Indische Letteren. Jaargang 22
(2007)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |||||||||||
Beb Vuyk (rechts) bij de presentatie van In Indië geweest (11 oktober 1990).
| |||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||
Beb Vuyk: de koningin van de perkara's
| |||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||
Typerend voor de schrijfster Beb Vuyk. De zaal zat vol met mensen die toch veel dierbare herinneringen hadden aan Indië en dat met de nodige nostalgie verwoordden. Beb Vuyk liet meteen bij de inleiding al weten daar korte metten mee te maken. Rob Nieuwenhuys en Margaretha Ferguson drukten zich die avond wat diplomatieker uit en probeerden toch ook begrip te tonen voor de bijna onvermijdelijke gevoelens van nostalgie, die iedereen met een Indische jeugd lijkt te hebben. Kortom, de discussie was toen zeer levendig en bij tijden zelfs strijdbaar te noemen. Meer ‘zout’ dan ‘goela-djawa’ in de pap. Beb Vuyk die zich in het begin van de avond nogal denigrerend had uitgelaten over de vooroorlogse koloniale verhoudingen, wilde later toch ingaan op de verknochtheid met het land, die ook bij haar bestond. Zij zei letterlijk hierover: Eind 1944 werden wij weggevoerd uit Bandoeng. Ik reed met anderen in een bus naar het station en zag onderweg het verval van de stad en de verschrikkelijke armoede van de bevolking. Wij liepen in vodden, zij hadden die vodden niet, zij liepen in stukken tikars. Wij stonden een middaglang op een zijspoor gerangeerd in de brandende zon en leden honger en dorst, op elkaar gepropt in de smoorhete, geblindeerde wagens. En ook dit was zo typerend voor de schrijfster. Met het grootste genoegen door de porceleinkast van de Indische taboes lopend, maar als de waarheid moest worden verteld, dan ook voor honderd procent, loepzuiver en in prachtige bewoordingen... De manier waarop ik toen in Den Haag de discussie had geleid kon kennelijk haar goedkeuring wegdragen, want zij nodigde mij uit bij haar op bezoek te komen in haar huisje te Loenen aan de Vecht. Het was het begin van een warme vriendschap, die ruim tien jaar heeft geduurd. Een paar keer per jaar belden wij elkaar op om ‘bij te praten’, niet via de telefoon maar bij haar thuis van aangezicht tot aangezicht. Dat laatste was gewoon nodig bij Beb Vuyk. Ik schreef er eens over: De bovendeur van het smalle zeventiende-eeuwse pandje aan de Dorpsstraat in Loenen aan de Vecht stond altijd open. Je belde er aan met zo'n ouderwetse trekbel, die rinkelend het huisje vulde, hoorde een luide afgemeten stem ‘Wie daar?’, | |||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||
lichtte de klink van de onderdeur op en stapte een lange gang in. De lange filippica's mochten door de argeloze toehoorder eigenlijk niet worden onderbroken; tenzij je Beb goed kende, haar werk goed had gelezen en zij je oordeel accepteerde. Maar ook ik moest eraan geloven, want nogal snel na onze kennismaking volgde prompt een perkara. | |||||||||||
De koningin van de perkara'sAllereerst een toelichting op het woord perkara zelf. Het was in de media destijds veel meer dan een Indonesisch woord voor zaak, kwestie of affaire. Het was een woord met een speciale betekenis. Aan het woord zat meestal een zwart randje. Natuurlijk werd het correct vertaald met zaak of kwestie, maar toch ook heel vaak gebruikt in geschillen tussen mensen, die over minder faire wapens beschikten. Ook in samenstellingen stijgt het veelal boven de gewone betekenis uit. Wat voorbeelden: Habis-perkara = letterlijk het einde van de zaak, maar in de regel betekent het: de zaak is nu uit de wereld, zand erover. Perkara-kecil = letterlijk een kleine zaak, maar veel meer: een wissewasje, een zaak van niets. Perkara-halus = letterlijk een kiese zaak, maar veel meer vooral een zaak die men tactisch moet aanpakken. Kortom, aan een perkara zat bijna altijd een luchtje of een bijbetekenis. In de meeste gevallen was het een geschil van niets. Op zijn minst iets wat met enige goede wil - ik herhaal enige goede wil - in een handomdraai zou kunnen worden bijgelegd. In het oude Indië spraken vooral de rassenongelijkheid en de maatschappelijke positie een hartig woordje mee. Zie in dit verband het verhaal van Vincent Mahieu ‘De pagger’ in zijn Verzameld Werk.Ga naar eind4 Over mijn eigen eerste perkara met Beb Vuyk schreef ik eens het volgende: In 1981 zou ik met Beb Vuyk een vraaggesprek hebben over de rol van het tijdschrift Oriëntatie voor het literaire kwartaalschrift De Engelbewaarder dat geheel gewijd zou zijn aan Rob | |||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||
Portret van Beb Vuyk, de koningin van de perkara's, door Erika Visser.
