep voor de Haagse middenstand, waardoor een uitgebreid servicenetwerk ontstond dat rekening hield met de wensen van verlofgangers.Ga naar voetnoot22 Al deze aantrekkelijke factoren zorgden ervoor, dat Den Haag tijdens het interbellum al verschillende Indische wijken kende. Vooral Duinoord had een gevarieerd aanbod woningen, waar verlofgangers van alle sociaal-economische achtergronden terechtkwamen.Ga naar voetnoot23
Verlofgangers aan het Regentesseplein in Den Haag, 1926. Staand achter van links naar rechts: Elize Marie (Lies) Meyjes, Ida Meijer, kinderen onbekend. Zittend van links naar rechts: Deetje van de Zon Brouwer, Gustaaf (Dé) Meyjes, Henriëtte Ernestine (Jetty) Meyjes. Collectie IISG, Historisch Beeldarchief Migranten.
Ook op het gebied van onderwijs aan de kinderen van verlofgangers was Den Haag een goede keus. Veel verlofgangerskinderen bezochten de hbs aan de Stadhouderslaan, makkelijk bereikbaar vanuit zowel Duinoord, het Statenkwartier, het Valkenbos- als het Regentessekwartier.Ga naar voetnoot24 Den Haag beschikte ook over twee bijzon- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||
dere, op Indië gerichte scholen, de Indische lagere School en de Koloniale School voor Meisjes en Vrouwen. Daarnaast bood Den Haag talrijke mogelijkheden en voorzieningen voor het hoofddoel van een verlof: ontspanning. Op steden als Rotterdam en Amsterdam had Den Haag één ding voor: Scheveningen, een badplaats van internationale faam, met 's zomers regelmatig voorstellingen en concerten van wereldformaat. Daarbij was het een van de grootste genoegens van Den Haag dat men die met andere verlofgangers kon delen. Indischgasten ontmoetten elkaar in hotels, zoals Des Indes, Hotel Central, het Scheveningse Kurhaus of Kasteel Oud Wassenaar,Ga naar voetnoot25 maar het bezoek aan de ‘soos’, de sociëteit, was hun het meest vertrouwd. De twee bekendste sociëteiten waren de Nieuwe of Litteraire Sociëteit De Witte aan het Plein, en de Oranjesociëteit, ook wel ‘het Zwaantje’ genoemd, aan het Prins Hendrikplein. In De Witte, schuin tegenover het ministerie van Koloniën, ontmoetten de hooggeplaatste ambtenaren, politici, functionarissen uit het leger en welgestelde ondernemers elkaar. ‘De heele atmosfeer is bezwangerd met herinneringen aan de Indische jaren’, volgens een beschrijving uit 1934.Ga naar voetnoot26 Als ze door de ballotage kwamen, konden verlofgangers een drie maanden durend lidmaatschap aanvragen.Ga naar voetnoot27 Op de Oranjesocieteit was de ballotage minder streng en daarom was daar het ledenbestand gevarieerder. Verlofgangers konden maandlid worden. Stoke spreekt ook meermaals over een andere sociëteit, de ‘Pier-sociëteit’: hiermee duidt hij het fenomeen aan dat de Scheveningse Pier 's zomers een informele ontmoetingsplaats was voor Indischgasten, waar ook verlofgangers deel van uitmaakten. Men genoot van zon, zee, de laatste nieuwtjes uit Indië, en vooral van elkaars gezelschap. Wie op de banken van de Pier-Societeit plaats neemt kan zich gemakkelijk voorstellen dat hij aan boord van een grote mailboot is, op het promenadedek. Dat is een situatie die velen Indischen menschen vertrouwd en lief is. [...] Treffend is de ongedwongen toon die tusschen de leden van de Pier-Societeit gebruikelijk is. [...] Men heeft elkander al eens gezien, in een Indisch zwembad, in een Indische societeit, in een Indisch hotel. En blijde kreten van verrassing klinken uit den kring der societeitsgangers op zoodra een naam genoemd wordt die meerderen tegelijk bekend is.Ga naar voetnoot28 | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||||
