Indische Letteren. Jaargang 19
(2004)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 176]
| |||||||||||||
Noto Soeroto, naar het schilderij van Th.B. van Lelyveld. In: Noto Soeroto, Fluisteringen van den Avondwind. Amsterdam 1917.
| |||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||
‘Het heerlijke product een er kruising van Javaansche en Nederlandsche cultuur’
| |||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||
tiepolitiek’, de verbinding van elementen van oost en west. In de praktijk wordt hieronder de opvatting verstaan, dat de inlanders het meest gebaat zijn bij het kennisnemen van de westerse cultuur in al haar facetten door middel van op Nederlandse leest geschoeid onderwijs.Ga naar eind1 Het is een aspect van de rond 1900 aanvaarde ‘ethische politiek’. De term ethische politiek blijkt niet altijd dezelfde lading te dekken. Schrijvers gebruiken het begrip met wisselende inhouden en accenten. Een aantal onderdelen, geldend voor de jaren 1900-1920, keert echter steeds in de verschillende omschrijvingen terug. Kenmerkend blijft de paradoxaliteit: het samengaan van bevoogding en ontvoogding. Ik volsta in dit bestek met een korte aanduiding van de essentie. Het betreft bevoogding door de zogenoemde ‘expansiepolitiek’, het streven ook de buitengewesten met harde hand onder Nederlands gezag te brengen; ontvoogding door een vorm van zelfbestuur te implementeren, die echter bevoogdend is gemodelleerd onder strikte, finale leiding van Nederland. Ontvoogding, door de ontwikkeling en welvaartsbevordering van volk en land ter hand te nemen door het treffen van maatregelen op het gebied van de rechtsunificatie, de medische zorg, het onderwijs, de infrastructuur en vooral de (landbouw)economie. Bevoogding, door ook hierbij als uitgangspunt de westerse waarden voorop te stellen.Ga naar eind2 Zoals boven al duidelijk geworden is, overheerst in het ethisch denken van Abendanon het element van de geestelijke ontwikkeling van de inlandse bevolking via onderwijs naar westers model. Het WestEuropese cultuurpatroon dient voor hem hierbij als maatstaf.Ga naar eind3 Abendanon heeft hierbij echter nooit de waarde en het belang van de Javaanse cultuur en beschaving ondergeschikt geacht aan de West-Europese.
In 1900 is hij op dienstreis. Zijn vrouw, Rosa Manuela Mandri, vergezelt hem. Zij bezoeken op 8 en 9 augustus de regent van Japara, Raden Mas Adipati Ario Sosroningrat, de vader van Kartini. Het is geen vrijblijvend bezoek. Het doel is te gaan spreken over ‘op welke wijze het best te voorzien zou zijn in de geestelijke ontwikkeling van de inheemse meisjes der hoogere en lagere klassen, en wat overigens te doen ware in haar belang’.Ga naar eind4 Abendanon weet met wie hij spreken gaat. Hij kent de nota van Sosroningrat, die deze stuurde aan de regering. Hierin geeft de regent zijn visie op het belang van goed onderwijs. Kartini citeert eruit in een van haar brieven aan Stella Zeehandelaar, een penvriendin die zij heeft leren kennen door een oproep aan de redactie van het blad De Hollandsche Lelie.Ga naar eind5 De regeering kan onmogelijk voor iederen Javaan de rijst op het bord klaar laten zetten om genuttigd te worden, maar wat zij wel kan doen, is hem het middel aan de hand te doen, om tot de | |||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||
plaats te geraken, waar het voedsel te vinden is, en dit is: het Onderwijs. Het verstrekken van goed onderwijs aan de bevolking, staat gelijk als gaf de Regeering haar fakkels in de hanh, om er verder zelf den goeden weg mede te vinden, die naar de plaats leidt, waar de rijst is te verkrijgen.Ga naar eind6 Het is de NOVIB-methode avant la lettre.