| |||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||
Nieuwenhuys. Dat zij bij dit vraaggesprek veel vragen niet volledig beantwoordde, ze vaak als niet relevant wegwuifde, of mijn conclusies aanvocht, was met enige goede wil nog wel te accepteren, want Beb Vuyk was nu eenmaal Beb Vuyk. Dat was het ergste niet! Voor de goede verstaander een perinta keras, een niet mis te verstane opdracht... En wat bleek? Zij had mijn vraaggesprek grotendeels weer teruggebracht in de oorspronkelijke vorm. ‘Habis-perkara’ zou iedere rechtgeaarde Indischman zeggen. En Beb Vuyk eigenlijk ook, want lang boos blijven kon ze niet! Maar zij beleefde er zo'n plezier aan en de adrenaline moest blijven stromen. Een portretje van het zogenaamde Wilhelmus-incident, zoals verteld tegen Bibeb Lampe van Vrij Nederland. In 1942 was mij de Van der Hoogtprijs toegekend, dat gebeurde vlak voor de komst van de Kultuurkammer. In 1946 hoorde ik er niks over, toen bleek dat Pom Nijhoff en Top Naeff hadden geprotesteerd vanwege mijn ‘collaboratie met de republiek Djokja’. De republiek Djokja! Bovendien zou ik het Wilhelmus hebben beledigd. | |||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||
ben weggelopen. Niet helemaal weg, want daarna werd er thee en limonade geschonken en kon je met elkaar kennismaken. Een krant schreef dat ik wegging tijdens het Wilhelmus. Dirk de Vries van de regeringsvoorlichtingsdienst getuigde dat het niet het Wilhelmus was geweest en toen kreeg ik die prijs wel.Ga naar eind6 Haar pijlen richtte zij voornamelijk tegen de groep Indische Nederlanders rond het tijdschrift Tong Tong en de televisieshows rond Tante Lien van Wieteke van Dort. Op een vraag wat Beb Vuyk vond van de Late Lienshow was haar antwoord: ‘Schei uit, die hele walgelijke troep. Racistisch en rechts als de pest waren ze. Ik begrijp niet dat de VARA zulke mensen een programma geeft. Ik maak mij daar zo kwaad over!’Ga naar eind7 In mijn archiefje van vraaggesprekken met de schrijfster komen deze en soortgelijke uitlatingen frequent voor. Haar oordeel over wat ik gemakshalve maar zal noemen ‘rechts’ Nederland was hard, maar denkt u niet dat haar tegenstanders zich beschaafder gedroegen. De vroegere hoofdredacteur van De Telegraaf, H.A. Lunshof, schreef eens over haar: Deze begaafde vrouw met communistische meningen was [...] redactielid van ‘Oriëntatie’ en schreef reisverhalen en kritieken... [...]. Zij heeft een voorlopige verblijfsvergunning tot half januari 1960 (in Holland). Met andere woorden, toen de Indonesische regering onze bezittingen stal, haar schulden niet betaalde en 36.000 Nederlanders als honden de straat op smeet, vond Beb Vuyk alle aanleiding om de kant van Soekarno te kiezen, die trouwens nu reeds genoeg van haar begint te krijgen. Wij hebben het allang. Wij hopen dat onze Nederlandse minister van Justitie deze Beb Vuyk op vriendelijke wijze terug zal brengen naar de Republiek Indonesia, die zij, omwille van het communisme, verkiest boven het koninkrijk der Nederlanden.Ga naar eind8 Maar toen Beb Vuyk een kwarteeuw later bij een bezoek aan het beruchte interneringskamp op Boeroe schreef dat de regering van generaal Soeharto met de beste bedoelingen bezig was een beter klimaat te scheppen, viel links Nederland over haar heen, in vrijwel dezelfde bewoordingen. Kort voor haar dood zei Beb Vuyk nog in een vraaggesprek: ‘Er is bij mij nooit iets zonder heibel gebeurd.’ Die keuze voor ‘heibel’ zat kennelijk diep verankerd in haar karakter. Is het niet opmerkelijk dat haar derde roman Het hout van Bara begint met een burenruzie over eenden, oftewel in de geest van dit symposium met een perkara. Maar in haar literaire werk is nauwelijks sprake van ‘perkaraïsme’. | |||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||
Integendeel, bij Beb Vuyk overheerste de volle aandacht op zaken van wezenlijk belang in het maatschappelijke verkeer. Ik denk dat zij daarom ook niet lang boos kon blijven. Ik hoor nog haar harde stem: ‘Joop, wanneer maken wij samen dat vraaggesprek af?’ Boosmaken mocht, maar dan niet te lang. | |||||||||||
