Indische Letteren. Jaargang 17
(2002)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||
Het innerlijk oerwoud
| |||||||||||||||||||
De drie verhalenGroenA. Alberts (1911-1995) debuteerde in 1949 met ‘Groen’ in het tijdschrift Libertinage. In 1952 verscheen het als openingsverhaal van De Eilanden. ‘Groen’ is een dagboekachtige geschiedenis, verteld in de ikvorm door een bestuursambtenaar die een door een immens bos omringde standplaats krijgt aan de kust van een afgelegen Indisch eiland.Ga naar eindnoot3 Daar ontmoet hij het dorpshoofd en zijn collega Peereboom, de enige andere blanke op het eiland. Peereboom, die op een paar dagen lopen is gestationeerd, is een alcoholicus wiens vrouw er met een ander vandoor is gegaan. Hij heeft nog een half jaar diensttijd op het eiland te gaan. Van hem hoort de ambtenaar dat de bosgrens honderd kilometer naar het noorden ligt. Hij vat het plan op alle werkzaamheden in zijn district nauwkeurig te noteren. Ook wil hij de bosgrens in het noorden overschrijden. Hij merkt op dat de dorpelingen wel het bos in gaan, maar liever niet naar het noorden. De beide blanken bezoeken elkaar beurtelings om de veertien dagen. | |||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||
Stefan Zweig.
| |||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||
Twaalf dagen na aankomst onderneemt de bestuursambtenaar een looptocht door het bos naar Peereboom. Als hij na een paar dagen is aangekomen, zetten beide collega's het op een drinken. Na enige tijd schreeuwt de dronken Peereboom dat hij het hele bos wil omkappen. Twee weken later doet het schip, dat voor beide bestuursambtenaren één keer in de maand het enige contact vormt met de buitenwereld, het eiland weer aan. Peereboom verblijft nu twee avonden bij zijn collega. Diens plannen om naar de grens van het Noorderbos te lopen, nemen steeds vastere vormen aan. Hij laat nederzettingen in het bos bouwen teneinde de honderd kilometer makkelijker te kunnen overbruggen. Hij loopt steeds vaker rond in het mysterieuze Noorderbos. Uiteindelijk raakt hij volledig in de ban van dit ‘toverbos’. Hij moet en zal de grens van het bos bereiken om te weten wat zich daarachter bevindt. Hij slaat er zelfs het vaste veertiendaagse tegenbezoek aan Peereboom voor over. Deze komt uiteindelijk dan zelf maar op bezoek. Op zekere dag bereikt de bestuursambtenaar na een grote inspanning de grens van het Noorderbos. Wat hij ziet, bevalt hem zeer: ‘Een groot kaal land, met veel stenen, grote stenen, heuvelachtig en wazig blauwe bergen in de verte’ (32).Ga naar eindnoot4 Maar als hij zich omdraait naar het bos, slaat hem de schrik om het hart: ‘De lucht was schimmelachtig grijs en onder die lucht, tegen die lucht aan, lag het bos, giftig groen in het schelle licht van die grijze lucht, een laag kronkelende wriemelende slangen’ (31-32). Na drie dagen is hij weer thuis. Hij denkt dat hij gek aan het worden is. Ongeveer 120 dagen nadat hij voor het eerst voet op het eiland heeft gezet, komt hij na een tweedaagse wandeltocht 's avonds weer thuis. Hij bedenkt dat een dag tevoren de boot het eiland weer heeft aangedaan en verwacht dat zijn collega Peereboom er nog wel zal zijn. Hij ziet echter niemand en het huis is gehuld in duisternis. Als hij zijn brandende lamp wil ophangen, blijkt dat Peereboom al aan de lampstandaard hangt. De bestuursambtenaar vlucht en zet het op een drinken. Als het licht is, gaat hij terug naar huis. Peereboom is inmiddels door inlandse eilandbewoners van de standaard afgehaald en in een leeg huis gelegd. Na een korte ceremonie wordt hij begraven. De bestuursambtenaar besluit ten slotte de lamp brandend aan de standaard te laten hangen als vanouds: ‘Want ik leef nog’ (36). | |||||||||||||||||||
Der AmokläuferHet is niet duidelijk of de joodse Oostenrijker Stefan Zweig (1881-1942) ooit in Indië is geweest. Hij heeft in 1908 wel een reis door het Verre Oosten gemaakt, waarop hij Ceylon, Madras, Gwalior, Calcutta, Benares, het Himalayagebergte, Rangoon en Indochina bezocht.Ga naar eindnoot5 De novelle ‘Der Amokläufer’, in 1922 gepubliceerd in zijn bundel Amok, speelt zich echter wel voor een belangrijk deel in Nederlands-Indië af.Ga naar eindnoot6 In het verhaal wordt de mogelijke toedracht van een merkwaardig | |||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||