Sosroningrat is in Nederlandse geest opgevoed en brengt zijn kinderen in aanraking met de westerse cultuur. Zijn zoons doorlopen de hbs in Semarang en zijn dochters, onder wie het ‘klaverblad’ (zoals zij zichzelf noemen) Kartini, Kardinah en Roekmini, leren Nederlands op de Europese lagere school. En hoe. Hun taal is onberispelijk, ondanks het feit dat zij de school slechts bezoeken tot hun twaalfde jaar, de huwbare leeftijd. Tussen mei 1899 en september 1904 schrijft Kartini vele brieven aan verschillende mensen, onder wie de reeds genoemde Stella Zeehandelaar, mevrouw R.M. Abendanon-Mandri, Abendanon en het socialistische Kamerlid Hendrik van Kol en zijn vrouw Nellie. Haar positie, streven en opvattingen blijken uit haar brieven. Ik geef Kartini's gedachten eerst op hoofdpunten weer, om straks terug te keren naar het bezoek van de Abenanons aan Japara.
Het is Kartini en haar zusjes niet gegund verder te studeren. De conservatieve adat schrijft verblijf binnenshuis voor, totdat een echtgenoot zich aandient. Op haar zestiende jaar worden Kartini, na vier jaar strijd, meer vrijheden toegestaan. Zij mag zich dan buitenshuis vertonen, maar verder schoolgaan zit er, ondanks haar verwoede pogingen daartoe, niet in. Door het lezen van boeken en tijdschriften, en door de genoemde correspondentie ontwikkelt ze zich verder. Ze verzet zich tegen de in haar kringen gepraktiseerde polygamie en het uithuwelijken van dochters. Vrijheid vormt haar streven. Vrijheid voor de vrouw. Vrijheid in partnerkeuze, vrijheid om te studeren en in de keuze van de aard van de opleiding. Haar idealen zijn niet alleen gericht op haar eigen situatie, maar ook op die van haar lotgenoten, in dit geval de regentendochters voor wie zij een voorbeeldfunctie ziet weggelegd in de ‘opheffing’ van het Javaanse volk. In een West-Europese ontwikkeling en scholing ziet zij de sleutel om haar doel te bereiken. ‘Naar Europa gaan! dat zal tot mijn laatste ademtocht mijn ideaal blijven.’Ga naar eind7 Explicieter nog: ‘Alleen de kennis van eene Europeesche taal en in de eerste plaats natuurlijk het Hollandsch, zal, voorloopig de bovenste lagen der Inlandsche maatschappij, tot ontwikkeling, tot geestelijke vrijheid kunnen brengen!’Ga naar eind8 Toch doen we Kartini tekort door haar louter als voorvechtster van de rechten van de vrouw te zien, die hierbij kritiekloos heil van | |||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||
Holland verwacht. Er is meer. En het getuigt van opmerkelijke wijsheid voor een meisje van haar leeftijd. 1. Ondanks haar protesten tegen het studieverbod en de dreiging van uithuwelijking, begrijpt en waardeert zij haar vader. Zij ziet hem als een man, die het beste voorheeft met zijn volk. Die zich met zijn beperkte regentenmacht diplomatiek, tactvol en ernstig inspant voor verbeteringen, vooral op het gebied van onderwijs, maar tegelijkertijd een gevangene is van de opvattingen van de overheerser en de heersende, verstarde gebruiken van de adat in eigen kringen. Kartini ziet zijn strijd, waardeert hem en houdt van hem. Ook wanneer haar teleurstellingen groot zijn. 2. Haar streven naar onderwijsmogelijkheden voor Javaanse meisjes blijkt meer in te houden dan alleen een verlangen naar cognitieve vorming: ‘dat er nog een andere, hoogere ontwikkeling moet zijn, die aan die andere de hand reikt om den mensch daarheen te brengen, waar hij zijn moet. Naast 't hoofd moet 't hart geleid worden, anders blijft de beschaving slechts aan de oppervlakte.’Ga naar eind9 Zij formuleert tevens de gedachte dat intellectuele ontwikkeling alleen geen brevet is voor zedelijke superioriteit. Karaktervorming is van groot belang.Ga naar eind10 Haar pedagogische visie luidt: opvoeding tot een compleet mens vindt plaats door het aanspreken van hoofd en hart in dienstvan elkaar en de karakterontwikkeling. Hiermee is zij de eenzijdige verlichtingsgedachte ‘het goede weten, is het goede doen’ voorbij. 