Indische Letteren. Jaargang 22
(2007)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 171]
| ||||||||||||||||
De kronieken van de ‘koloniale kolonie’
| ||||||||||||||||
Salomonsons schrijverschapHet antwoord op die vraag is te vinden bij E. du Perron. Deze schreef een recensie over een groot deel van het Indische werk dat Herman Salomonson onder het pseudoniem Melis Stoke had geschreven. In zijn literaire kroniek in het Bataviaasch Nieuwsblad van 27 april 1940 besprak hij Zoutwaterliefde, Patria, Luchtvacantie, Wat men in Indië moet doen en laten (een humoristische gids met goede adviezen voor Indiëgangers) en De razende berg. Over Zoutwaterliefde was hij lovend. Du Perron vond het boek verrassend en knap van vorm. Melis Stoke kwam volgens hem uit dat boek naar voren als een geamuseerd opmerker die desondanks heel wat innerlijke ernst en dramatiek in zijn verhaal had verwerkt. De andere boeken waren hem echter niet meegevallen. Hierin vond hij het amuserend oogmerk te overheersend. | ||||||||||||||||
[pagina 172]
| ||||||||||||||||
Du Perron had moeite de plaats van Melis Stoke in de letterkunde te bepalen. Hij was naar Europese literaire maatstaven niet meer dan een honorabel amusementsauteur, iemand die naast Slauerhoff slechts een ‘gijnponum’ was. Maar als Du Perron zijn vergelijkingsmateriaal beperkte tot de koloniale roman en hij Melis Stoke afzette tegen auteurs als Tuinzing of Ems van Soest, dan veranderde hij volgens hem ‘onmiddellijk in een “homme du monde”, die tegelijk de meest briljante is van alle denkbare causeurs’.Ga naar eind2 Du Perron vond Melis Stokes sterke punt dat hij ten aanzien van zijn eigen werk een verfrissend gebrek aan ernst aan de dag legde, iets wat bijvoorbeeld Székely-Lulofs heel goed zou kunnen gebruiken. Hij kwam in zijn bespreking zelfs tot een vergelijking tussen Melis Stoke en P.A. Damn: Er ontbreekt aan de vlotte pen en de levenskennis van Melis Stoke bijna niets, zou men zeggen, om Daum's waardige opvolger te zijn. Maar dit ‘bijna niets’ is alles. Het is: 1e wat dieper kennis van Indië, de kennis van de blijver, zoals men het nu noemt, tegenover die van de bezoeker; maar die zou te verwerven zijn. Het is: 2e echter iets van karakterstructuur: Daum weet vlot, z.g. achteloos vlot te zijn boven een fond van werkelijke levenskennis; de levenskennis van Melis Stoke wordt verpraat en versnipperd door zijn vlotheid. Maar dat men reeds aan hem denkt in verband met Daum, is voor de amusementsauteur die hij is een compliment. En hij heeft zo [...] zijn ‘eigen charme’; tenminste wanneer hij op zijn best is.Ga naar eind3 Du Perron geeft hiermee zijn verklaring voor het feit dat het literaire werk van Herman Salomonson ondanks de kwaliteiten ervan in de literaire marge terecht zou komen: het was amusementsliteratuur. Gerard Termorshuizen sluit zich daar vijfenzestig jaar later bij aan. Hij vindt Melis Stokes romans verstrooiende lectuur, maar dan wel van een beter en bijzonder soort.Ga naar eind4 In zijn inleiding bij Ik kijk de kat uit de klapperboom geeft Termorshuizen een karakteristiek van Herman Salomonson. Deze komt hieruit naar voren als een bijzonder man, zowel door zijn opmerkelijk genuanceerde meningen over de koloniale samenleving als door zijn vaardige en onderhoudende pen. Termorshuizen merkt over het eerste op: Uit heel zijn leven en al zijn werk blijkt dat Salomonson niet de man was van de confrontatie, maar veeleer van de verzoening. Tolerant naar diepste overtuiging, verzette hij zich tegen hen die in de kolonie de intolerantie predikten. Bij dat verzet zocht hij zijn kracht in argumenten, en in de verwoording ervan verkoos hij de ironie boven de heftige toon van de zo beruchte tropenjournalistiek. Wat steeds weer bij hem treft is zijn respect voor mensen, onverschillig of dat nu ging om Europeanen of inlanders. Racisme was hem ten ene male vreemd.Ga naar eind5 Termorshuizen raakt hier de kern van Salomonsons schrijverschap. Zijn tolerante houding en zijn zoektocht naar verzoening blijken ook | ||||||||||||||||
[pagina 173]
| ||||||||||||||||
uit zijn Indische romans. Steeds weer worden verschillende visies op zo'n manier tegen elkaar afgezet dat de lezer zich kan inleven in de standpunten en motieven van de personages. In Zoutwaterliefde bijvoorbeeld dienen het gebruik van een wisselend perspectief - steeds vertelt een ander personage het verhaal - en de relativerende werking van humor dat doel. In alle werken van Herman Salomonson valt dit inlevend vermogen op: hij heeft begrip en mededogen voor elk van zijn personages. De kwaliteit van het werk ligt daarnaast in de combinatie van zijn humoristisch talent en zijn opmerkingsgave. De auteur verloochent zijn journalistieke achtergrond in zijn fictionele werk bepaald niet. Scherpe observaties van zijn omgeving vormen de basis van zijn werk. In zijn Indische boeken was het zijn bedoeling met veel humor een beeld te geven van het milieu van de Indischgasten in de kolonie en het moederland. Voor de huidige lezer valt er in zijn werk dan ook veel over de koloniale samenleving van die dagen te ontdekken. | ||||||||||||||||
