Indische Letteren. Jaargang 22
(2007)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 51]
| |
De vervolging van homoseksuelen in Indië in 1938Ga naar eind1
| |
[pagina 52]
| |
reden zijn dat veel homoseksuelen het bekrompen Nederlandse leefklimaat verlieten om naar Indië te gaan waarvan men verwachtte dat men daar een lossere levenstijl had en toleranter stond tegenover homoseksualiteit. Maar in Nederlands-Indië bestond een variant op het artikel 248 bis en wel het artikel 292 van het Indische Wetboek van Strafrecht dat homoseksuele contacten met minderjarigen strafbaar stelde met een gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaar. De wetgeving in Indië zat wat ingewikkelder in elkaar, want voor de inheemse bevolking bestonden ook nog een eigen adat- en islamitisch recht. Voor hen bestond er geen Burgerlijke Stand, dus hoe wist je nu of een jongen minder- of meerderjarig was? Verder stond voor een Indonesiër geslachtsrijpheid gelijk aan volwassenheid. Zo was een getrouwde man van 17 jaar meerderjarig. Dus was het niet strafbaar als je daar seksueel contact mee had.
Half november 1938 kreeg de politie tips dat een zeker W.G. van E., wonend in een hotel, seksuele betrekkingen onderhield met minderjarigen. Na observatie werd hij gearresteerd, hij bekende en gaf toestemming voor een huiszoeking in zijn hotelkamer. Hier vond de politie een uitgebreide correspondentie met gevoelsgenoten over de hele Archipel en in Nederland. De politie had beet. De procureur-generaal in deze zaak was mr. Marcella. Na verder verhoor gaf de verdachte meer namen door en toen is het balletje pas echt gaan rollen. Verscheidene mannen werden gearresteerd en op Kerstnacht werden in totaal twaalf verdachten opgesloten. De behandeling van de zaken vond 's nachts plaats in het politiebureau aan de Pasar Baroe, want overdag moesten de gewone zaken behandeld worden. Een schoolhoofd in Bandoeng pleegde na insinuaties in de Java-Bode diezelfde nacht nog zelfmoord. De gearresteerden werden overgebracht naar het nieuwe Huis van bewaring op Struyswijk. In de dagen na kerstmis volgen er nog meer arrestaties. Het onderzoek stond onder leiding van de officier van justitie van Batavia mr. De la Parra, die hiervoor over heel Java reisde. Op 27 december verstuurde de procureur mr. Marcella een telegram naar alle residenten in de Archipel en beval een strenge aanpak aan bij overtredingen, ook ‘wegens niet strafbare gedragingen wanneer zij door hun handelswijze aanstoot geven en handelen in strijd met de waardigheid van het ambt’. Als resultaat van dat telegram volgenden diezelfde dag nog arrestaties in Bandoeng en op 30 december vonden er arrestaties plaats in Soerabaja, Semarang, Malang, Salatiga en ook op Sumatra en Bali. Bewijsmateriaal kwam er door getuigenissen van jeugdige mannelijke prostituees. Op 28 december werd er een razzia gehouden onder deze katjongs, waarvan een honderdtal werd gearresteerd. Vaak werden deze jongens met nieuwe verdachten geconfronteerd en bij her- | |
[pagina 53]
| |
kenning werden de betrokkenen direct opgesloten. Op verschillende plaatsen in de Archipel werd op die manier nieuwe verdachten gearresteerd. De huizen van bewaring raakten overvol en het parket en de politie hadden behoefte aan meer mankracht. Na de eerste golf van arrestaties was er een betrekkelijke rust. De autoriteiten hadden tijd nodig om het materiaal te ordenen voordat tot nieuw acties kon worden overgaan. In het nieuwe jaar, op 12 januari, volgden weer aanhoudingen met als belangrijk wapenfeit de arrestatie van de resident van Batavia. Hoeveel personen in totaal zijn gearresteerd over de hele Archipel is niet met zekerheid te bepalen. Er wordt een schatting gemaakt van 223 personen die uit alle lagen van de bevolking kwamen, van hoge ambtenaren tot laaggeschoolde arbeiders. Europeanen, Indo-europeanen, Chinezen en Indonesiërs en verspreid over heel Indië, zoals op Noord-Sumatra 21, Zuid-Sumatra 11, Batavia 60, West-Java 38, Midden-Java 35, Oost-Java 38, Borneo 2 en Bali 8.
Met wie deden zij het? Dat waren meestal Indonesische of Indo-europese jongens in de leeftijd van 16 tot 20 jaar. Seksuele contacten met jongens beneden de 15 jaar kwamen bijna niet voor. Tegenover deze seksuele contacten stond vaak iets ver in de vorm van een cadeautje of een bijdrage in het levensonderhoud. De mannelijke prostitutie viel te verdelen in drie categorieën: (1) de travestieten (de bantjis), (2) de minderjarige jongens, en (3), de kleinste groep, volwassen Indonesiërs (verkopers die aan de deur kwamen) en Europeanen (miliciens van het KNIL, die met het verdiende geld hun karige loon opkrikten).