3. Degene die de sleutelrol in dit proces speelt, is de moeder: ‘de vrouw, de moeder, omdat aan den schoot van de vrouw de mensch zijn allereerste opvoeding ontvangt, het kind dáar het eerst leert voelen, denken, spreken. En de allereerste opvoeding is niet zonder betekenis voor 't geheele leven.’Ga naar eind11 In de nota Geef den Javaan opvoeding! uit januari 1903 kan zij het niet scherper naar voren brengen: ‘Het is de moederhand, die in 't menschenhart allereerst de kiemen legt van deugden en ondeugden, welke den mensch niet zelden 't geheele leven door bijblijven. [...] En hoè kunnen nu Javaansche moeders hare kinderen opvoeden als zij zelf zijn onopgevoed?’ Aan de behoeften van de moeders koppelt ze de dringende behoefte van het Javaanse volk aan adequate verloskundige hulp. De sterfte van kraamvrouwen en de zuigelingensterfte zijn enorm. 4. De eigen cultuur moet behouden, zelfs gestimuleerd worden. Met cultuur bedoelt zij uiteraard niet de versteende, doelloze adatregels, die de ontwikkeling remmen. Zij bedoelt de Javaanse taal, de zang, de dans, de beeldende kunst. Om een voorbeeld van het laatste te geven: zij spant zich tomeloos in voor de houtsnijders van Japara. Zij wil niet alleen van de Javaan een actieve betrokkenheid bij de eigen cultuur. Van de regering verwacht zij maatregelen, die ook de Nederlanders meer kennis van de ‘Oost’ bijbrengen. 5, De volmaaktheid van de Europese maatschappij trekt zij met een | |||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||
gezonde dosis realisme in twijfel. ‘O, wij zullen de laatsten zijn, die niet dankbaar het vele, zéér vele goede in uwe wereld zullen erkennen; maar zal u ontkennen, dat tegenover het heel-mooie, het grootsche en verheven in uw maatschappij, veel is, dat dikwijls den naam beschaving tot eene bespotting maakt?’Ga naar eind12 We doen Kartini ook tekort, wanneer we haar bestempelen als een aanhangster van de associatiegedachte binnen de ethische politiek. Zij is geen politica of een aanhangster van welke politieke visie dan ook, al sluiten veel van haar gedachten naadloos aan bij de mening van ethici. Zij betreft een unieke, zelfstandige, vooruitstrevende stelling met een sterke vrouwelijke component. Dat geluid is totdien niet gehoord.
De oudste zoon van Sosroningrat, Sosro Kartono, twee jaar ouder dan Kartini, worden op educatief terrein geen beperkingen opgelegd. Hij studeert aanvankelijk in Delft aan de polytechnische school en later oosterse talen in Leiden. Hij is de eerste van een groeiend aantal Indonesische studenten in Nederland. Hij betoont zich een warm pleitbezorger van de associatiepolitiek. In een redevoering vanwege het Algemeen Nederlandsch Verbond op het XXVste Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres in 1899 te Gent spreekt hij onder andere over het belang van de kennis van het Nederlands, teneinde meer inzicht en begrip te krijgen in en voor het Nederlands bestuur. Hij noemt de Nederlandse taal een instrument voor het kweken van wederzijdse liefde tussen ‘leidsman en kind’. Met deze metafoor onderstreept hij zijn opvatting over de koloniale verhoudingen. Scherper nog formuleert hij de relatie tussen Nederland en Indië met de woorden: Als volgeling, leerling en broeder kom ik tot u; en als gij mijne bede verhoort, zal de man, die hier gekomen is om uwe sympathie af te smeeken, zich ruimschoots beloond achten. Komt dan, mijne vrienden en broeders, reiken wij elkaar de hand en laten wij onverpoosd arbeiden aan gemeenschappelijke belangen. Laten wij de banden van vriendschap en broederschap nauwer aanhalen, opdat nog onder de regeering van onze geliefde koningin het ideaal van geheel een volk wordt bereikt. Of Sosro Kartono's gebruik van het woord ‘ochtendgloren’ in deze context Noto Soeroto inspireert om zijn in 1923 opgerichte blad Oedaya te noemen, zullen we wel nooit achterhalen. Zeker is, dat zij beiden door het gebruik van deze beeldspraak dezelfde wens koesteren. | |||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||
Sosro Kartono. In: Harry Poeze. In het land van de overheerser. Deel 1. Dordrecht/Cinnaminson 1986, p. 31.