De romansPatriaSalomonson schreef Patria in 1931, vlak na zijn grote succes Zoutwaterliefde. In zekere zin is deze ‘Kroniek van de thuiskomst’ een vervolg daarop. Veel personages uit Zoutwaterliefde maken in het boek de reis met de mailboot ‘Patria’ terug naar Nederland. Voor beide romans kon Salomonson putten uit eigen ervaring. Na negen jaar in Nederland als journalist werkzaam geweest te zijn, was hij in 1923 naar Nederlands-Indië vertrokken om redacteur te worden van de Java-Bode. Ruim drie jaar lang heeft Salomonson zijn handen vol gehad aan het werk voor de krant, die er op dat moment bijzonder slecht voorstond. Maar het lukte hem om de Java-Bode er weer bovenop te krijgen en toen hij in 1927 terugkeerde naar Nederland had hij alle reden om met voldoening terug te kijken op zijn verblijf in Indië. In Nederland werd hij directeur van Aneta, het door Beretty opgerichte Algemeen Nieuws- en Telegraaf Agentschap van Nederlandsch-Indië. Door zijn beroep bleef hij altijd in contact met de kolonie en verschillende malen heeft hij Indië later nog bezocht. De reis per mailboot werd daardoor een favoriet thema in het literaire werk van Salomonson. Bijna al zijn werk publiceerde hij onder het pseudoniem Melis Stoke, een schuilnaam ontleend aan de veertiende-eeuwse auteur van de Rijmkroniek van Holland. Vóór zijn Indische jaren had hij in Nederland al enkele romans onder zijn eigen naam het licht laten zien, maar vanaf Zoutwaterliefde gebruikte hij meestal dit pseudoniem. Ook op de titelpagina van Patria staat de naam Melis Stoke. Du Perron vindt Patria in vergelijking met Zoutwaterliefde een mislukt | ||||||||||||||||
[pagina 174]
| ||||||||||||||||
Annie Salomonson-Maas Geesteranus (1896-1992) en Herman Salomonson op vakantie in Nice in de jaren twintig (collectie Nannette Fernhout-Salomonson).
| ||||||||||||||||
[pagina 175]
| ||||||||||||||||
boek. In dit ‘z.g. vervolg is alles naar uiterlijk hetzelfde recept, er is zelfs meer drukte in gebracht, en het <doet> het net niet’.Ga naar eind6 Du Perron legt verder niet uit waarom het boek hem niet kan bekoren. Toch zijn er wel goede verklaringen te vinden waarom Patria tegenvalt. Allereerst heeft Salomonson een vrijere vorm gekozen. Het wisselend perspectief in Zoutwaterliefde, dat strak volgehouden werd, zorgde voor veel spanning en afwisseling. In Patria gaat hij een stuk losser met deze techniek om. Daarnaast heeft Salomonson minder humor verwerkt in dit boek, waardoor de tragiek van ‘de koloniale kolonie’ in Nederland te zwaar overkomt. Desondanks is Patria een interessant boek. Het toont hoe mensen die na jaren hard werken in Indië hun fortuin vergaard hebben, hun lang gekoesterde dromen na terugkomst in Europa als een zeepbel uit elkaar zien spatten. Geen enkele Indischgast blijft in Patria gespaard voor dit soort teleurstellingen. De ambitieuze vice-admiraal Boelsma blijkt bijvoorbeeld een te hoge functie bekleed te hebben om in Holland nog aan de bak te kunnen komen, en van zijn expertise wordt nauwelijks meer gebruikgemaakt. Generaal-majoor b.d. Prester weet zich niet los te maken van zijn bazige vrouw en ziet de verwezenlijking van zijn in Indië opgebouwde erotische fantasieën over een losbandig leven in Europa op een echec uitlopen. Na een paar mislukte avontuurtjes in Brussel en Nice eindigt hij als een stiekeme pantoffelheld die dociel naast zijn vrouw zijn wandelingen maakt in Scheveningen. Het huwelijk van de voormalig directeur van de Aziatische Bankvereniging Van Vleuten kan ternauwernood gered worden na een dolle verliefdheid op de veel jongere Eva Boelsma. Het pretentieuze boek dat de oud-gouverneur Hoevenaars wil schrijven over de agrarische politiek van Java belandt uiteindelijk in een bureaula en hijzelf in de onvermijdelijke sociëteit De Witte. Laura Dickhof, die in Indië niet kon aarden, wordt na een teleurstellend verblijf bij een vroegere hartsvriendin, in Nice opgehaald door haar uit de kolonie overgekomen man. Zij vertrekt weer met de mailboot naar Java. De eens zo vooraanstaande kolonialen blijken in Europa overbodige mensen te zijn. Het lang nagestreefde verblijf in het land van oorsprong loopt voor de Indischgasten uit op een ontluisterende ervaring. Ze tuimelen in de cultuurkloof die gaapt tussen de kolonie en het vaderland. Hun ‘Hollandse’ dromen botsen met de werkelijkheid. Ze weten zich niet goed aan te passen en in Nederland zit niemand op de Indische nabobs te wachten. De buitenwacht was doorgaans slechts geïnteresseerd in hun geld en niet in hun ambities en dromen. In jaren opgebouwde fantasieën over het bestaan na de repatriëring eindigden zo vaak in een deceptie: Want het waren tropische droomen[...] wat te bont gekleurd voor de Hollandsche luchten, te snel gegroeid, te onstuimig uitgezonden [...] droomen die gekoesterd waren onder de palmen van het milde land in de verte, verlangens | ||||||||||||||||
[pagina 176]
| ||||||||||||||||
die hun bestaan al te zeer ontleenden aan een voorbij, afgedaan verleden en die geen bodem meer vonden tot voedsel. | ||||||||||||||||
De blinde en de lammeIn De blinde en de lamme, dat in 1933 verscheen, is het al niet anders. Ook in dit boek weet een Indischgast zich niet goed meer aan te passen aan het leven in Europa. De weduwnaar Floris de Wilde keert na een plantersbestaan van 27 jaar, dat hem puissant rijk heeft gemaakt, terug naar Europa. Hij arriveert er zonder concreet doel. De oudgast verveelt zich en voelt zich eenzaam in Europa. Naar zijn familie in Amsterdam wil hij niet terug. Een bezoek tijdens een in het verleden genoten verlof was op een mislukking uigelopen: ‘Hij voelde zich ongelukkig en schuw temidden van deze menschen, die het leven met kleine, voorzichtige hapjes tot zich namen.’ (15) In Parijs ontmoet hij een oude kennis die hem voorstelt aan Irma Collin, een vliegeniersweduwe. Het klikt en de twee sluiten een verbond: samen reizen zij per luxe wagen met chauffeur door Europa. De mondaine Irma fungeert als gezelschapsdame en Floris financiert de reis. Aanvankelijk bestaat er slechts kameraadschap tussen het duo, maar dan wordt Floris verliefd. Hoewel de liefde niet wederkerig is, komt het toch tot een huwelijk. Naarmate de tijd verstrijkt wordt Irma steeds ongelukkiger. Zij kan in Floris niet vinden wat ze zoekt en gaat een paar keer een flirtation aan met andere mannen. Terug in Amsterdam gaat het mis. Hier heeft Floris zijn ouderlijk huis gekocht en opgeknapt als zijn droompaleisje. Maar Irma kwijnt er weg en laat Floris in de steek voor een ander met wie zij naar Parijs vertrekt. Als Irma in Parijs hoort dat Floris in Amsterdam de boot genomen heeft naar Indië, voelt ze zich schuldig: Scherp, meedoogenloos scherp reconstrueerde haar geest wat er moest zijn voorgevallen: zijn heldhaftig pogen eerst om het verraad en den hem aangedanen smaad te verbergen [...] zijn wanhopig trachten om het voor elkeen verborgen te houden [...] o, ze wist het, om harent wille [...] en toen, omdat er niemand was om heen te gaan, en doordat zijn fantasie zoo arm was: de terugtocht naar Indië, vanwaar hij zoo vol verwachting was gekomen. (286) Irma reist naar Genua, en ziet vanaf de kade Floris op het dek van de mailboot staan: | ||||||||||||||||
[pagina 177]
| ||||||||||||||||
Toen zag ze hem [...] Met deze melodramatische scène eindigt de roman. | ||||||||||||||||
VerlofIn 1935 publiceerde Herman Salomonson de novelle Verlof, een boek dat alles weg heeft van een luchtig tussendoortje. Ook in dit boek staat de confrontatie tussen in Indië gekoesterde verwachtingen over Holland en de tegenvallende realiteit van het verblijf in patria centraal. De bewegingsruimte die de koloniaal in Indië gewend is, ontbreekt in het bekrompen Holland. De welgestelde verlofganger Hein Binnendam ziet zich in Holland herenigd met zijn familie. Vooraf heeft hij zich het meest voorgesteld van de ontmoeting met die verwanten, die min of meer carrière hebben gemaakt. Een zus, Lize, is getrouwd met een referendaris bij de posterijen en een andere zus, Marie, heeft een kapitein in het leger aan de haak geslagen. Beiden zijn inmiddels voorzien van een aanzienlijke kinderschare. Heins derde zus, Toet, is getrouwd met een kunstschilder en zijn enige broer Henri is het zwarte schaap van de familie, een klaplopende advocaat en procureur wiens schulden Hein al driemaal betaald heeft. Het gesettelde deel van zijn familie, Lize, Marie en vooral hun echtgenoten, doet er alles aan Hein het geld uit de zak te kloppen en probeert hem met dit doel voor ogen volledig voor zich op te eisen. Deze familieleden hebben grote moeite met zijn Indische zeden en gewoonten. De hoofdpersoon is meer ruimte gewend dan in Holland te vinden is. Tijdens zijn eerste nacht op een jongenskamer bij zijn kinderrijke zus Lize is dat zelfs letterlijk het geval. Voor hem blijkt het ‘een hachelijker avontuur dan welke exotische onderneming van | ||||||||||||||||
[pagina 178]
| ||||||||||||||||
Herman Salomonson met Netje (1925-) en Hans (1922-1944) in 1926 in hun huis op Kramat (collectie Nannette Fernhout-Salomonson).
| ||||||||||||||||
[pagina 179]
| ||||||||||||||||
de laatste zes jaren ook’. (35) De verwanten die Hein aanvankelijk minder hoog aansloeg - zijn zus Toet en haar man en Henri - geven Hein daarentegen juist het gevoel dat hij echt welkom is. Hij voelt zich bij hen senang, omdat zij geen enkele ambitie vertonen en niet gehinderd worden door burgerlijke conventies. Zij zijn gewoon gebleven en niet van Hein vervreemd. Als Hein wil gaan trouwen met een serveerster, zijn zij het juist die dit voornemen met vreugde begroeten, terwijl zijn pretentieuze familieleden alles in het werk stellen om hem dit huwelijk uit het hoofd te praten. Aan het eind van het verhaal gaat Hein scheep om met zijn Cato in Londen te trouwen, een huwelijksreis naar Zwitserland en het zuiden van Europa te maken en vervolgens de terugreis naar Indië te aanvaarden. Aan de kade wordt hij uitgezwaaid door de zus en de broer van wie hij aanvankelijk niet veel verwachtte, maar die toch ‘goeie lui’ bleken te zijn. | ||||||||||||||||
De reis zonder eindeEen boek dat Du Perron niet besprak in zijn recensie in het Bataviaasch Nieuwsblad is De reis zonder einde uit 1936. Salomonson schreef het boek niet onder pseudoniem, maar liet het verschijnen onder zijn eigen naam.Ga naar eind8 Wellicht omdat hij nu een ‘serieuze’ roman wilde schrijven; een roman waarin hij de voor hem zo typerende humor achterwege liet om die te vervangen door een minder luchtige variant: De reis zonder einde is een bitter ironisch werk. Het boek opent met de overlijdensannonce van Abraham Langelaan. Gedurende vijftien jaar had hij zonder verlof in Indië geleefd en gewerkt, terwijl zijn gezin in Holland verbleef. Al die tijd had hij ervoor gezorgd dat zijn gezin in Den Haag een grote staat kon voeren. Zijn pas getrouwde zoon en aanstaand vader Aat Langelaan, wordt naar de kolonie gezonden om de erfenis te regelen. Uit zijn vaders nalatenschap blijkt namelijk dat Langelaan senior een fonds van incourante aandelen had opgebouwd, dat hij als onderpand heeft gebruikt voor grote leningen. Ook moet de pas afgestudeerde rechtenstudent uitzoeken wie de mysterieuze stenotypiste Henny Box is op wier naam een levensverzekering is afgesloten. Aan boord van de ‘Tromp’ valt de onervaren Aat ten prooi aan de getrouwde bon-vivante mevrouw Gijsberti, die op weg is om zich in Soerabaja weer bij haar man te voegen. Al snel is de liaison onderwerp van ‘omong kosong’ (geroddel) aan boord. Het gerucht over de affaire verspreidt zich razendsnel naar Indië en Holland, en nog voordat Aat een voet op Indische bodem heeft gezet, heeft men hem in hogere kringen al gewogen en te licht bevonden. Aat is niet opgewassen tegen de Indische toestanden: hij is onbekend met de ongeschreven wetten van de koloniale samenleving en lijkt totaal ongeschikt voor de taak die hij in de kolonie heeft te verrichten. Vol wroeging over zijn amoureuze misstap en wrok jegens de Indische gemeenschap vertrekt hij naar het | ||||||||||||||||