CultuurschokHet is begrijpelijk dat verlofgangers elkaar opzochten: de meeste verlofgangers moesten - vaak geheel onverwacht - wennen aan het leven in Nederland. En dat terwijl een verlof dikwijls een periode van hevig naar-huis-verlangen afsloot. Men miste ouders, kinderen, familie en vrienden, soms ook een bepaalde streek of sfeer. Melis Stoke schreef bijvoorbeeld over in Nederland achtergebleven dierbaren: Geen overheidsbedrijf in Nederland heeft voor de Indische menschen zoveel beteekenis als juist de P.T.T. In haar gebouw herbergt ze [...] twee vertrekken die toegankelijk zijn voor het publiek, te weten een wachtkamer en een studio ten behoeve van de Indische telefonie. [...] Hier speelt zich tusschen de geluiddempende gordijnen zoveel af dat normaliter beperkt bleef tot de intiemste afzondering van binnenhuis en hart. Hier telefoneert men met Indië [...] Wat al emoties werden hier gevoeld. Nog altijd staat in de studio op een discreet tafeltje een karaf met water en een glas. [...] Het vermoeden is niet te gewaagd dat, na een duidelijk gesprek met daarginds, menige bevende hand is uitgestrekt geweest naar een van die glazen om een opkomende ontroering meester te worden.Ga naar voetnoot29 Men verlangde niet alleen naar familie. Met een ironische ondertoon beschrijft Stoke ook de fantasieën van Indischgasten over Holland: Wie zou durven beweren dat hij niet op Indische avonden heeft zitten denken hoe het zou zijn door de Kalverstraat te wandelen, of op de pier in Scheveningen te flaneeren, of naar een heusche schouwburg te gaan of zoo maar voor een café te zitten koekeloeren naar voorbijgangers. Dat deden we allemaal en het scheen ons wonder-wat.Ga naar voetnoot30 Als men eenmaal was aangekomen, bleek dat Indische gewoontes vaak botsten met de Nederlandse. Holland werd als klein en benauwend ervaren; ook qua mentaliteit. Wat veroorzaakte deze gevoelskloof? Eén communicatieprobleem was inherent aan de hoge sociale positie van Europeanen in Indië. Nieuwelingen die in Nederland niet tot de sociale top hadden behoord, moesten zich een nieuwe levensstijl aanmeten. De rest van de familie had deze sprong meestal niet gemaakt. Sterker nog, familie wist vaak helemaal niets af van het leven in Indië: Er is een oud vrouwtje [...]. Ik weet niet meer hoe ze heet en ik ben vergeten waar ze woont. Ik weet alleen, dat zij Moeder is. [...] Haar eenige dochter [...] | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||||
is eenige jaren geleden, getrouwd met een planter, naar Indië gegaan en nu is zij alleen achter gebleven. Maar de kloof zat dieper. Melis Stoke vond dat Indischgasten behoorden tot een ‘impulsiever, wellicht breeder ingesteld menschtype’.Ga naar voetnoot32 Dit anders-zijn had zowel te maken met de andere omstandigheden waaraan Indische verlofgangers gewend waren geraakt, als met de waarden die met deze omstandigheden samenhingen. Stoke schrijft hierover in Het Vaderland: ‘Menschen die onder zoo gansch verschillende klimatologische omstandigheden leven als wij en onze tegenvoeters, verkeeren natuurlijkerwijs in verschillende mentaliteiten. En voor een goed begrip is in de eerste plaats rust noodig en gelegenheid tot bezonnen overleg.’Ga naar voetnoot33 De verschillen waren gelukkig niet alleen aanleiding tot ergernis. Verlofgangers konden er ook hartelijk om lachen. Zo beschrijft een redacteur van De Indische Verlofganger met de nodige zelfspot waarom verlofgangers zo graag naar de dierentuin gingen: ze wilden tegenover de Nederlandse familie niet toegeven dat ze bepaalde dieren nog nooit hadden gezien! Men