| |||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||
Sosro Kartono correspondeert uitgebreid met zijn zus Kartini met wie hij een warme band heeft. De correspondentie is verloren gegaan, maar uit Kartini's brieven aan mevrouw Abendanon weten we dat Kartini en Kartono dezelfde mening zijn toegedaan op het gebied van de ontwikkeling van de Javaan: ‘Ons volk is niet erg vatbaar voor schoone idealen, voor edele beginselen’, zegt Kartono. ‘Wij moeten het verbazen door een voorbeeld dat spreekt en tot navolgen dwingt.’Ga naar eind14
De ‘voorbeeldgedachte’ van Kartini en Kartono vraagt om een nadere toelichting. Op het gebied van het volksonderwijs getuigt zij van een opvatting, die we heden ten dage zouden kwalificeren als een ‘topdownbenadering’, maar zonder de dwingende, hiërarchische betekenis die aan dit begrip uit het managersjargon kleeft. Kartini ziet het beginpunt bij de dochters van de priyayi. Dit beleid zou zijn uitwerking langzamerhand tot in de desa's doen gevoelen. In de boven reeds genoemde beschouwing Geef den Javaan opvoeding! zegt zij: ‘Is het absoluut onmogelijk een volk van 27 millioen zielen ineens op te voeden, niet alzoo om voorlopig de bovenste lagen er van zóó op te voeden en te ontwikkelen, dat zij de onderstaanden tot zegen worden. Het volk is innig verknocht aan zijnen adel; wat van dezen uitgaat, vindt makkelijk ingang bij het eerste.’Ga naar eind15 De regering echter, hangt, om in hetzelfde jargon te blijven, de ‘bottom-upstrategie’ aan: beginnen bij de desa. Op het gebied van de gezondheidszorg ligt het omgekeerd. De regering stelt zich tot doel bekwame inlandse artsen (dokters-djawa) op te leiden, afkomstig uit de top van de bevolking, terwijl Kartini hygiënische zorg en spoedeisende hulp via volksonderwijs direct bij de bevolking wil neerleggen.Ga naar eind16 In de praktijk blijken deze tegengestelde visies geen grote rol van betekenis te spelen.