[pagina 180]
| ||||||||||||||||
monumentale pand van zijn vader aan het Koningsplein. Daar ontmoet hij Henny Box, een gelovige Indo-Europese vrouw, die ooit vanwege een abortus op jonge leeftijd verstoten is door haar familie en daarop door Aats vader onder de hoede is genomen. Door het weerzien met het huis waarin hij zijn jeugd heeft doorgebracht, ziet Aat nu in hoe zijn vader zich een slag in het rond heeft gewerkt om voor zijn gezin te zorgen. Abraham Langelaan heeft om aan die wens te voldoen in Indië als een rat gevangen gezeten, in stil verlangen zijn familie ooit weer te zien. Langzaam maar zeker komt Aat erachter dat de maatschappij waarvoor zijn vader heeft gewerkt, De Vereenigde Cultuurondernemingen N.V., via allerlei machinaties op slinkse wijze de aandelen in bezit probeert te krijgen. Inmiddels hebben de berichten over Aats gedrag aan boord ervoor gezorgd dat zijn Hollandse verwanten hem zijn machtiging om op te treden namens de familieleden hebben ontnomen. Ook hebben de berichten over zijn promiscuïteit zijn zwangere vrouw Suze bereikt. Zij is een zenuwinzinking nabij en wenst voorlopig geen contact meer met Aat. Zijn brieven worden door de familie bij haar weggehouden. Met hulp van Henny Box en Aats studievriend Terzijll, die het advocatenkantoor waarvoor hij werkt inschakelt, weet men de overname te verijdelen. De directie wordt naar huis gestuurd en Aat kiest ervoor in Indië te blijven om te worden opgeleid als directeur van De Vereenigde Cultuurondernemingen N.V. Hij koopt het huis van zijn vader en hoopt dat Suze en zijn kind op termijn bij hem zullen intrekken. Terzijll, die in onderling overleg Aats baan bij een advocatenkantoor in Holland overneemt, zal samen met zijn vrouw een goed woordje doen bij Suze. Op 23 augustus 1926 wordt Aats zoon in Scheveningen geboren, terwijl hij in Batavia zit. Zijn naam luidt Abraham Langelaan, naar Aats vader. De reis zonder einde is een minder geslaagd boek. Dit bittere verhaal over een zoon die tegen wil en dank in de voetsporen van zijn vader treedt om te kunnen doorgronden wat hij en de rest van het gezin de beste man vijftien jaar lang hebben aangedaan, is te zwaar aangezet. Salomonsons stijl is vaak wat gezwollen en mist het luchtige van zijn onder pseudoniem geschreven werken. Het verhaal overtuigt wel in de typering van de Europese gemeenschap in Indië die Salomonson geeft. Hij zet deze neer als een heterogene groep van op geld beluste passanten, naar herkomst en wezen verdeeld, die in een luxe bagno verkeerden. Het waren veroordeelden tot het leven onder de gloeiende zon, mensen die niet naar Indië waren gedreven door liefde voor het land, maar door hebzucht. In het diepst van hun hart smachtten zij naar de Europese plaatsen waarmee zij door aard en afkomst verbonden waren. Veelal betrof ‘de koloniale kolonie’ volgens Salomonson lieden die niet waren geïnteresseerd in intellectuele of hogere waarden en daarom moe en gemakzuchtig vluchtten in het instinctieve en primaire, in laster en lichtzinnige taal. | ||||||||||||||||
[pagina 181]
| ||||||||||||||||
De onderlinge samenhang van de gemeenschap berustte op niets anders dan vrees voor de eenzaamheid: Vandaar dat ze een schijn-eenheid vonden in de collectieve veroordeeling van derden. | ||||||||||||||||
LuchtvacantieReizen tussen Nederland en Indië is een veel voorkomend thema in de boeken van Herman Salomonson. Vaak gaat het over de reis met de mailboot, maar in Luchtvacantie uit 1938 is een vliegtuig het vervoermiddel. In zijn rubriek ‘Van onze boekenplank’ recenseerde Willem Walraven geregeld boeken van Melis Stoke. Herman Salomonson kreeg van hem over het algemeen een gunstige pers. Ook over Luchtvacantie uit 1938 is Walraven goed te spreken: ‘De schrijver heeft gewonnen aan ernst en bezonkenheid, maar hij is nog altijd de vlotte verteller.’ Ook Walraven prijst de combinatie van ernst en humor waardoor het werk van Salomonson zich onderscheidt. Bovendien weet de auteur een wereld die voor de meeste lezers vreemd is uitstekend uit te beelden: De menschen, die in een vliegtuig naar Indië kunnen reizen, zijn niet degenen, waarmee elk van ons zich innig verbonden voelt. Er wordt in dit boek nogal veel gedineerd in smoking en avondtoilet, er wordt Moezelwijn en Champagne gedronken. Er is in deze wereld geen gebrek aan geld en de genoegens zijn niet eenvoudig en simpel. [...] Maar als men daar overheen kan stappen, dan blijft er nog het goede verhaal van den ervaren verteller, die schrijft als een journalist voor een groot publiek, en dan blijkt, dat dit lectuur is boven de middelmaat, die aan de op het omslag gewekte verwachtingen zeer wel beantwoordt. E. du Perron was minder goed over Luchtvacantie te spreken. Hij vond het wat teveel ‘Hollywood’: | ||||||||||||||||
[pagina 182]
| ||||||||||||||||
Pasfotoserie die Herman Salomonson midden jaren dertig in Indië liet maken voor zijn kinderen Hans en Netje die samen met hun moeder in Den Haag waren achtergebleven (collectie Nannette Fernhout-Salomonson).
