Indische Letteren. Jaargang 19
(2004)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 146]
| ||||||
Raden Adjeng Kartini, door Hanneke Elderhorst-van Hofwegen. Olieverf op doek.
| ||||||
[pagina 147]
| ||||||
Kartini: Symboliek, mystiek en goena-goena
| ||||||
Wie was Kartini?Kartini werd op 21 april 1879, nu 125 jaar geleden, geboren in Mayong, een plaatsje aan de noordkust van Java. Als dochter van Sosroningrat, de regent van Japara, groeide zij op in een beschermde wereld. Haar vader was een vooruitstrevend man. Zijn kinderen gaf hij een Europese opvoeding. Kartini mocht naar de Europese Lagere | ||||||
[pagina 148]
| ||||||
School en leerde perfect Nederlands spreken en schrijven. Kartini had grote belangstelling voor Europa en voor Nederland in het bijzonder. Haar informatie hierover haalde zij uit Nederlandse literatuur en uit haar correspondentie met Nederlandse vrienden. Bovendien had haar vader, door zijn functie, contact met Nederlandse politici, onder hen de heer Abendanon, directeur van het Departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, en zijn echtgenote mevrouw Abendanon-Mandri. Zij bezochten de familie Sosroningrat en praatten met elkaar over de mogelijkheden om onderwijs, kunst en nijverheid op Java te verbeteren. Door deze gesprekken groeide bij Kartini de wens om in Holland te studeren, opdat zij daarna een bijdrage zou kunnen leveren aan de verbetering van het onderwijs voor Javaanse meisjes. De ethicus Abendanon zelf zegt over Kartini: Meer en meer troffen ons de brieven van Raden Adjeng Kartini door ‘de buitengewone diepte van denken en gevoelen, door den krachtigen wil om vooruit te streven tot heil van het Javaansche volk, de vrouw in het bijzonder’.Ga naar eind2 Kartini heeft haar ideeën niet zelf kunnen verwezenlijken. Ondanks haar afschuw van de polygamie, werd zij uitgehuwelijkt aan een man die al meerdere vrouwen en zeven kinderen had. Haar huwelijk duurde niet lang. Zij stierf in haar kraambed op 17 september 1904, 25 jaar jong. Haar ideeën en gedachten zijn, dankzij haar vele brieven, bewaard gebleven. Abendanon vond dat de ideeën van Kartini gelezen moesten worden in Nederland. Hij maakte een zorgvuldige selectie uit deze brieven en verzorgde in 1911 de uitgave Door duisternis tot licht, Gedachten van Raden Adjeng Kartini. Hiermee werden de gedachten van Kartini bekend bij een groot publiek, waaronder ook Nederlandse politici. Deze uitgave heeft, zoals bedoeld door Abendanon, een belangrijke bijdrage geleverd aan de totstandkoming van de eerste ‘Kartini-scholen’.Ga naar eind3 In 1964 is Kartini door president Soekarno verheven tot nationale heldin der vrijheid. Zij wordt gezien als wegbereidster voor de emancipatie en als voorloopster van het nationalisme.