Terug naar 1900. Abendanon is dus al voor zijn bezoek op de hoogte van de verlichte sfeer aan het hof te Japara. Ongetwijfeld speelt Christiaan Snouck Hurgronje hierin ook een rol. Deze arabist en islamkenner is in de periode 1889-1906 adviseur van de Nederlands-Indische regering, aanvankelijk op het gebied van oosterse talen en mohammedaans recht; later op het terrein van inlandse en Arabische zaken. In zijn visie is de associatie van de inlandse elite het middel bij uitstek om het probleem van een starre islam in een zich ontwikkelende samenleving op te lossen. Hij is hierom van mening dat de Nederlandse regering het verlangen van de inheemse aristocratie naar een westerse ontwikkeling dient te stimuleren, onder andere door het bevorderen van studie in Nederland. Ook voor zijn doel ziet Snouck Hurgronje dus in de priyayi een instrument de gehele bevolking te bereiken.Ga naar eind17 In Japara ligt een aantal mogelijkheden. Kartini citeert Abendanon, die tegen haar vader zegt: | |||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||
'k Ben overal op Java geweest en heb met verscheidene hoofden gesproken, Regent. U heeft 't voorbeeld gegeven, meisjes naar school te zenden. Ik heb aan meisjes, die nog schoolgaan, gevraagd, of zij verder zouden willen leeren, en zij antwoordden allen enthousiast ‘Ja!’Ga naar eind18 Zijn plan en verzoek sluiten naadloos aan bij Kartini's wensen. Zij schrijft: Er zal dan tòch licht komen, in onze arme, donkere vrouwenwereld! Het bezoek valt zeer in de smaak, wederzijds. Het moet voor Kartini een gebeurtenis van formaat zijn geweest om kennis te nemen van de plannen van Abendanon en omgekeerd een luisterend oor te vinden voor de hare. Zij had niet kunnen dromen, dat haar idealen voor een groot deel reeds op ambtelijk niveau leefden. Mevrouw Abendanon is voor haar de belichaming van de naar West-Europees model ontwikkelde, geëmancipeerde vrouw, die zij zelf graag wil zijn en hoe zij haar lotgenoten graag ziet. Bovendien klikt het op het persoonlijke vlak. De ontmoeting brengt haar in vervoering. Al een maand later leggen de regent, de Raden Ajoe en de drie zusjes, gedurende een week, een tegenbezoek af in Batavia. Er volgt een jarenlange uitvoerige correspondentie, vooral tussen Kartini | |||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||
en mevrouw Abendanon. Uit Kartini's brieven spreken oprechte liefde en groot vertrouwen in de Abendanons. Mevrouw Abendanon-Mandri wordt allengs haar ‘liefste moedertje’. Het moet de Abendanons verdriet hebben gedaan, dat verdere scholing van het getalenteerde klaverblad uitblijft door belemmeringen ten gevolge van de heersende adat. Sosroningrat is al ver gegaan. Er lijkt reden tot hoop als de regent de meisjes uiteindelijk toestemming geeft om onderwijzeres te worden. Hun vurige en lang gekoesterde wens. Maar Kardinah wordt in januari 1902 uigehuwelijkt. Kartini en Karlinah wijzigen hun plannen. Zij willen naar Europa om te studeren. Hun motivatie is groot. Kartini schrijft mevrouw Abendanon in maart 1902: ‘We verlangen zóó naar Holland, omdat Holland ons vrij maken zal [...].’Ga naar eind20 In juni 1902 zeg ze: ‘Europa zal ons leeren inderdaad vrij te zijn.’Ga naar eind21 Ondanks de moeizaam verkregen toestemming van hun ouders, vindt hun voornemen geen doorgang. Begin 1903, tijdens een kort bezoek aan Japara, is het uiteindelijk Abendanon zelf, die Europa aan de meisjes ontraadt met het argument dan de inlandse bevolking hen, na terukomst, als Europees zou beschouwen en hen hierdoor als opvoeders zou diskwalificeren. Het is opmerkelijk dat de meisjes het accepteren. Dit zegt veel over het gezag dat Abendanon in hun ogen heeft. De zusjes richten hun pijlen op een opleiding in Batavia. Het zal er niet van komen. Kartini's hand wordt gevraagd door de regent van Rembang, Raden Adipati Ario Djojodingrat, reeds meerdere malen gehuwd en in het bezit van vele kinderen. Het huwelijk volgt op 8 november 1903. Het huisschooltje dat zij is begonnen, verhuist mee naar Rembang. Haar echtgenoot steunt haar en zij respecteert hem vanwege deze steun. De geboorte van haar zoon betekent haar dood. Een aantal dagen na zijn geboorte sterft zij. Het is 17 september 1903 en zij is 25 jaar.