| ||||||||||||||||
[pagina 183]
| ||||||||||||||||
Misschien kwam dit door het zo filmische vervoermiddel, dat scènes met Clark Gable, Myrna Loy, Ronald Colman en dergelijken in het proza van Melis Stoke mengt. Een feit is dat menige lezer van Luchtvacantie onbewust van dit boek geniet, omdat hij de sfeer van New York-Miami in Schiphol-Batavia omzet; de auteur zal dit wel niet zo onbewust hebben gedaan.Ga naar eind10 In Luchtvacantie overheerst de verwondering over de snelheid van het reizen per lijnvlucht naar Indië, in de late jaren dertig een relatief nieuw fenomeen. De reis duurde zeven dagen. Het boek draait om de verwikkelingen tussen passagiers en bemanning in een elke dag veranderend decor. Daarnaast drukken de groeiende spanningen in West-Europa een grimmig stempel op het verhaal. Salomonson, die van Joodse afkomst was, neemt in Luchtvacantie stelling tegen het nazisme. Hij voert in de persoon van de handelsgezant Schildmayer een typische exponent van het Hitler-bewind ten tonele. Een conflict in Egypte met de uit Duitsland verbannen Jood Levy zorgt ervoor dat de onsympathieke Schildmayer het einddoel van zijn reis niet bereikt, maar voortijdig teruggeroepen wordt naar Duitsland. | ||||||||||||||||
De razende bergHet was deze in 1939 verschenen roman van Salomonson, die Du Perron ertoe bracht om het merendeel van de Indische boeken van Salomonson te herlezen en er een overzichtsartikel aan te wijden. Du Perrons oordeel over De razende berg kent twee kanten. In eerste instantie oordeelt hij negatief over het boek. Het ‘satirieke’ element is volgens hem tegelijkertijd de kracht en de zwakte van Melis Stoke: ‘De razende berg heeft veel van de amusante warwinkel van een frans blijspel uit de tijd van Scribe, [...] en dat alles aan het eind zo goed terechtkomt, is ook een aanwijzing voor het gehalte waarmee Melis Stoke zich tevreden stelt.’Ga naar eind11 Maar juist dit ‘satirieke’ element leidt volgens Du Perron ook tot een paar zeer vermakelijke, rake scènes [...] die de lezer zich nog herinnert als de tenslotte wat al te operette-achtige ramé-ramé van het hele gedoe hem heeft vermoeid en van hem afgevallen is. De figuur van de burgemeestersvrouw van Tjiomong, hoewel essentieel in twee dimensies, is bovendien als creatie in de koloniale bellettrie niet te misprijzen: Melis Stoke heeft van deze agressieve malloot zelfs twee kanten naar voren weten te brengen die, in één figuur gecombineerd, nogal subtiel zijn, voor een indische klucht als deze vooral: een zekere charme van energie en dash naast een zekere zieligheid.’Ga naar eind12 De belangrijkste verhaallijn van De razende berg is snel verteld. Julie Meerkamp, de vrouw van de burgemeester van Tjiomong in de Preanger, wil een monument maken ter ere van een pas aangelegde weg naar de top van de Goenoeng Saheng. Deze weg is aangelegd door de puissant rijke planter Handers. Samen besluiten ze dat de kunstzinnige Julie een beeld zal vervaardigen dat Handers zal bekostigen. Dit | ||||||||||||||||
[pagina 184]
| ||||||||||||||||
beeld zal op een groot feest onthuld worden in aanwezigheid van vele hoogwaardigheidsbekleders. Julie hoopt op artistieke erkenning en roem en Handers wil een toeristentrekpleister van Tjiomong maken en is uit op aanzien van de blanke gemeenschap; hij laat zich door Julie zelfs een lintje voor zijn mecenasactiviteiten in het vooruitzicht stellen. Beiden zijn verblind door eigenbelang en laten zich weinig gelegen liggen aan wat de oorspronkelijke bewoners van het land ervan vinden. Dan blijkt echter weer eens dat in Indië geklets veel kan verstieren en dat hoogmoed voor de val komt. Het veel te moderne beeld, dat in aansluiting bij de legende van Goenoeng Saheng een roepende vrouw moet voorstellen, wekt sterk wisselende reacties op nog voordat het zelfs maar onthuld is. De inheemsen zijn er bang voor. Versteynen, een sympathieke oud-rechter die zich blijvend in Indië heeft gevestigd en die als een van de weinige Europeanen met de inheemse bevolking praat, ziet het fout gaan en waarschuwt in vertrouwen de autoriteiten: ‘Die Julie is tot alles in staat! Met haar toomelooze energie brengt ze de heele Inlandsche geestenwereld, met den Goenoeng Saheng incluis in beroering!’ (73) Ook de regent maakt bij het Binnenlands Bestuur gewag van onrust onder de inlanders. De Europeanen die het beeld vooraf mogen bekijken, vinden het door Julie gemaakte beeld nog het meest op een kikker lijken. De onrust in Tjiomong wordt nog eens gevoed door de opruiende krantenberichten van een lokale sensatiejournalist. Notabelen en kleine zelfstandigen die zich gepasseerd voelen doordat Julie veel mensen van buiten Tjiomong heeft ingeschakeld, gaan dwarsliggen. Als het beeld uiteindelijk tijdens een groot festijn onthuld wordt, gaat er van alles mis. Als iemand begint te kwaken, ontstaat er al snel een voor Julie blamerende, algemene hilariteit. Het lang verwachte lintje voor Handers blijft uit, en wanneer er een enorme hoosbui losbarst, weet men niet hoe snel men van de berg af moet komen. Als gevolg van dit fiasco worden diverse ambtenaren overgeplaatst, waaronder Julies man, omdat ambtenaarsvrouwen direct of indirect geld blijken te hebben geleend van Handers. De berichten van de lokale persmuskiet over het schandaal bereiken langs een omweg zelfs de nationale en internationale pers en in de volksvertegenwoordiging worden er vragen gesteld over het gebeurde in Tjiomong. Handers besluit uiteindelijk het beeld te laten verwijderen om het op zijn landgoed te plaatsen. Maar op de weg naar de voet van de razende berg, wordt het gewraakte monument door een watervloed met vrachtwagen en al van de Goenoeng Saheng af het ravijn in gespoeld. De oude toestand is hersteld en er heerst weer rust in Tjiomong. De machtige Goenoeng Saheng heeft overwonnen. In De razende berg onderbreekt de alwetende verteller steeds het verhaal. Zo doet hij de voorgeschiedenis van Tjiomong uit de doeken en geeft hij geregeld commentaar op gedragingen van personages en | ||||||||||||||||
[pagina 185]
| ||||||||||||||||
gebeurtenissen. Op den duur wordt dat storend. Maar interessant aan dit boek is, dat het een mooi inkijkje geeft in hoe mensen uit de koloniale upper-class in Indiëmet elkaar omgaan. De hoofdpersonen zijn verblind door hun eigen ambitie. Alles wordt ondergeschikt gemaakt aan het bereiken van eigen doelen, en het sociaal verkeer staat volledig in het teken daarvan. Deze zelfzuchtigheid breekt menigeen op. Er sneuvelen in Tjiomong heel wat reputaties en carrières lopen onherstelbare schade op door egoïsme en eigenwaan.Ga naar eind13 | ||||||||||||||||
Pinkster-veldtochtNa 1939 heeft Herman Salomonson onder moeilijke omstandigheden nog twee boeken geschreven. Eén dag na de bezetting van Nederland door Duitsland, op 16 mei 1940, werd hem door de nazi's verboden het Aneta-kantoor waar hij werkte nog langer te betreden. In juli en augustus schreef hij als Melis Stoke nog een roman met een Indisch tintje, Pinkster-veldtocht, dat in 1940 verscheen. Zijn laatste werk was De reis van een lied, dat hij nog net voltooide, voordat hij op 26 oktober 1940 door de Gestapo werd gearresteerd. Het verscheen in 1941 in druk. Pinkster-veldtocht gaat over het begin van de Tweede Wereldoorlog. Het is een vrij persoonlijke roman waarin het geloof zoals dat beleefd wordt door de Oxford-groep centraal staat. Herman Salomonson had zich in 1936 bij deze christelijke beweging aangesloten.Ga naar eind14 Salomonson trekt in Pinkster-veldtocht parallellen tussen de strijd die de troepen leveren tegen de vijand en het innerlijke gevecht dat ieder individu voert om zichzelf geestelijk te bevrijden: Ik heb gedacht de gebeurtenissen die zich omstreeks Pinksteren hebben afgespeeld te beschrijven zooals ze ervaren worden in de zielen van menschen: vrede, mobilisatie, oorlog en overwinning, niet beoordeeld naar den maatstaf van verstand of van de materieele overweging, maar van binnen uit en in het licht van de Pinkster-Openbaring. (VII) Pas als het individu zichzelf overwonnen heeft en zich ten dienste stelt van de gemeenschap ervaart het bevrijding; vandaar de ondertitel Kroniek van zelf-overwinning die Salomonson aan deze roman meegeeft. De hoofdpersoon van Pinkster-veldtocht, Adriaan van Herkhuyzen, is een luitenant-kolonel van het KNIL die op verlof in Nederland overvallen wordt door de mobilisatie. Van Herkhuyzen, een gescheiden telg uit een aristocratisch geslacht, heeft twintig tropenjaren achter de rug. In Europa wordt hij herenigd met zijn dochter Marie, die in verband met haar studie bij een vorig verlof in Holland is achtergebleven bij zijn zuster Sophie. Van Herkhuyzen neemt zijn intrek bij zijn zus in hun ouderlijke woning aan de Princessegracht in Den Haag. Zijn twee vrouwelijke verwanten hebben echter zo hun eigen besognes en in eerste instantie verloopt Van Herkhuyzens verlof als dat van zovelen. | ||||||||||||||||
[pagina 186]
| ||||||||||||||||