Een genuanceerder beeld van Kartini krijgen wij pas veel later. In 1987 verzorgde Frits Jaquet een integrale uitgave van alle brieven van Kartini aan de Abendanons onder de titel Kartini, Brieven aan mevrouw R.M. Abendanon-Mandri en haar echtgenoot. Hierin maken we onder meer kennis met de weerzin van Kartini tegen het polygame huwelijk en haar afkeer voor de beproevingen die een vrouw moest doorstaan als gevolg van de heersende Javaanse Adat.Ga naar eind4 Enkele fragmenten uit deze uitgave tonen de visie van Kartini op de Javaanse cultuur en geven een beeld van hoe Kartini tegenover symboliek, mystiek en goena-goena stond. | ||||||
[pagina 149]
| ||||||
De visie van Kartini op de Javaanse cultuurKartini was trots op de Javaanse kunst en nijverheid. Haar woonplaats Japara stond van oudsher bekend om het houtsnijwerk. Kartini had er grote bewondering voor dat ‘hun mensen’ met zeer eenvoudige gereedschappen zulke prachtige kunstwerken konden maken. Over de aard van de Javanen schrijft zij: [....] we zijn als de bergen van Java, schijnbaar zoo kalm en rustig, maar inwendig daar gloeit de lava.Ga naar eind5 Op een ander moment zegt zij hierover: [...] maar dat bloed, dat Javaansche bloed, dat leeft en warm stroomt door onze aderen kan niet doodgezwegen worden. Wij voelen het bij wierook en bloemen-geuren, bij gamelantonen, bij 't suizelen van den wind door de klapperkruinen, bij 't gekir van de Perkoetoets, bij 't gefluit op padihalmen, of 't gestamp op padiblokken...Ga naar eind6 Ook Kartini laat zich meeslepen door muziek: Er is iets waarin ik geheel opga, weg raak, zoo dikwijls ik daarin leef: mooie muziek. Men kan alles van ons gedaan krijgen, als wij bedwelmd zijn door muziek. En als wij eens iets moesten doen, waar heel, heel veel moed toe noodig is, dan zouden wij ons eerst willen bedwelmen door goddelijke muziek. Zoo'n invloed heeft muziek op ons.Ga naar eind7 Enigszins neerbuigend staat Kartini tegenover bepaald bijgeloof van haar landgenoten: 't was een heele toer geweest om onze artisten over te halen wajang poppen te snijden. Ze waren doodsbenauwd, dat de wajanggeesten op hen vertoornd zouden worden. [...] 't Was ook heel moeilijk geweest om eenige foto's in de kampong te maken. Het bijgeloof zegt, dat men zijn eigen leven kort, als men een portret van zich maken laat en is een fotograaf een groot zondaar - al de portretten, die hij maakt zullen in het hiernamaalsche hem om leven vragen.Ga naar eind8 Bovendien zijn er in de brieven opvallend veel plaatsen aan te geven, waarin geloof in, of angst voor symboliek, helderziendheid, handlezen, spiritisme en goena-goena ter sprake komt. | ||||||
SymboliekKartini hechtte waarde aan symboliek. Dit blijkt steeds uit kleine voorvalletjes. Bij haar bezoek aan de Abendanons krijgt ze een klein | ||||||
[pagina 150]
| ||||||
reukflesje, dat mevrouw Abendanon als kind om haar hals had gedragen. Ze schrijft hierover: Mijn talisman hangt trouw om mijn hals - dien leg ik niet af - hij gaat met mij mee door dik en dun tot... in het graf!Ga naar eind9 Veel later wanneer Kartini getrouwd is en een kind verwacht komt de talisman in haar laatste brief nog ter sprake: Ik weet, dat U ons kindje zal liefhebben, ook al is het een grooter mormel dan zijn moedertje is! Als het maar niet mormelig in hart en geest is, dan is het goed, hè Moeske! En het kan haast niet, tenzij kwade geesten waken bij zijn wieg. Maar daar zal Uw talisman wel voor zorgen, kwade geesten van Uw kleinkindje afweren.Ga naar eind10 Zo heeft de talisman naast symbolische waarde ook mystieke waarde gekregen. | ||||||