Na zijn definitieve terugkeer in patria in 1905 blijft Abendanon de koloniale politiek volgen, in het bijzonder de ontwikkelingen op het gebied van onderwijs en nijverheid. Zijn huis aan de Jan van Nassaustraat 43 in Den Haag is een trefpunt van Indonesische studenten in Nederland. Hun onderlinge band en gedachtewisseling acht hij van groot belang.Ga naar eind22 Over geheel Nederland is in 1908 hun aantal ruim twintig, voornamelijk woonachtig en studerend in Amsterdam, Leiden, Den Haag, Delft en Wageningen.Ga naar eind23 Wanneer Noto Soeroto voor zijn studie in 1906 naar Nederland komt, leert ook hij Abendanon kennen.
Alvorens nader in te gaan op de inhoud van Soeroto's redevoering in 1911, is het van belang een aantal jaren terug te gaan om de ontwik- | |||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||
kelingen te schetsen die hebben geleid tot de oprichting van de Indische Vereeniging. Een vereniging van Indonesische studenten bestaat nog niet. Er is een initiatief te Leiden, dat strandt.Ga naar eind24 Vanuit Den Haag stimuleert Abendanon een van zijn frequente bezoekers, de onderwijzer Soetan Casajangan Soripada, tot de daadwerkelijke oprichting. Op 25 oktober 1908 is het zover. De plaats van oprichting is het adres van Casajangan, Hoogewoerd 49 te Leiden. Hij is de eerste voorzitter. Zijn medebestuurders zijn de landbouwkundige en latere regent van Bandjanegara, Soemitro, en de arts Ph. Laoh. Op de ledenlijst zien we in totaal twintig namen, waaronder die van de vier Pakoe Alamse broers, Noto Soeroto (rechten in Leiden), Noto Kworo (geneeskunde in Leiden), Notodiningrat (bouwkunde in Delft) en Gondowinoto (rechten in Leiden), die gezamenlijk een etage aan de Daguerrestraat 136 te Den Haag bewonen. Verder treffen we onder anderen aan de dan in Leiden woonachtige Sosro Kartono, Kartini's broer, en Hoesain Djajadiningrat.Ga naar eind25 Deze zeer getalenteerde Djajadiningrat zal in 1913 als eerste Indonesiër zijn doctorsgraad in Nederland behalen. Het hoofddoel van de vereniging is nauwkeurig omschreven: ‘het bevorderen der gemeenschappelijke belangen van de Indiërs in Nederland, en voeling te houden met Nederlandsch Oost-Indië. Onder Indiërs verstaan we de inheemsche bewoners van Ned. Oost-Indië.’ Het doel wordt bereikt door de onderlinge omgang te bevorderen en door aanmoediging in Nederland te komen studeren. Het laatste tracht de vereniging te doen door het geven van inlichtingen over studie en verblijf in Nederland aan toekomstige studenten en aan hun ouders en voogden, en pas aangekomenen op allerlei gebied te helpen. Het bevorderen van de omgang alhier moet gestalte krijgen in vergaderingen, waar ‘onderwerpen van allerlei aard’ worden behandeld; bij lezingen, bij gezellige bijeenkomsten en bij de herdenking van nationale feesten.Ga naar eind26 Het oogt vriendelijk en gematigd en dat is het ook. Noto Soeroto, nog geen bestuurslid van de vereniging, begint vanaf medio 1909 met het schrijven van artikelen in de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Zij verschijnen ook in Bandera Wolanda, de opvolger van het succesvolle Bintang Hindia. Hoewel Bandera Wolanda niet het orgaan is van de Indische Vereeniging, sluit het duidelijk aan bij haar inzichten. Zowel Soetan Casajangan als Noto Soeroto treedt in 1909 tot de redactie. Soeroto is de enige die artikelen levert met een politieke implicatie. Zij geven op duidelijke wijze zijn kijk weer op de verhouding tussen kolonie en moederland. Deze kan in een aantal punten beknopt worden samengevat.Ga naar eind27
| |||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||
Bovenstaand kan worden opgevat als Soeroto's manifest.