kan Indische verlofgangers bij dozijnen tellen, die in hun verlof zich in het moederland op de hoogte komen stellen van Indiës fauna voor zoover die hier met levende exemplaren vertegenwoordigd is. Men voelt, dat men tegenover Hollandsche huisgenoten, in een scheve positie komt te verkeeren, wanneer men openhartig zou bekennen, nog nooit een panter in Indië ontmoet te hebben.Ga naar voetnoot34 Iets wat wel ergernis opriep, was een verschil in omgangsvormen. Verlofgangers vonden Nederlanders onbeleefd, zoals ook de eerdere scènes tussen planter Jan en zijn hospita illustreren. Vooral het Nederlandse personeel lijkt in niets op dat uit Indië. Aan het einde van de tweede acte kan hij er niet meer tegen: ‘Spreek me niet tegen, juffrouw. En ik wil zooveel water als ik hebben wil. Genoeg om in te zwemmen desnoods. [...] En de baas zijn op mijn eigen kamers. Verstaat u, juffrouw? Verstaat u 't nou goed?’Ga naar voetnoot35 | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Een bezoek aan de bollenvelden. Hillegom 1927. Staand van links naar rechts: Ida Meijer, Lies Meyjes en Liliane Brookman. Zittend van links naar rechts: Jetty Meyjes, Louis Nol en Deetje van de Zon Brouwer. Collectie IISG, Historisch Migraten.
Hollanders, op hun beurt, vonden verlofgangers moeilijke gasten. Du Croo laat in zijn stuk Marietje, het nichtje van de pensionhoudster, op de klachten van verlofganger Jan reageren met: ‘Ja maar meneer, u bent ook zoo lastig!’Ga naar voetnoot36 Inderdaad stond in een verslag van een voordracht gehouden door J.M. Stots, de secretaris van de Haagsche pensionbond: ‘Spr. erkende dat men onder de gasten er verscheidene aantreft die buitengewoon veeleischend zijn.’Ga naar voetnoot37 | |||||||||||||||||||||||||||||
WinstbejagMaar de opvallendste karaktertrek van Hollandse personages in verhalen over verlofgangers blijft hun inhaligheid. De Indische Verlofganger schonk regelmatig aandacht | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||||||||
aan het probleem: ‘Het is alsof sommige zaken menen, dat ze van Indische mensen, zooveel als ze kunnen, moeten halen.’Ga naar voetnoot38 Familie vormt hierop geen uitzondering. Hans van der Mark, een vriend van verlofganger Jan, verzucht al op de mailboot naar Holland: ‘Na 'n maand ben je uitgekeken en heb je ruzie met de halve familie en aan de andere helft geld geleend.’Ga naar voetnoot39 Boudewijn Brand merkt op: ‘Als je centen in je zak hebt, zijn er vrienden te vinden ook’,Ga naar voetnoot40 en de broer van verlofganger Hein waarschuwt hem al op de boottrein: ‘Hou je handen maar op je zakken want lui als jij hebben ze hier zoo meteen in de gaten.’ Het eerste wat zijn neefjes elkaar toeroepen is: ‘Hoe eerder we thuis zijn hoe eerder we de cadeaux te pakken hebben.’Ga naar voetnoot41 Ondanks zijn waarschuwingen blijkt ook de broer van Hein op geld uit te zijn: Kinderen geven zorgen, zeide hij met een zucht. Dat weet jij niet, onverbeterlijke vrijgezel. Maar om ze goed groot te brengen... Neem Hein. Hij heeft een puik verstand maar is wat speelsch. Hij zou nodig eens moeten worden bijgewerkt, maar die extra lessen zijn niet te betalen. Het is niet ondenkbaar dat Hollanders zijn beïnvloed door de manier waarop verlofgangers zichzelf in deze verhalen presenteerden. Bijna alle verhalen voeren soortgelijke personages op: veelal welvarende, alleenstaande mannen, die veel willen uitgaan. Een uitzondering hierop vormt De passagiers van ‘De Rembrandt’, met een divers gezelschap van personages die tijdens de Eerste Wereldoorlog ook nog eens flink verarmen. Maar dit heeft voornamelijk te