MystiekDe Nederlander ir. Van Kol, evenals Abendanon een ethicus en tevens een goede vriend van de Sosroningrats, brengt Kartini op de hoogte van het spiritisme, waarvan hij zelf een ‘ijverig aanhanger’ is. Kartini schrijft aan hem: Zondagavond, juist een week geleden, dat wij 't ontzaglijk genoegen en.voorrecht hadden U in ons midden te hebben en U ons de geestenwereld leerde kennen, probeerden wij geesten op te roepen, hetgeen ons gelukte en wel in zoo'n mate, dat ik 't niet nalaten kan U 't een en ander te berichten. Wij hadden, Uw raad volgend, een potlood aan een zeer licht bamboetje bevestigd. Juffrouw Glaser en ik hielden het rietje vast en al dadelijk bewoog het zich. Er was iemand en wel een beschermgeest van mij. Wij deden hem eene vraag, waarop de stok zich en geruimen tijd doelloos heen en weer bewoog, tot opeens hij met eene vaart vooruitschoot, het alphabet voorbij en op den muur tot 3x toe met duidelijke letter ‘goed’ schreef, 't antwoord op onze vraag. Ik vroeg mijn beschermgeest mij goeden raad te geven en wendde mijn gelaat af, ook Annie Glaser volgde de bewegingen van den stok niet. Hoe verrast waren we, toen wij, na een poos opkijkende, op den muur duidelijk geschreven zagen: ‘Laat haar gereed zijn met de studie, als haar later goud aangeboden wordt, daar zij moet munten.’Ga naar eind11 Kartini is ‘verrast’ over deze ervaring. Aan mevrouw Abendanon schrijft zij: | ||||||
[pagina 151]
| ||||||
Ik ben zoo blij, dat hij ons daarmee in kennis heeft gebracht, minder om de geestenoproeping, dan wel om het mooie van dat geloof [...] het geeft zoo'n troost, dat onze tegenspoeden van heden, boete is voor onze zonden in een vorig leven bedreven.Ga naar eind12 Haar geloof in reïncarnatie moet een belangrijke factor geweest zijn bij het aanvaarden van Van Kols woorden. Ook blijkt Van Kol bekwaamheid te hebben in handlezen. Eens zag hij de lijnen van de hand van Kartini en riep toen uit: ‘wat een geprononceerde lijnen, diep, hartstochtelijk voelen......., en daarna..... Wat hebt u een vreemde hartslijn, u zal gedwarsboomd worden in uw innigste voelen, doch ten goede worden geleid.’ Willen wij hopen, dat ook deze laatste voorspelling bewaarheid zal worden.Ga naar eind13 Om Kartini en haar zusje Roekmini af te brengen van hun plannen om in Holland te gaan studeren, raadpleegt haar moeder een ‘clairvoyant’. Kartini reageert hierop als volgt: Er is geen God dan God. Wij zeggen, dat wij op God vertrouwen en blijven daar bij. God willen wij dienen en niet menschen. Luisteren wij naar de mensch, dan aanbidden wij menschen en niet God. [...] Een anderen keer verzochten wij Ma toe te staan, dat wij zelf den clairvoyant ontmoeten [...] Wij wilden onderzoeken, omdat Ma groot gewicht aan zijne woorden hecht. U vindt het misschien belachelijk, bespottelijk, en verwachtte misschien dat wij boven dien onzin verheven waren. Wij zouden graag die ‘onzin’ verklaard willen hebben. Hoe kon die man, die ons nooit gezien had, precies weten hoe wij er uit zien? Hij beschreef ons uiterlijk en karakter. Wij wilden zelf zien, hooren en weten.Ga naar eind14 Uit angst voor alle geruchten en praatjes die over haar dochters rondgingen, riep haar moeder nogmaals de hulp van de helderziende in. Ze wilde dat hij bij hen een verlangen opwekte, waardoor ze slechts op zoek zouden gaan naar vrouwengeluk. Ze drong er bij hem op aan, hiertoe een poging te doen door haar dochters een amulet te geven, zodat hij hen op die manier kon beïnvloeden. Maar dit wees hij absoluut van de hand: Het heeft geen zin om die twee kinderen een amulet te geven, het heeft echt geen zin, omdat hun wil zeer sterk is, en omdat zij zich volkomen hebben overgegeven aan Allah.Ga naar eind15 Dus niet alleen Kartini zelf zegt volkomen vertrouwen te hebben in God, ook deze man is op de hoogte van haar vast geloof. Haar familie geeft niet op. Er zijn nog meer bezoeken gebracht aan andere helderzienden. Dit blijkt uit een brief die haar broer Slamet aan de moeder | ||||||