Wanneer Casajangan in 1910 als voorzitter terugtreedt, wordt de al genoemde Ph. Laoh zijn opvolger met aan zijn zijde de arts Moh. Salih en de student geneeskunde R. Brenthel. In begin 1911 komen Noto Soeroto en zijn broer Gondowinoto in het bestuur, dat dan onder leiding staat van Hoesain Djajadiningrat. In oktober 1911 wordt, zoals gezegd, Noto Soeroto voorzitter. Zijn politieke denkbeelden zijn inmiddels bij zijn medeleden bekend en we mogen dus aannemen dat de Indische Vereeniging instemt met deze koers. Door de contacten tussen Abendanon en Noto Soeroto is de laatste ongetwijfeld op de hoogte van de aanstaande publicatie van Door Duisternis tot Licht, de brieven van Kartini, die Abendanon aan het voorbereiden is. Het moet voor Soeroto een verrassende ontmoeting zijn geweest om door middel van haar brieven kennis te maken met een landgenote, die reeds van 1899 tot en met 1904 blijk had gegeven van min of meer met de zijne overeenkomende inzichten. In december 1911 kiest hij er dus voor de gedachten van Kartini, die dat jaar door Abendanon zijn uitgegeven, als richtsnoer te presenteren voor de Indische Vereeniging. Ook niet-leden zijn uitgenodigd. Ruim drie kwartier is hij op deze dag voor Kerstmis aan het woord met veel Kartini- en Van Deventercitaten.Ga naar eind28 Uit zijn woorden blijkt dat al onder het vorige bestuur de gedachte leefde Kartini te eren. Salih had in overweging gegeven een marmeren beeltenis of een schilderij van Kartini te schenken aan een Kartinischool. Noto Soeroto wijst het idee af om twee redenen. Ten eerste, omdat hij het voorgestelde niet in overeenstemming met Kartini's geest acht, daar zij zich kenmerkt door eenvoud en onbaatzuchtigheid, en ten tweede, omdat de kosten voor de vereniging te hoog zouden zijn. Zijn alternatief is de suggestie, dat ieder van de aanwezigen Door Duisternis tot Licht aanschaft, om zodoende de geldelijke steun te realiseren | |||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||
die Abendanon met de uitgave wenst te genereren voor de Kartinischolen. Verder zal de inhoud van het boek, naar zijn overtuiging, opwekken ‘tot arbeid en strijd’, waarvan Kartini's leven getuigt. Hij blikt terug op de korte geschiedenis van de vereniging, refereert aan Boedi Oetomo en concludeert met Van Deventer in De Gids van september 1911, dat Indië ontwaakt is.Ga naar eind29 Soeroto geeft zijn Kartini-interpretatie vooraf. Hij zegt: ‘Ik zie in haar de personificatie van wat Mr. van Deventer noemt “het heerlijke product eener kruising van javaansche en nederlandsche cultuur”.’ Hij stelt vast dat Kartini's strijd zich voltrekt op het gebied van de complexe culturele tegenstelling tussen oost en west en behandelt achtereenvolgens de probleemvelden religie en levensbeschouwing. Deze twee gebieden ziet hij als onderscheidbaar. Voor wat betreft de religieuze tegenstelling islam - christendom noemt hij Kartini's geloofsbeleving verzoenend: het godsdienstige gevoel van Kartini kenmerkt [zich] door standvastigheid in het geloof, waarin zij is opgevoed, maar een standvastigheid gepaard met milden zin, welke voor het goede in eens anders geloof een groote plaats inruimt. Deze appreciatie doet haar gemoed niet in een star dogma verkillen, maar maakt het integendeel rijker en doet haar begrijpen de quintessence van elke religie: goedheid en naastenliefde. Uit dit gedeelte van haar gemoedsleven leeren wij de trekken van Kartini;'s karakter kennen, welke haar tot sieraad strekken: verdraagzaamheid, zelfgevoel en waardeering voor het goede, dat ook van anderen is.Ga naar eind30 Met betrekking tot haar levensbeschouwing onderscheidt Noto Soeroto in de eerste plaats haar affectie tot de Javaanse cultuur, zoals de taal, de poëzie, de muziek en de kunstnijverheid, waarin zich een innerlijke harmonie manifesteert, die de