Hij verveelt zich in zijn vaderland dat hem vreemd is geworden. Maar al spoedig komt er een eind aan het slepende bestaan van deze verlofganger. Als Nederland gemobiliseerd wordt, komt Van Herkhuyzen aan het hoofd van het Haags Depôt-Bataljon Q te staan. Het bataljon wordt gelegerd in een pand dat familiebezit is en dat tijdens de eerste oorlogsdagen door bommen zal worden getroffen. Ondertussen leven alle personages gewoon nog hun zelfzuchtige leven. Pas als de oorlog uitbreekt, worden de afzonderlijke belangen en onderlinge geschillen opzij gezet voor het gemeenschappelijke doel: het gevecht tegen de vijand en het helpen van elkaar. De strijd roept op tot solidariteit en eist grote, onzelfzuchtige offers. Zo vallen velen in de strijd en sterft de statige Sophie van Herkhuyzen aan een hartkwaal, niet lang nadat ze haar monumentale huis aan de Princessegracht ter beschikking heeft gesteld als hospitaal. Van Herkhuyzen heeft uiteindelijk zijn lotsbestemming gevonden: Hij had, uit Indië komend, den Vrede gezocht van het oude huis, en het eigene, en dóór oorlog en dood, had hij er den Vrede gevonden die, van een hooger orde, àlles dragelijk maakte wat er nu nog zou mogen komen [...] Wàt het ook mocht zijn [...]! (322) | ||||||||||||||||
Chroniqueur van ‘de koloniale kolonie’Herman Salomonson schreef acht fictionele werken, waarin een Indisch milieu het decor vormt van zijn vertelling. Hij volgt de Indischgasten in de kolonie, op reis en vooral in patria. Vier van zijn boeken zijn in Holland gesitueerd. Zoutwaterliefde en Luchtvacantie gaan vooral over de overtocht. De reis zonder einde speelt zich voornamelijk in Indië af en De razende berg in zijn geheel. Salomonsons hoofdpersonen zijn zonder uitzondering afkomstig uit de Europese koloniale toplaag: ‘de koloniale kolonie’. Bij hem zijn Indischgasten vooral naar Indië gekomen om geld en status te verwerven. Het einddoel was daarna weer naar Holland te gaan om te genieten van de verworvenheden uit het koloniaal verblijf. Slechts een enkeling voelde zich echt verbonden met Indië en zijn bewoners, zoals de voormalige rechter Versteynen uit De razende berg: die vestigde zich er voorgoed. Versteynen werd dan ook niet gedreven door haastig geld verdienen, om zo gauw mogelijk naar Europa terug te kunnen keren. Hij kende Europa en het leven daar, en wist dat de verlokkingen ervan gebaseerd waren op illusies. Maar Versteynen is een uitzondering. De meeste Indischgasten zijn bij Salomonson passanten, die weinig oog en oor hadden voor wat er in Indië leefde. Ze koesterden slechts hun dagdromen over Europa. Als ze echter eenmaal in het vaderland waren teruggkeerd, dan bleek daar veel te zijn veranderd; ze waren door hun Indische verblijf het | ||||||||||||||||
[pagina 187]
| ||||||||||||||||
contact met de Hollandse samenleving kwijtgeraakt. Er was voor hen geen prominente plaats meer in de maatschappij. De koloniale terugkomers waren vreemdelingen geworden, blanke buitenstaanders van wie de Indische tinka's slechts getolereerd werden omwille van hun geld. De tropische fantasieën over de jaren na de repatriëring eindigden voor hen in een bittere teleurstelling. Wat him restte, was zich te schikken in hun lot en zich over te geven aan Europese mijmeringen over Indië. Vaak zochten Indische lotgenoten elkaar op om steun en begrip bij elkaar te vinden, zoals in sociëteit De Witte aan het Plein in Den Haag. Een enkeling keerde uiteindelijk zelfs weer terug naar de kolonie. Indischgasten waren volgens Salomonson ontheemden. Ze waren het slachtoffer van de aloude Indische paradox: in Indië verlangden ze naar Holland en in Holland verlangden ze weer naar Indië. Herman Salomonson had dit zelf aan den lijve ondervonden. Sinds hij in 1923 voor het eerst voet aan wal had gezet in Nederlands-Indië, had het land hem niet meer losgelaten. De rest van zijn leven zou hij zich heen en weer geslingerd voelen tussen moederland en kolonie. Als journalist maakte hij geregeld de overtocht tussen Nederland en Indië. Holland was zijn thuis, maar Indië had hem voorgoed geraakt. In zijn Indische boeken is reizen een belangrijk thema. De tocht die veel personages in zijn romans ondernemen, is meestal ook een innerlijke reis met als eindbestemming een louterend zelfinzicht. Het is een route die Salomonson zelf ook afgelegd moet hebben, zo blijkt uit veel van zijn geschriften.Ga naar eind15 Slechts personages die zich in hun lot weten te schikken, daarnaast tolerant, eenvoudig en bescheiden blijven en zich in dienst stellen van het gemeenschappelijk belang, vinden uiteindelijk iets dat op geluk lijkt.