[pagina 152]
| ||||||
van Kartini stuurt. Hierin vraagt hij haar van beiden een pas gedragen, dus nog ongewassen, kabaja te geven. Kartini wil niet aan deze ‘hocus spocus’ meewerken. Uit haar reactie blijkt een mengeling van angst, afschuw, maar ook nieuwsgierigheid: Weet U wat men van ons wil? - ons onder hypnose brengen. Hóe dat moet geschieden, welke bewerkingen onze kleeren moeten ondergaan, weten wij niet, wel weten we, dat die kleeren, versch van onze lijven, moeten dienen tot mediums. [...] Deze wetenschap, door de meeste Europeanen als iets onzinnigs beschouwd, is voor ons volk een heilige waarheid. Of wij er ook aan gelooven, wij weten het niet, wij hebben het zelf nooit ondervonden. Nu zijn wij in de gelegenheid om zelf, de ‘stille kracht’ te ondervinden! Wij zijn er wel erg nieuwsgierig naar, maar willen ons zelf toch liever niet tot een proef leenen. Wij vinden het met vuur spelen.Ga naar eind16 Toch zullen er kleren van Kartini en Roekmini weggenomen worden. Kartini eist onvoorwaardelijke teruggave van de kleren. Wanneer dat uiteindelijk lukt, zorgt ze dat deze veilig opgeborgen worden. Kartini voelt de angst voor het ongrijpbare in deze zaak en twijfelt of ze sterk genoeg zal zijn om stand te houden: Dat wij weigerden onze kleeren af te staan, is een bewijs, dat wij de ‘stille kracht’ vreezen, en vrees is al half verloren. Laat hem dat maar weten, maar wij willen onze kracht liever niet met de zijne meten.Ga naar eind17 | ||||||
Goena-goenaOp 9 juli 1903 schrijft Kartini een kort briefje aan mevrouw Abendanon. Het is een reactie op de langverwachte goedkeuring om naar Holland te mogen gaan om te studeren. Maar op welk triest moment bereikt haar dit blijde nieuws over haar ‘vrijheid’: Eén dag te laat! Gisteren is de brief verzonden, vandaag ontving de geadresseerde hem, den brief, waarin aan den Regent van Rembang mijne hand toegezegd werd.Ga naar eind18 In een zeer vertrouwelijke brief beschrijft Kartini haar bittere teleurstelling. Ze heeft toegestemd in het huwelijk onder bepaalde voorwaarden. Eén van deze was dat ze een jaar naar Batavia zou mogen gaan om een cursus te volgen. Nog voor Kartini antwoord krijgt van de regent van Rembang is er echter een ander aanzoek gekomen. Op 11 juli krijgt ze een brief te lezen die haar ‘haren te berge deed rijzen’. Wat zijn woorden waren, vertelt Kartini niet, maar wel schrijft ze vol afschuw: | ||||||
[pagina 153]
| ||||||
O, God, wat een vrouw toch veel verdragen moet! Het was een huwelijksaanzoek - welk eene taal, mijn God! - die man beschouwde mij al half als zijn eigendom. Ik werd zoo angstig en zoo bang, dat ik zat te rillen en te beven. [...] Hij zou in staat zijn om ons te vervolgen, als hij hoorde, dat wij op Batavia waren, en het ons daar erg lastig maken.Als het maar daarbij bleef! Het moet mij uit het hart: in zulke zaken vertrouw ik de meesten onzer landgenooten niet. U lacht er misschien om, maar wij hebben meer gezien, dat goena-goena geen sprookje is. Reeds hoorde ik, dat die man daartoe zijn toevlucht genomen heeft. En die vreemde gasten, en een bediende daarvan, doorsnuffelen als het ware ons huis, om ons te vinden.Ga naar eind19 Niet alleen Kartini en Roekmini zijn bang voor de man, ook haar ouders nemen uit angst maatregelen. Haar vader sluit hen op in hun kamer. Langzamerhand wordt de realiteit voor Kartini duidelijk: [...] dat op dit oogenblik, het voor een Inl. jong meisje niet mogelijk is, alleen te staan, in het publiek te werken. Een groot gevaar bedreigt haar van de zijde der mannen [...] als de oosterling door hartstocht is bevangen, dan deinst hij voor niets terug.Ga naar eind20 Op dit trieste moment dacht Kartini vermoedelijk terug aan de voorstelling van Van Kol, toen hij haar hand las. Gedwarsboomd in haar innigste gevoelens werd ze zeker. Nu hoopte ze alleen dat het tweede deel van de voorspelling ook uit zou komen: ‘doch [u zult] ten goede worden geleid.’ | ||||||