Wat waren de plekken waar geopereerd werd? In Batavia was dat rond het Molenvliet en in de omgeving van het Koningsplein. In Soerabaja rond de Kali Mas. De miliciens van het KNIL, die geen beroepsprostituees waren maar incidenteel hun diensten aanboden, opereerden rond het Wilhelminapark in Batavia, maar ook in Bandoeng en Soerabaja waren ze actief. In Batavia waren er ook nog de z.g. banen, ontmoetingsplaatsen waar contacten gelegd konden worden, zoals het Kramatplein en het oude Fort Noordwijk (Weltevreden). Maar er zijn ook verhalen bekend van Europeanen die hun Indonesische vriendje in huis namen en ze een baan gaven als djongos, secretaris of schrijver, of ze onderhielden. Vaak mochten deze jongens een opleiding volgen in Indië, soms ook in Nederland, waar het vriendje door de familie werd geaccepteerd als ‘schoonzoon’.
Enkelen onder de gearresteerde Europeanen konden zich aan vervolging onttrekken door zelfmoord, door te vluchten of door domweg niet meer van verlof terug te komen. De meeste gearresteerden kwamen | |
[pagina 54]
| |
Walter Spies, Bali 1935.
| |
[pagina 55]
| |
voor de rechter, een twintigtal werd na enige maanden voorarrest van vervolging ontheven of vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. De rest werd veroordeeld tot gevangenisstraffen van twee maanden tot twee jaar. De katjongs verdwenen voor een tijdje uit het straatbeeld, de meerderjarigen werden bestraft en de minderjarigen werden onder voogdij geplaatst van Pro Juventute.
Van de vele gearresteerden zal ik de zaak van twee personen wat meer toelichten. De eerste is de al eerder genoemde resident van Batavia. Hij was, om begrijpelijke redenen, niet helemaal eerlijk geweest bij het opstellen van het rapport in 1936 over de toenemende homoseksuele praktijken in zijn stad. Na herkenning door verschillende schandknapen volgde arrestatie en werd hem verzocht Nederlands-Indië te verlaten en ontslag te nemen, dat hem eervol werd verleend. In homoseksuele kringen was hij, mr. H.F.d.M.v.G., een bekend figuur. Bij nacht en ontij kruiste hij de baan (zoals gezegd een homoseksuele term voor plekken waar contact gezocht wordt) af op zoek naar contacten met inheemse jongens. In de arrestatiegolf van 12 januari werd er bij huiszoekingen pornografisch foto- en filmateriaal gevonden waarin hij figureerde. Op weg naar zijn eindbestemming werd hij ter hoogte van Makassar van boord gehaald en voor verhoor naar Batavia gezonden, waar hij bekende zich aan de strafbare feiten schuldig te hebben gemaakt. Hij werd veroordeeld tot acht maanden gevangenisstraf en zijn eervol ontslag werd omgezet in oneervol, wat inhield dat hij zijn recht op pensioen verloor. De tweede prominente figuur die voor homoseksuele praktijken werd gearresteerd, is de schilder van Duitse komaf Walter Spies, die op Bali verbleef. Dit eiland dat nog ongerept was door de late onderwerping aan het Nederlands gezag had een interessante cultuur en werd bewoond door mooie mensen. Vanaf de jaren '20 kwamen er dan ook veel kunstenaars en intellectuelen met in hun kielzog de beau monde naar dit eiland. Voor velen was Bali een homo-paradijs. Dit idee werd gevoed door de tolerante houding van de hindoeïstische bevolking ten opzichte van lichamelijkheid en erotiek. De rijkdom van de westerling en de armoede van de inheemse zullen er zeker toe bijgedragen hebben dat jongemannen ingingen op de avances van de westerlingen - als ze het geestelijk en lichamelijk konden opbrengen. Bovendien werd in bepaalde niet-westerse culturen, zoals in Indonesië of in de Arabische landen, geen strikte scheiding gemaakt tussen heteroseksuele of homoseksuele handelingen. Spies had zich in 1927 op Bali gevestigd en zijn huis in Campuan was een internationale ontmoetingsplaats geworden. Samen met Rudolf Bonnet en Tjokorde Gede Agung Sukawati ijverde hij ervoor om de Balinese cultuur levend te houden. Samen met Bonnet heeft hij | |
[pagina 56]
| |
ervoor gezorgd dat er een levendige moderne kunststroming op het eiland is ontstaan: de Pita Maha. Spies was openlijk homoseksueel en omringde zich met vele mooie Balinese vriendjes, waaraan sommige puriteinse geesten aanstoot namen. Hij leefde als god in Frankrijk totdat in 1937 de nieuwe resident voor Bali en Lombok aantrad, de heer Moll. Deze wees al te innige contacten tussen Europeanen en inheemsen af. Hij kwam dan ook regelmatig in aanvaring met Spies. Eind december vonden op Bali de eerste arrestaties van homoseksuelen plaats. Later volgde de aanhouding van de talenspecialist dr. G., een goede vriend van Spies. Vele op het eiland verblijvende homoseksuelen zagen de bui hangen en pakten hun boeltje. Spies niet, die dacht dat hij onschendbaar was. Na de eerste arrestatie vluchtte hij naar Java, maar werd in Banjoewangi gearresteerd en overgebracht naar Soerabaja. Naderhand is gebleken dat de lokale autoriteiten dit zedenschandaal aangegrepen hebben om deze invloedrijke kunstenaarsgroep uit te schakelen, maar ze moesten behoedzaam te werk gaan, want deze kunstenaars hadden bij de plaatselijke bevolking veel aanzien en velen waren financieel afhankelijk van hen. Vreemd genoeg bleef Bonnet buiten schot. Na een jaar van gevangenschap kwam Spies vrij als een gebroken man. In 1942 bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd hij vanwege zijn Duits staatsburgerschap wederom gearresteerd en getransporteerd naar Kota Cané in Atjeh. Toen de Japanners op weg waren naar Atjeh, werden de gevangenen op transport gezet op het schip de ‘Van Imhoff’, dat midden op zee door Japanse vliegtuigen werd gebombardeerd. Doordat de luiken van het ruim gesloten waren zijn vele gevangenen onder wie Spies daarbij verdronken. Met hem is een groot kunstenaar verloren gegaan.