ongeval onthuld, dat zich te Napels in maart 1912 op de mailstomer Oceania heeft voorgedaan. De ikverteller, een naamloze wereldreiziger, zoekt drie dagen na het vertrek uit Calcutta - moe geworden van alle indrukken uit de Oost en de dagelijkse drukte aan boord van een mailboot - de nachtelijke rust van het voordek. Daar ontmoet hij een Duitse dokter, die hem in het donker zijn levensverhaal vertelt. Ooit was deze veertiger een veelbelovend arts in Leipzig, maar hij raakte in de greep van een even hooghartige als koude vrouw, die hem ertoe bracht voor haar een graai in de ziekenhuiskas te doen. Toen deze diefstal aan het licht kwam, vluchtte hij om berechting te voorkomen naar Holland. In Rotterdam tekende hij voor tien jaar als koloniaal gouvernementsarts. De ene helft van zijn loon stuurt hij naar zijn oom, die indertijd zijn aftocht gedekt heeft, de andere helft wordt hem in het havenkwartier afhandig gemaakt door een vrouw die op de Duitse leek voor wie hij in Leipzig gestolen had. In Indië komt de arts op een buitenpost terecht die twee dagreizen verwijderd is van de dichtstbijzijnde stad. Hij geniet voor een tijd enig aanzien door een opzienbarende operatie te verrichten, maar breekt later de omgang met Europeanen af om voor drank en dromen te kiezen. Hij verlangt hevig terug naar Europa. Als hij nog twee jaar contract te gaan heeft, meldt zich een blanke dame die zich wil laten aborteren. Ze blijkt zwanger van haar minnaar, terwijl haar man eerdaags uit Amerika terugkomt. Ze heeft zich tot de Duitse arts gewend omdat deze als kundig bekend staat en zijn praktijk zich op een buitenpost bevindt. De locatie biedt de beste garantie dat haar geheim bewaard blijft. Zij biedt hem f 12.000 voor de operatie en zijn zwijgen. De arts valt voor haar hooghartig gedrag; hij wil haar onderwerpen. Hij weigert de hem geboden som gelds. Hij zal de operatie verrichten als zij met hem naar bed gaat. De vrouw gaat niet op zijn voorstel in en vertrekt, hem verpletterd achterlatend. Hij ziet zijn fout in en realiseert zich dat hij compleet mesjogge van haar is. Hij wil zich nu volledig aan háár onderwerpen en raakt uitzinnig van het idee dat hij haar heeft laten gaan. Hij verliest de controle over zichzelf en rent haar dol als een amokmaker achterna, maar haar boy houdt hem tegen. De arts is de wanhoop nabij. Zonder zich af te melden, verlaat hij zijn post om zich in de stad bij haar te laten aandienen. Hij wordt niet ontvangen. 's Avonds tijdens een door het gouvernement georganiseerde feestelijke gelegenheid ziet hij haar weer. Hij rent dwars door de balzaal als hij haar ziet vertrekken. Met een handige opmerking over een recept voor een bediende dat de arts te binnen moet zijn geschoten, redt zij haar gezicht en dat van hem. De wanhoop nabij besluit de arts zelfmoord te plegen. Hij schrijft de dame echter eerst nog een brief waarin hij haar om vergeving smeekt | |||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||
en haar bezweert dat zij hem moet vertrouwen zodat hij haar kan helpen. Hij krijgt een brief terug: ‘Zu spät! Aber warten Sie zu Hause! Vielleicht rufe ich Sie noch’ (66). Als hij geroepen wordt, blijkt het inderdaad al te laat te zijn. De vrouw heeft zich in uithoek van de kampong door een Chinese laten aborteren en verkeert in levensgevaar. Hoe hij ook vecht, hij kan niets meer doen om haar te redden. Van de arts van de openbare gezondheidsdienst krijgt hij het gedaan dat deze een valse doodsoorzaak bevestigt. Zij zou overleden zijn aan een hartstilstand. De arts ontmoet nog haar minnaar, met wie hij zich sterk verwant voelt. Haar man ontloopt hij. De arts vertrekt met dezelfde mailstomer naar Europa als de echtgenoot en de kist met het lijk; ‘diese Tote, ich spüre sie, und ich weiß, was sie von mir will... ich weiß es, ich habe noch eine Pflicht... ich bin noch nicht zu Ende... noch ist ihr Geheimnis nicht gerettet... sie gibt mich noch nicht frei...’ (87). Hij is bang dat in Engeland autopsie verricht zal worden. Dit wil hij tegen elke prijs voorkomen. Hij voelt het als een plicht ervoor te zorgen dat haar geheim bewaard blijft. In Napels vindt dan het merkwaardige ongeval plaats: In jener Nacht sollte [...] in unbelebter Stunde, um die Passagiere nicht durch den Anblick zu beunruhigen, der Sarg einer vornehmen Dame aus de holländischen Kolonien von Bord des Schiffes auf ein Boot gebracht werden, und man ließ ihn eben in Gegenwart des Gatten die Strickleiter hinab, als irgend etwas Schweres vom hohen Bord niederstürzte und den Sarg mit den Trägern und dem Gatten, die ihn gemeinsam niederhißten, mit sich in die Tiefe riß. Eine Zeitung behauptete, es sei ein Irrsinniger gewesen, der sich die Treppe hinab auf die Strickleiter gestürzt habe [...] (90). | |||||||||||||||||||
Heart of DarknessIn 1902 verscheen Heart of Darkness als verhaal in boekvorm nadat het drie jaar eerder al als driedelig feuilleton gepubliceerd was. Joseph Conrad (1857-1924), een tot Engelsman genaturaliseerde Pool, baseerde de tekst op ervaringen die hij in de Kongo had opgedaan.Ga naar eindnoot7 Op een jol in de haven van Londen luistert de ikverteller naar het verhaal van de zeeman Marlow over een tocht die hij ooit ondernam naar het hart van een niet bij naam genoemde equatoriale kolonie in donker Afrika. Het land wordt door verloedering en hebzucht overheerst. De natuur dreigt alles te overwoekeren. Elke inspanning van de machthebbers is er gericht op geldelijk gewin, de zwarten zijn er slaven. Charlie Marlow hoort daar vertellen over Kurtz, een handelsagent die vele opmerkelijke kwaliteiten in zich verenigd weet, waarvan welsprekendheid | |||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||
Joseph Conrad.
| |||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||
de belangrijkste is. Dit toonbeeld van westerse beschaving, deze super-Europeaan, weet onder extreem moeilijke omstandigheden van alle agenten het meeste ivoor uit de diepste binnenlanden te halen. Marlow raakt in de ban van deze levende mythe. Hij krijgt opdracht met zijn schip de ziek geworden Kurtz op te halen. Na een gevaarlijke rivierreis komt hij bij de standplaats van Kurtz aan. De eens zo verlichte Kurtz blijkt door de inheemsen als een god vereerd te worden, maar is intussen in een satan veranderd. In de jungle heeft hij zijn duivels ontbonden: hij heeft er een waar schrikbewind gevestigd door als een beest onder de zwarten huis te houden. Op de terugweg overlijdt Kurtz aan boord van Marlows rivierstomer. Zijn koortsige laatste woorden zijn: ‘The horror! The horror!’ (111). Ook Marlow wordt ziek en moet vechten voor zijn leven. Eenmaal beter maakt hij de balans van zijn ervaringen met Kurtz op: This is the reason why I affirm that Kurtz was a remarkable man. He had something to say. He said it. Since I had peeped over the edge myself, I understand better the meaning of his stare, that could not see the flame of the candle, but was wide enough to embrace the whole universe, piercing enough to penetrate all the hearts that beat in the darkness. He had summed up - he had judged. ‘The horror!’ He was a remarkable man. After all, this was the expression of some sort of belief; it had candour, it had conviction, it had a vibrating note of revolt in its whisper, it had the appalling face of a glimpsed truth - the strange commingling of desire and hate. And its not my own extremity I remember best - a vision of greyness without form filled with physical pain, and a careless contempt for the evanescence of all things - even of this pain itself. No! It is his extremity that I seem to have lived through. True, he had made a last stride, he had stepped over the edge, while I had been permitted to draw back my hesitating foot. And perhaps in this is the whole difference; perhaps all the wisdom, and all the truth, and all sincerity, are just compressed into that inappreciable moment of time in which we step over the threshold of the invisible. Perhaps! I like to think my summing-up would not have been a word of careless contempt. Better his cry - much better. It was an affirmation, a moral victory, paid for by innumerable defeats, by abominable terrors, by abominable satisfactions. But it was a victory! (112-113). | |||||||||||||||||||
