Artikelen |
|
|
Harry Bekkering, Twee keer ‘Kandy’. Of de zoektocht van een criticus |
122 |
Esther Captain, Indo rulez! De Indische Derde generatie in de Nederlandse letteren |
257 |
Liesbeth Dolk, Allemaal gelogen? F. Springer, het Kamp en de Waarheid |
132 |
Widjajanti Dharmowijono, Wortels opgraven met Alfred Birney. De ontvangst van Lalu Ada Burung in Indonesië |
190 |
Esther ten Dolle, Tropenkolder in de Indische letteren |
2 |
Ena Jansen, Het voortbestaan van de zeventiende-eeuwse Khoi-vrouw Krotoa in de Zuid-Afrikaanse historiografie en letterkunde |
69 |
In memoriam Frits Jaquet |
58 |
Wilfred Jonckheere, Alfred Birney en zijn werk |
182 |
René B. Karels, ‘Nu had ik telkens haar hand in mijn hand’. Over de Indische poëzie van Leo Vroman en Georgine Sanders |
36 |
Andrea Kieskamp, Mannen van het eerste uur. Ooggetuigen aan de Kaap 1652-1662 |
83 |
Fred Lanzing, ‘Ik ben niet Indisch, ik ben Indisch opgevoed’. Gesprek met Anneloes Timmerije over haar boek Indisch zwijgen |
239 |
Vilan van de Loo, ‘En dat is dan Indisch?’ Interview met Theodor Holman |
252 |
Stéphanie Loriaux, Van ‘gewoon Indisch meisje’ tot dochter van betekenis. Marion Bloems leven en werk |
171 |
Jessica Melker, Een huisje voor de ‘dakloze herinneringen’ van Frans Lopulalan |
246 |
Alexander Nieuwenhuis, De Januskop van Jan Boon. Piekerans van een straatslijper en de bundels Tjies en Tjoek als getuigenis |
18 |
Bert Paasman, De Nederlandstalige literatuur van en over Zuid-Afrika in de Compagniestijd. Ter inleiding |
59 |
Bert Paasman, ‘De een draagt een bril en de ander is Indisch’. Inleiding op de literatuur van de Tweede generatie Indisch-Nederlandse auteurs |
162 |
Wim Willems, ‘Altijd hongerig naar het Hogere en een hapje’. Over het Indische werk van Adriaan van Dis |
197 |
Peter van Zonneveld, Altijd is er, hoe dan ook, die tjap. De Indische wereld van F. Springer |
114 |