Hoe is het mogelijk dat er in Nederlands-Indië in 1938 zo'n groot zedenschandaal heeft kunnen ontstaan? Normaal gesproken was het zo dat je in Indië, indien je de nodige discretie in acht nam, ook als homoseksueel kon leven. Bij overtreding van de wet werd er vaak een oogje dichtgedaan, vooral als het om een hooggeplaatst persoon ging. Er werd dan getoetoept (in de doofpot gestopt). Verschillende omstandigheden zullen de oorzaak zijn van de escalatie van dit zedenschandaal dat zijn weerga niet kent in de Indische koloniale geschiedenis. Net als de rest van de wereld was Indië, na de vele vette jaren, in de jaren '30 van de twintigste eeuw gedompeld in een economische crisis. In die tijd won het nationalisme ook meer en meer terrein. Het gevolg was dat velen hun heil zochten bij de NSB. Ook veel Indo-europeanen waren lid van de NSB, als gevolg van hun onzekere positie op de arbeidmarkt, waarbij ze concurrentie kregen van geschoolde Indonesiërs. De Europese samenleving voelde zich dus van alle | |
[pagina 57]
| |
kanten bedreigd. Zij moest vooral gezag en prestige uitstralen. Dat gezag en die prestige werden nu van binnenuit ondermijnd door Europese homoseksuelen, die innige lichamelijk contacten onderhielden met de inheemsen. Daarbij kwam nog dat er zowel in Nederland als in de kolonie een groot taboe op homoseksualiteit rustte. En dan was daar die zeer rechtlijnige gouverneur-generaal Tjarda van Starkenborch Stachhouwer. Er werd gefluisterd dat zijn schoonzoon in spe biseksuele neigingen had, waardoor hij in woede zou zijn uitgebarsten en toen met zijn Gronings accent gezegd moet hebben: ‘Die mietn moetn deruut.’ Daarbij kwam ook nog het feit dat deze zaak onder leiding stond van een ambitieuze procureur-generaal en een officier van justitie die beiden gebrand waren op promotie. Ook de Indische pers, met voorop de Java-Bode die als hoofdredacteur H.C. Zentgraaff had, ook wel Scheldgraag genoemd, heeft ervoor gezorgd dat deze heksenjacht op homoseksuelen zo explosief werd. In het begin publiceerde Zentgraaff de gearresteerden met hun volledige naam in zijn Java-Bode, totdat hij door de overheid hiervoor op zijn vingers werd getikt.
Voor de betrokkenen moet het een zeer traumatische periode zijn geweest, waarin huwelijken strandden, carrières geruïneerd werden en veel zelfmoorden plaats vonden. We kunnen ons dit nu haast niet meer voorstellen, zeker niet met het homohuwelijk als het ultieme bewijs van de acceptatie van de homoseksualiteit. Dat dit zedenschandaal in de koloniale samenleving behoorlijke indruk heeft gemaakt, moge blijken uit de reactie van mijn moeder in 1956, toen ik uit de kast kwam en haar vertelde homoseksueel te zijn. Na zich hersteld te hebben van deze voor haar toch geen prettige mededeling was haar eerste reactie: ‘Oh, als je maar niet gearresteerd wordt, want voor de oorlog werd je in Indië hiervoor gearresteerd.’ Gekke uitdrukking trouwens ‘uit de kast komen’. Het komt uit het Amerikaans, waar men de term ‘out of the closet’ hanteert. Hopelijk komt de tijd dat homo's niet voor hun geaardheid uit mochten komen en verborgen in een kast moesten zitten, nooit meer terug. |
|