Ik heb ooit eens per ongeluk het inschrijfformulier ontvangen dat mijn opa als claim had ingediend bij de stichting Japanse Ereschulden, de stichting JES. Wat die man daarop had beschreven, in een paar woorden, was genoeg om mij over mijn hele lichaam kippenvel te bezorgen. In het handschrift dat ik herkende uit de vele brieven die hij mij had geschreven, vertelde hij me postuum wat hij had ondergaan - hij heeft mij daar namelijk nooit iets over willen zeggen.
Tegelijkertijd realiseerde ik me dat zijn ervaringen geen uitzondering waren, maar juist typerend voor die van vele Indische Nederlanders.
Zo beschouwd zou ik de conclusie kunnen trekken dat de verklaringen uit de literatuur kloppen. De Indische vaders zijn door de Japanners inderdaad zo gebroken, dat ze na de oorlog niet meer normaal met hun kinderen konden omgaan. Maar als die verklaring klopt, dan zou dat dus betekenen dat Indische vaders voor de oorlogstijd hun kinderen een warme, zachtzinnige opvoeding gaven.
Afgelopen maand ben ik in Canada geweest, bij de oudste zus van mijn vader. Zij is de enige die nog bewuste herinneringen heeft aan mijn opa, van voor de oorlog. Ik heb haar die vraag voorgelegd - was opa pas na de oorlog hardhandig of was dat daarvoor al? Het antwoord was even simpel als voor velen van u voorspelbaar: nee, dat begon al voor de oorlog.
Ook in de levens van literaire figuren is dat terug te vinden. In de biografie van Tjalie Robinson is te lezen hoe de Indische moeder van Tjalie haar kinderen opvoedde. Tegelijkertijd had Tjalie veel respect voor de opvoeding van zijn moeder. Ik kan daar drie conclusies verbinden.
Ten eerste werd een hardhandige opvoeding in de Indische wereld van toen gezien als een goede opvoeding, dat vonden zelfs kinderen die het ondergingen. Ten tweede: zo'n opvoeding was ook voor de oorlog normaal. En zo'n opvoeding was typisch Indisch - want de vader van Tjalie, een volbloed Hollander, stak geen vinger naar zijn kinderen uit, althans, niet om ze te bestraffen. Een hardhandige opvoeding was dus normaal in de Indische wereld, want het zorgde ervoor dat kinderen met respect naar hun ouders luisterden.
Die redenering herken ik. In mijn Indische familie heerste in eerste instantie verdeeldheid over de vraag of het nou erg was wat mijn vader had gedaan. We hadden toch respect voor hem? Met andere woorden: ‘zo erg was het allemaal niet’.
Gelukkig zijn de tijden veranderd. Al vlak na de scheiding heb ik gesprekken gehad met mijn vader. Waarom hij het had gedaan. Hoe hij dat met zijn bloedeigen kinderen kon doen. Hoe hij als volwassen man kleine kinderen meedogenloos de kamer door kon meppen of de trap af kon gooien. Waarom hij niet had geleerd van