De laatste jarenAl met al was Beb Vuyk in de omgang een moeilijk wezen. Ik wil u een mooi geschreven portretje van haar niet onthouden. Het komt van een collega-schrijfster, Aya Zikken, die een jaar bij Beb Vuyk in huis woonde in Loenen aan de Vecht. Zij schrijft: Om eerlijk te zijn: het samenwonen was geen onverdeeld succes. We hadden bijvoorbeeld te veel gezamenlijke vrienden. Als Rob Nieuwenhuys met zijn vrouw Fried langskwam, waar moesten ze dan koffiedrinken: bij Beb of bij mij? Het was een probleem van niks, maar er stak een stormwind op bij elke onnozele kwestie. Daar stond tegenover dat we goed konden praten. Een gesprek met Beb was altijd boeiend en stimulerend, haar gastvrijheid was onbeperkt en haar maaltijden niet te overtreffen. Van het wonen bij Beb heb ik nooit spijt gehad en al moest ik ten slotte kiezen voor een vrediger manier van leven, het was het allemaal meer dan waard. In mijn herinnering is het blijven hangen als een gelukkige tijd.Ga naar eind9 Verderop in het verhaal over de vriendschap geeft Aya Zikken nog een messcherp beeld van de omgang met elkaar: ‘Moet je horen!’ zei ze dan. Dat was een bevel als van een sergeant-majoor. Ze had een goed articulerende, lage en luide stem. Haar gezicht sprak mee. Ze maakte zich vaak kwaad, dan kon je beter maken dat je wegkwam en toch, als ik nu aan haar terugdenk, dan zie ik haar altijd met die glanzende, uitbundige lach. Ik hoor haar stem die snijdend door mijn schedel dringt. De klank ervan heeft iets wat de spanning opjaagt. Het verhaal moet eruit, nu, geen minuut te verliezen. Die stem klinkt alsof ze haast bang is iets te zullen overslaan, iets te vergeten. Het is een stem die dat wat meegedeeld gaat worden, de moeite waard vindt en ik word meegesleept door de woorden. Maakt niet uit of ik het ermee eens ben of niet. Ze rukte altijd met een stevige hand aan mijn mouw, alsof ze om extra aandacht vroeg: ‘Luister nou!’Ga naar eind10 De schrijver Willem Walraven - ook zo'n man die omgeven werd door perkara's - schreef over haar: | |||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||
Zij is iemand met wie je alleen kunt omgaan, als je nooit vergeet wie zij is, wat ze geschreven heeft, dat zij een trouw en eerlijk hart heeft, het oprecht meent met de vriendschap enz. enz. Als je dat steeds voor ogen houdt, is het mogelijk de vrede met haar te bewaren, alles van haar te verdragen.Ga naar eind11 Aan deze uitspraak heb ik veel moeten denken bij de laatste perkara die ik met haar had, kort voor haar dood. Het ging over mijn bijdrage over haar leven in een biografische reeks van het Letterkundig Museum: Schrijversprentenboek. Ik wist dat zij mij toen betitelde als ‘de journalist waar ik nu ruzie mee heb’. In een vraaggesprek met NRC Handelsblad van 30 augustus 1991 lees ik waarom: Maar ik [Bep Vuyk] ben boos over het boek dat naar aanleiding van de tentoonstelling is uitgekomen. Joop van den Berg heeft hierin mijn leven en werk beschreven. Ze pakt het boek en leest met onvaste stem: ‘Beb Vuyk doet in 1942 als Indo-Europese een keuze voor de Europeanen en laat de poorten van het interneringskamp achter zich sluiten. Alsof ik vrijwillig het kamp ben ingegaan! Het is klets, hij weet niet waarover hij praat’.Ga naar eind12 Tien jaar hechte vriendschap aan de wilgen, want Beb Vuyk wist natuurlijk heel goed dat ik, met mijn ruime Indische achtergrond, wel degelijk wist waarover ik praatte. Maar ik bleef toch wachten op een telefoontje met die harde stem: ‘Joop, luister eens...’. Maar dat zou nooit meer komen, want niet lang daarna overleed zij. De Franse schrijfster Françoise Sagan schreef eens: ‘Een mens moet zijn: verstandig, liefdevol en integer.’ Als ik deze uitspraak projecteer op het leven en werken van Beb Vuyk kom ik tot de volgende uitspraak: je was inderdaad verstandig (maar niet altijd), je was liefdevol (ook niet altijd), maar wel integer (tot op het bot). Deze drie plechtankers waren hoofdzaak in je leven en dat je daarnaast ook de Koningin van de Perkara's wilde zijn, is bijzaak. | |||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||
Bibliografie
|