maken met aanvoerproblemen en niet omdat het geld er niet is. In dit boek eindigt een van hen zelfs als kasteelheer in Valkenburg. Verlofgangers als deze waren er zeker, maar er is in verhalen weinig aandacht voor de ervaringen van gezinnen, die in andere media nadrukkelijk wel aanwezig zijn. De gepubliceerde traktementen in De Indische Verlofganger, die zeer uiteenliepen, en de waarschuwingen om vooral niet te veel geld uit te geven, illustreren verder dat verlofgangers als groep niet onbemiddeld waren, maar ook niet puissant rijk. Al konden alleenstaanden natuurlijk vrijer over hun inkomen beschikken dan gezinsleden, wat het beeld van de ‘rijke verlofganger’ kan hebben versterkt. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||||||||||
De huwelijksmarktToch is het juist het stichten van een gezin wat het merendeel van de verlofgangers in romans bezighoudt. Dat verlofgangers zich in Nederland actief op de huwelijksmarkt begaven, blijkt bijvoorbeeld uit contactadvertenties. Heren zochten veelal partners ‘van goeden huize’,Ga naar voetnoot43 of ‘standing’,Ga naar voetnoot44 hoewel ‘charmant’Ga naar voetnoot45 of ‘niet ouder dan 27 jaar’Ga naar voetnoot46 soms de enige vereisten waren. Dat het er bij deze zoektocht nogal zakelijk aan toe kon gaan, toont ook De liefde is de meeste: Een jonge vrouw te hebben, opgeruimd, verliefd, met een aardig gezicht, die voor hem zorgde, die hem alle gemakken bood die hij, als celibatair, ontbeerde, die een vriendelijke gastvrouw zou zijn voor hen, die hij wenschte te ontvangen, een vroolijke aanspraak, een prettige gezellin, een vrouw in één woord, waarom men hem benijden kon - neen, hij begreep inderdaad niet, dat hij daar zoolang buiten had gekund. [...] Nu had hij de gelegenheid [...] hij moest, hij zóu daarvan profiteeren.Ga naar voetnoot47 Het Vaderland schenkt ook aandacht aan de niet geheel romantische motieven die aan liefdesrelaties tussen verlofgangers en Hollandse vrouwen ten grondslag konden liggen. Een column gaat bijvoorbeeld over ene Tini, die een schuld bij de kapper niet kan betalen. Een verlofganger biedt Tini aan het geld voor te schieten. Daarop gebeurt het volgende: Wat er nu komt kwam reeds vaak voor. [...] De Indischman was bereid een hypotheek te geven op het blonde hoofdje, een voorschot, dat beslist geen enkele andere financieele instelling zou hebben gegeven. Zij gingen naar een notaris die de stukken opmaakte, zich schromelijk vergiste, en in plaats van een hypothécaire, een huwelijksacte passeerde. Waarmee beide partijen toen genoegen namen.Ga naar voetnoot48 Een ander voorbeeld komt uit Het jongetje (1902) van Henri Borel, waarin de hoofdpersoon moet toezien hoe een verlofganger de vrouw van wie hij houdt, het hof maakt. Hij dicht zijn rivaal in de liefde dan ook alleen zakelijke, egoïstische motieven toe: Hij, die bruine sabeur, een echte Indischman, van zoowat veertig jaar... In Indië alles doorgemaakt, zat en moê van al het gesjouw, van brandy-soda en bruine vrouwen, er op lòs geleefd tegen de klippen op, meneertje, wàt ik je verzekeren kan, hoor! Maar eindelijk beu geworden, en de dokter hem gezegd van verlof | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||||||||||||