SlotUit de geciteerde fragmenten blijkt dat Kartini gevoelig was voor symboliek en paranormale zaken en dat zij daarbij niet onder deed voor haar landgenoten. In meerdere brieven schrijft zij over haar geloof in mystiek en regelmatig spreekt zij ook haar angst uit voor het ongrijpbare ervan. Zij is te vaak getroffen door het uitkomen van voorspellingen om helderziendheid te ontkennen. Ten aanzien van het spiritisme heeft zij zich duidelijk uitgesproken. Kartini is blij dat Van Kol haar hierin heeft ingewijd. Haar geloof in reïncarnatie speelt hierbij een belangrijke rol. Zij schroomt dan ook niet om aan geestoproepingen mee te doen. Kartini geeft verder in haar brieven niet aan of, en zo ja in welke mate, zij beschikt over paranormale gaven. Des te interessanter is daarom de brief die haar zusje Roekmini schrijft aan mevrouw Van Kol, na het overlijden van Kartini: Welke waarschuwingen of mijn dierbare zus had voor haar heengaan? Als jong meisje, toen we alle drie nog samen waren, kon ze altijd, wanneer we spraken over hooge ouderdom, zeggen, dat ze | ||||||
[pagina 154]
| ||||||
niet méér dan 25 jaar wilde leven. Over de smart, die ze had over het neer moeten leggen van haar ideaal, kon ze dit zoo roerend zeggen: ‘Ik zal maar geduldig wachten, tot mijne ziel hare vleugels weer kan uitslaan, omhoog naar sferen’. En toen ze haar kleintje verwachtende was, schreef ze me keer op keer: ‘als ik eens niet meer voor mijn kleine zal kunnen zorgen, wil jij dan naar hem of haar omkijken?’ O, hoe zulks mij door de ziel sneed, toch wilde ik er niet in opgaan, ik dacht, dat vrouwen in zulk een toestand wel meer van die neerslachtige buien konden hebben, maar dan kon ze op haar stuk blijven. Mijn lieve, lieve zus. En ook dit nog, als haar man haar eens sprak over de toekomst, over de mogelijkheid van een eerder heengaan van zijn kant, dan viel ze hem in de rede hiermee: ‘Neen man, i k zal 't eerst heengaan van ons beiden, dat zul je zien.’Ga naar eind21 Kartini heeft een vast geloof in God, soms ook Allah of Opperwezen genoemd. Dit geloof kan kennelijk goed samen gaan met haar geloof in paranormale krachten. Door haar sterk analytisch vermogen kent zij deze krachten, maar beseft zij ook de gevaren ervan. Zij vreest het effect van goena-goena, ingezet door personen met kwade wil. Op verschillende wijze wordt zij geconfronteerd met mystiek, die zo hoort bij de Javaanse cultuur en dus ook bij haar zelf. Dit staat echter los van de gedachten en idealen die zij koestert om het Javaanse volk ‘op te heffen’.
Kartini is voor mij een belangrijk persoon in mijn leven geworden. Het gevoel van angst voor ‘het vreemde’, wanneer ik me intensief in haar leven verdiepte, heeft plaats gemaakt voor een warm, vertrouwd en dankbaar gevoel. Dankbaar omdat ik haar heb mogen verbeelden, zoals ik haar heb leren kennen: een mooie, intelligente en vastberaden, maar lieve vrouw, die alles inzette om haar idealen te verwezenlijken, tot heil van het Javaanse volk. Maar ook een vrouw die bereid was het onontkoombare te accepteren uit liefde voor haar directe omgeving. Het is nu honderd jaar geleden, dat Kartini in Rembang overleed, maar haar ideeën leven voort. En voor hen die haar een warm hart toedragen, is zij nog steeds bereikbaar.
Hanneke Elderhorst-van Hofwegen studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit Leiden. Ze schreef een doctoraalscriptie over Kartini en publiceerde daarover in 1990 een artikel in Indische Letteren. | ||||||
[pagina 155]
| ||||||
Bibliografie
|
|