grondtoon is van de Javaanse levenswijsheid. Naar zijn mening weerspiegelt deze waardering geen bekrompen nationalisme, wars als Kartini is van ijdelheid. Met haar is hij van mening dat de Javaanse cultuur een intrinsieke waarde representeert, die bewaard dient te worden als een hechte basis, waarop het goede uit een andere cultuur kan worden gebouwd. Maar hij signaleert ook haar kritiek, namelijk de verlammende ijdelheid van de Javaanse adel, waar een morele opvoeding tegenover gesteld moet worden. Hij deelt haar top-down inzicht, dat de adel een voorbeeldrol dient te vervullen in de strijd om de ‘opheffing’ van de Javaan. En dit leidt hem tot het tweede aspect: haar mening over het westen. Naast de appreciatie van de westerse wetenschap, kunst en economische kracht, is Kartini niet zonder kritiek. Soeroto citeert haar opsomming van een aantal Europese tekortkomingen, zoals vooringenomenheid, bekrompenheid en kortzichtigheid. Uiteraard dragen deze niet bij aan de ontwikkeling van haar ideale scenario: het streven ‘naar een harmo- | |||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||
nieuse vereeniging van Oostersche en Westersche beschavingselementen. Kartini staat niet voor bekrompen nationalisme, niet voor zelfgeringschattende nabootsing van het vreemde, maar wenst voort te bouwen op de eigen goede basis in de richting van algemeen-menschelijke idealen.’Ga naar eind31 Noto Soeroto roemt haar plichtsbesef om een goede voorgangster voor haar volk te willen zijn door zichzelf door vorming en ontwikkeling ten voorbeeld te stellen aan anderen. Uiteraard noemt hij haar nota Geef den Javaan opvoeding!, die hij gehele onderschrijft. Hij besluit zijn redevoering met de wens dat Kartini's idealen inspirerend zullen werken voor de Indische Vereeniging. Hij acht zijn doel bereikt als de overtuiging postvat dat de eenig waardige wijze, waarop gij Uw gevoel van piëteit voor Uw edele landgenote uiting geeft, dat die eenig waardige wijze is de adoptie van Kartini's geesteskinderen, die schoonste ideeën, waarvan het schoonste wel is: de harmonieuse vereeniging van Oostersche en Westersche beschavingselementen, het voortbouwen op den eigen goeden grondslag in de richting van hoog-menschelijke idealen.Ga naar eind32 Met deze woorden als afsluiting van zijn redevoering zijn Kartini's gedachten een bondgenoot geworden in Noto Soeroto's strijd en die van de Indische Vereeniging van dat moment. Met steun van de gezaghebbende erevoorzitter Abendanon en de even invloedrijke donateur Van Deventer is Kartini alsnog, zij het postuum, in Den Haag aangekomen. Haar opvattingen passen bij die van Noto Soeroto, zoals die blijken uit zijn recente publicaties. Ze bieden hem steun in de rug om met gezag zijn beleid als voorzitter van de inmiddels 36 leden en 32 donateurs tellende Indische Vereeniging voor het voetlicht te brengen.Ga naar eind33 Met alle, inmiddels duidelijk geworden nuanceringen en accenten, is het een beleid, dat geheel past in de door Abendanon voorgestane associatiefilosofie. Hij zal zich deze jaren thuis hebben gevoeld in de Indische Vereeniging. In hoeverre Soeroto's oproep aan de aanwezigen, om Abendanon's uitgave te kopen succes heeft gehad, is onbekend. We weten wel dat al in 1912 een tweede en een derde druk verschijnen. In 1913 wordt het Kartinifonds opgericht met Van Deventer als voorzitter. Het fonds is eigenaar van de auteursrechten van Door Duisternis tot Licht. Reeds op 15 september 1913 wordt de eerste Kartinischool voor dochters van inlandse hoofden geopend in Jamblang. Eind 1915 zijn het er reeds vijf. Het doel is bereikt.Ga naar eind34
René B. Karels studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Hij werkt nu aan een biografie over Noto Soeroto. | |||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||
Bibliografie
|
|