Herman Salomonson overleefde de oorlog niet. Na zijn arrestatie door de Gestapo werd hij meer dan een half jaar gevangen gehouden in het Oranjehotel in Scheveningen. Vervolgens werd hij weggevoerd naar het concentratiekamp Buchenwald. Op 7 oktober 1942 werd hij in Mauthausen ‘auf der Flucht erschossen’. Veel van zijn lotgenoten vertelden na de bevrijding over zijn nooit falende opgewektheid, zijn moedig vertrouwen en zijn verbijsterende onzelfzuchtigheid. Op zijn laatste reis, die van Buchenwald naar Mauthausen ging, deelde hij in Hannover nog zijn schamel maal met Poolse kinderen. Een aanbod om te ontsnappen dat hem gedaan werd door een medegevangene, die de oorlog zou overleven, sloeg hij af. Hij zag voor zichzelf een andere weg.Ga naar eind16 | ||||||||||||||||
[pagina 188]
| ||||||||||||||||
Bibliografie
|
Melis Stoke. Zoutwaterliefde. Kroniek van een reis per mailboot. 's-Gravenhage, 1929. |
Melis Stoke. Patria. Kroniek van de thuiskomst. 's-Gravenhage, 1931. |
Melis Stoke. De blinde en de lamme. Een geschiedenis van twee zwervers. 's-Gravenhage, 1933. |
Melis Stoke. Verlof. Amsterdam, 1935. |
Salomonson, Herman. De reis zonder einde. Amsterdam, 1936. |
Salomonson, Herman. Aan Nieuw Nederland. Brieven uit de Oxford-Groep. Amsterdam, 1937. |
Salomonson, Herman. De nieuwe dienstregeling: beknopte reisgids voor het leven, bevattende ook de éénige, mogelijke verbinding tussen God en mensch, zoomede aanwijzingen tot den weg naar een nieuwe wijze van leven. Amsterdam, 1938. |
Melis Stoke. Luchtvacantie. Roman van het vliegtuig. 's-Gravenhage, 1938. |
Melis Stoke. Wat men in Indië moet doen en laten. 's-Gravenhage, 1939. |
Melis Stoke. De razende berg. 's-Gravenhage, 1939. |
Melis Stoke. Pinkster-veldtocht. Kroniek van zelf-overwinning. 's-Gravenhage, 1940. |
Melis Stoke. De reis van een lied. 's-Gravenhage, 1941. |
Salomonson, Herman. Recrutenschool en andere gevangenisverzen. Met een inleiding van A.K.C. de Brauw. 's-Gravenhage, 1946. |
Melis Stoke. Ik kijk de kat uit de klapperboom. Vijftig Indische rijmkronieken. Bijeengelezen en ingeleid door Gerard Termorshuizen. Leiden, 2005. |
Melis Stoke. Zoutwaterliefde. Kroniek van een reis per mailboot. Bijeengelezen en uitgeleid door Coen van 't Veer. 6de [=7de] druk. Leiden, 2006. [Inmiddels is er een 4de druk uit 1938 opgedoken. Dat maakt de heruitgave uit 2006 tot 7de druk] |
Secundair
Loor, H.D. de. Nieuw Nederland loopt van stapel. De Oxford Groep in Nederland, een sociale beweging van het interbellum. Kampen, 1986. |
M.C. [= Willem Walraven]. ‘Luchtvacantie, door Melis Stoke’. In: De Indische Courant, 9 februari 1939. |
Perron, E du. ‘Melis Stoke: De Razende Berg’. In: Verzameld werk VI. Amsterdam, 1958, p. 513-519. |
Rambonnet, Anita. Onyx - Jade. Bezorgd en ingeleid door Coen van 't Veer en Govert Zijlmans. Barendrecht, 2001. |
Veer, Coen van 't. ‘Een drijvend zielsziekenhuis. De reis van Holland naar Indië per mailboot in eigentijdse fictie 1870-1940’. In: Peter van Zonneveld [red.]. Naar de Oost. Verhalen over vier eeuwen reizen naar Indië. Amsterdam, 1996, p. 112-147. |
Veer, Coen van 't. ‘Soesah op een zeereis. Humor in Herman Salomonsons Zoutwaterliefde’. In: Indische Letteren 14 (1999), p. 201-215. |
- eind1
- In mijn artikel ‘Soesah op een zeereis’ uit 1999 ging ik uitgebreid op dit boek in. Zie ook mijn nawoord in Melis Stoke 2006. Voor biografische gegevens van Herman Salomonson zie Melis Stoke 2005 en 2006.
- eind2
- Du Perron 1958, p. 514.
- eind3
- Du Perron 1958, p. 515-516.
- eind4
- Termorshuizen in zijn inleiding op Melis Stoke 2005, p. 30.
- eind5
- Termorshuizen in zijn inleiding op Melis Stoke 2005, p. 7.
- eind6
- Du Perron 1958, p. 517.
- eind7
- De getallen achter de citaten uit de romans verwijzen naar de edities in de hierboven opgenomen primaire bibliografie van het werk van Herman Salomonson.
- eind8
- Overigens staat op de stofomslag en de titelpagina naast de auteursnaam wel de naam Melis Stoke tussen aanhalingstekens vermeld.
- eind9
- M.C. [=Willem Walraven] 1939.
- eind10
- Du Perron 1958, p. 517.
- eind13
- Pikant is nog dat De razende berg een sleutelroman moet zijn. Zeer waarschijnlijk heeft Anita Rambonnet, die onder haar eigen naam en onder het pseudoniem Mr. J. Palet diverse Indische werken schreef, model gestaan voor Julie Meerkamp. Of is ook dit slechts ‘omong kosong’? Salomonsons opmerking voorafgaand aan het verhaal is wat dat betreft beslist dubbelzinnig. Hij schrijft: ‘Hoewel de schrijver niemand kan beletten toevallig passende schoenen aan te trekken, stelt hij er prijs op te verzekeren dat het niet zijn opzet is geweest in deze geschiedenis levende personen of bestaande toestanden ten tooneele te voeren, of aan bespotting prijs te geven.’ Zie ook Rambonnet 2001, p. 1-4. In de inleiding van dit deel van de Anita Rambonnet Reeks is een korte levensbeschrijving van Rambonnet te vinden. Een kennis van Anita Rambonnet wees erop dat Julie Meerkamp naar haar gemodelleerd was. Inmiddels zijn er meerdere bronnen die dit bevestigen. Onderzoek in Indische dagbladen zal echter uitsluitsel moeten bieden. Ergens verborgen in deze Indische kranten is waarschijnlijk de ware geschiedenis achter De razende berg te vinden. De overeenkomsten tussen Anita Rambonnet en Julie Meerkamp uit De razende berg zijn in ieder geval opmerkelijk.
- eind14
- Herman Salomonson schreef twee beschouwende boeken over zijn bekering en de richting die de Oxford-groep aan het geloof gaf: Aan Nieuw Nederland en De nieuwe dienstregeling. Voor de geschiedenis van de Oxford-groep en Salomonsons rol daarin zie De Loor 1986.
- eind15
- Zie hiervoor Salomonson 1937 en 1938, De Brauws inleiding op Salomonson 1946 en Termorshuizens inleiding op Melis Stoke 2005.
- eind16
- Zie De Brauws inleiding op Salomonson 1946, p. 15-16.