vragen, en nu gaan oppassen, en kalm worden, een geregeld leven leiden, een vrouw ‘zoeken’. [...] En toen is die patser gaan ‘zoeken’. En toen is hij, met al zijn glimmende knoopen, en zijn snor, en zijn brute, bruine tronie, tegen een heel jong kindje aangeloopen [...]. En toen is-t-ie met zijn opgestreken knevel, en zijn kletterenden sabel, en al zijn staatsie van veroveraar en vechtersbaas erop afgegaan, de borst vooruit, insignes blinkend, met al het moois van zijn uniform opgepoetst, victorie, daar ben ik.Ga naar voetnoot49 Dat het eind negentiende eeuw gebruikelijk was geworden om in Nederland een vrouw te zoeken, had gedeeltelijk te maken met economische ontwikkelingen in de kolonie. Het bedrijfsleven wierf nadrukkelijk mensen die tijdelijk in Indië wilden verblijven voor werk in de buitengewesten. Maar ook techniek en ideologie speelden een rol. Het was niet alleen makkelijker om er in Indië een Europese levensstijl op na te houden, onder invloed van Darwinistische rassentheorieën nam de acceptatie van ‘gemengde’ huwelijken af. Aangezien er buiten de steden maar weinig Europese vrouwen waren, ‘moest’ men op verlof bijna wel op zoek naar een echtgenote.Ga naar voetnoot50 Du Croo schijnt echter van mening te zijn geweest dat een huwelijk een bijna natuurlijk gevolg was van een verlof, zelfs al wilden de verlofgangers niet trouwen: Jan: Ik denk er niet aan! | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Zoals het een blijspel betaamt, zijn aan het einde van het stuk allebei de personages verloofd: Jan van Berg met de dochter van de resident en dokter Van der Mark met Marie, het nichtje van Jans pensionhoudster. Stokes verlofganger Hein verlaat Nederland met zijn toekomstige echtgenote Cato aan zijn zijde, en ook Boudewijn Brand trouwt tijdens zijn verlof - dat hij nota bene had aangevraagd vanwege een scheiding! | |||||||||||||||||||||||||||||
Besluit: De Indische paradoxEn zo vertrokken verlofgangers, soms met een kersverse huwelijkspartner, weer naar het verre Indië. Het is niet ondenkbaar dat ook de Hollandse partner bij een volgend bezoek aan Nederland een zekere vervreemding ervoer. Meerdere bronnen bevestigen namelijk het beeld dat in romans wordt geschetst: verlofgangers in Nederland waren er overduidelijk te gast. Graag geziene gasten, absoluut, wat ook hun succes op de huwelijksmarkt bewijst. Maar het leven in Europa ging niet (meer) vanzelf: verlofgangers werden bijvoorbeeld regelmatig afgezet door vrienden en familie. Ook de praktische tips en columns in een blad als De Indische Verlofganger tonen aan dat verlofgangers hulp nodig hadden zich aan te passen aan de Nederlandse levensstijl. Een groter probleem echter bleek het verschil in mentaliteit. Andere omgangsvormen en een gebrek aan kennis over Indië aan de Nederlandse kant bemoeilijkte het onderlinge contact. Mede daarom bleven verlofgangers elkaar ook in Europa veel opzoeken. Bovenstaande problemen leidden volgens Melis Stoke tot ‘de Indische paradox’: verlangde men in Indië naar Europa, in Europa verlangt men weer naar Indië. Stoke bereidde zijn lezers meermaals op dit gevoel voor, zelfs al voordat zij definitief naar Indië afreisden: Wat men nimmer verliest
is: the call of the East.
Mais partir c'est mourir
Straks verlangt ge naar hier
Das Glück ist da... wo man nicht ist...Ga naar voetnoot52
Menig verlofganger zal bij het lezen hiervan instemmend hebben geknikt. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Suzanne de Graaf (1983) is geboren in Leiden. Na het behalen van haar gymnasiumdiploma aan het Haagse Vrijzinnig Christelijk Lyceum begon zij de studie Neuere und Neueste Geschichte aan de Humboldt Universität in Berlijn. Vanaf 2006 volgde zij de Master History of Migration aan de Universiteit Leiden. In 2009 studeerde zij af met de masterscriptie ‘Iets van een vreemde vrucht’. Indische verlofgangers in Nederland, 1919-1939. Sinds 2011 werkt zij als beleidsadviseur op hogeschool Windesheim Zwolle. |
|