Rolverdeling en perspectiefIn de drie verhalen zijn de hoofdrollen steeds weggelegd voor duo's. In Heart of Darkness is dat het koppel Marlow en Kurtz, in ‘Der Amokläu- | |||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||
fer’ de wereldreiziger en de arts en in ‘Groen’ vormen de naamloze bestuursambtenaar en zijn collega Peereboom een tweespan. Van deze tandems vervallen de laatsten steeds tot waanzin, waaraan zij uiteindelijk sterven; de arts en Peereboom plegen zelfmoord en Kurtz crepeert in de jungle. De eerstgenoemden zijn de vertellers van het verhaal. Door de ontwikkeling tot krankzinnigheid van de ander te beschrijven, bieden zij de lezer inzicht in dit proces. Ook al omdat zij zelf in meer of mindere mate door deze krankzinnigheid aangetast raken en dus uit eigen ervaring kunnen spreken. Dit heeft ook gevolgen voor het perspectief: het is onbetrouwbaar. De lezer zal hierop alert moeten zijn. Er moet zorgvuldig afgewogen worden wat aannemelijk is en wat niet meer. De waanzin van de verteller kleurt namelijk het verhaal. Conrads vertelling kent een versplinterde vertelinstantie: een naamloze ik verhaalt over wat de andere hoofdpersoon Marlow heeft verteld over Kurtz.Ga naar eindnoot8 Marlow kent Kurtz dan nog voornamelijk uit verhalen van anderen. Zijn informanten hebben echter niet ongestraft onder de tropenzon gewandeld: hun geestelijke gezondheid is behoorlijk aangetast. Als Marlow Kurtz in levenden lijve ontmoet, is de laatste ernstig ziek en ijlt hij van de koorts. Marlow geeft regelmatig te kennen dat hij in de tropen zichzelf niet is geweest en dat hij de dingen niet zo heeft gezien als ze geweest moeten zijn: de duisternis heeft zijn geest beinvloed. Ook in ‘Der Amokläufer’ is er iets met het perspectief aan de hand. De wereldreiziger kondigt aan dat hij de mogelijke oorzaak van een noodlottig ongeval op de Oceania uit de doeken gaat doen. Hij baseert zich daarbij op de verhalen van de arts, die onder de invloed van drank verkeert en steeds meer in de greep van de waanzin raakt. Uiteindelijk heeft de onbetrouwbaarheid van het perspectief in ‘Der Amokläufer’ geen verstrekkende consequenties voor de interpretatie van het verhaal. Al doet de wereldreiziger nogal schimmig over de ware toedracht van het ongeluk, het moet de arts wel zijn geweest die boven op de kist is gedoken om zijn geliefde in de dood te volgen. Het verhaal laat nu eenmaal geen andere uitleg toe. Het gaat Zweig er in deze naturalistische vertelling om een zo zorgvuldig mogelijke psychologische analyse te geven van het tot krankzinnigheid vervallen van de arts. De wereldreiziger laat er wat dat betreft ook geen misverstand over bestaan: Rätselhafte psychologische Dinge haben über mich eine geradezu beunruhigende Macht, es reizt mich bis ins Blut, Zusammenhänge aufzuspüren, und sonderbare Menschen können mich durch ihre bloße Gegenwart zu einer Leidenschaft des Erkennenwollens entzünden, die nicht viel geringer ist als jene des Besitzenwollens bei einer Frau (18). | |||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||
In Alberts' verhaal is het perspectief eveneens onbetrouwbaar. Allereerst kloppen de gegevens die de verteller verstrekt niet. Zo bedraagt de afstand tussen de ambtswoningen eerst honderd kilometer, waar er even later nog slechts sprake is van een verschil van vijftig kilometer.Ga naar eindnoot9 Daarnaast geeft de bestuursambtenaar niet bepaald blijk van een overweldigend inzicht in en interesse voor de mensen om zich heen. Zo kan hij de inheemsen maar moeilijk inschatten en heeft hij geen idee van Peerebooms grote behoefte aan contact. Sterker nog, hij luistert niet eens goed naar hem, wat blijkt uit het gesprek over de open plek in het bos voor Peerebooms huis: Ik zeg: Je hebt het hier maar goed geschoten en ik wuif in het algemeen naar de open ruimte voor me. Wat? vraagt hij. Het bos? en hij begint hard te lachen. Ik zeg: Nee, ik bedoel juist, dat je er een aardig stuk uit hebt laten kappen. O, dat was er al toen hij hier kwam, zegt hij (24). Nog tijdens ditzelfde met drank overgoten bijeenzijn ontspint zich de volgende dialoog: Ik vraag hem: Peereboom, dat hout dat je hier gekapt hebt? Ik heb het niet gekapt, zegt Peereboom. Ik zeg. Dat hout, kortom, en ik wuif met mijn handen, zou dat geschikt zijn voor timmerhout? Hij weet het niet, zegt hij. Ik wil kappen, zeg ik. Dat hele verdomde bos omhakken, schreeuwt Peereboom, dat hele bos rotslaan! Kan er van getimmerd worden? vraag ik. Ik weet het niet, zegt Peereboom (25). Naarmate het verhaal vordert wordt het perspectief steeds onbetrouwbaarder. Omdat de bestuursambtenaar annex verteller zich steeds verder verdiept in het bos, valt hij ten slotte langzaam maar zeker ten prooi aan de waanzin.Ga naar eindnoot10 Het lijkt er dan ook op dat in ‘Groen’ de rollen van verteller en krankzinnige in één persoon verenigd zijn. Toch is dit niet helemaal zo. Hij gaat weliswaar de gang naar de rand van de waanzin, maar het heeft er aan het eind van het verhaal alle schijn van dat hij nog op tijd op zijn schreden kan terugkeren. Dat gebeurt nadat hij Peereboom begraven heeft. De laatste woorden van de tekst dragen de mogelijkheid tot een ommekeer in zich. Zij luiden: ‘Ik laat de lamp brandend aan de standaard hangen als vanouds. Want ik leef nog’ (36). Het is nog niet te laat voor hem: hij kan nog veranderen. Net als de gelijknamige Hollandse fruitboom er zou verpieteren, heeft ook de Hollander Peereboom in de jungle niet kunnen aarden. Hij is waanzinnig geworden en heeft zich opgehangen. Hij is een stadium verder geraakt dan zijn collega. De verhalen van de bestuursambtenaar en Peereboom liggen in elkaars verlengde. Zo maakt de geschiedenis van de eerste duidelijk wat de laatste doorstaan moet hebben. | |||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||
De buitenpostVan het verblijf op een buitenpost wordt in alle drie de verhalen een negatief beeld geschetst. De buitenpost is gelegen in of nabij het oerwoud. Het is er vies en armoedig en de bewoners zijn laakbare lieden. De hoofdpersonen zijn individualisten. Zij bevinden zich in een isolement, ver van de zo gekoesterde westerse beschaving. Ze proberen de eenzaamheid en de verveling met drank weg te spoelen. De zenuwzieke arts in ‘Der Amokläufer’ vertelt zijn toehoorder onomwonden dat Indië een vervloekt land is, dat je ziel opvreet en het merg uit je beenderen zuigt: Aber in diesem unsichtbaren Glashaus dort geht einem die Kraft aus, das Fieber - kriegts ja doch, mag man noch so viel Chinin in sich fressen - greift einem ans Mark, man wird schlapp und faul, wird weich, eine Qualle. Irgendwie ist man als Europäer von seinem wahren Wesen abgeschnitten, wenn man aus den großen Städten weg in so eine verfluchte Sumpfstation kommt: über kurz oder lang hat jeder seinen Knacks weg, die einen saufen, die andern rauchen Opium, die dritten prügeln und werden Bestien - irgendeinen Schuß Narrheit kriegt jeder ab. Man sehnt sich nach Europa, träumt davon, wieder einen Tag auf einer Straße zu gehen, in einem hellen steineren Zimmer unter weißen Menschen zu sitzen, Jahr um Jahr träumt man davon, und kommt dann die Zeit, wo man Urlaub hätte, so ist man schon zu träge, um zu gehen. Man weiß, drüben ist man vergessen, fremd, eine Muschel in diesem Meer, auf die jeder tritt. So bleibt man und versumpft und verkommt in diesen heißen, nassen Wäldern. Es war ein verfluchter Tag, an dem ich mich in dieses Drecknest verkauft habe... (24-25). De paar Europeanen die de Duitse dokter kent, vervelen hem en boven inlanders - voortdurend aangeduid met ‘gelb’ - voelt hij zich ver verheven.Ga naar eindnoot11 Hij slaat ze niet veel hoger aan dan dieren. ‘Bedenken Sie, ich habe sieben Jahre fast zwischen Eingeborenen und Tieren gelebt...’ (23), zegt hij ter illustratie van zijn eenzaamheid in een van de nachtelijke conversaties op het voordek.
In Heart of Darkness blijken de Europese machthebbers een puinhoop van de kolonie gemaakt te hebben. Ze zijn alleen op gewin uit. Het agentschap waar Marlow en Kurtz voor werken onttrekt grote hoeveelheden ivoor (een symbool voor puurheid) aan de kolonie. Het is het belangrijkste en enige doel. Bij zijn aankomst op de buitenpost verwoordt Marlow het als volgt: | |||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||
The word ‘ivory’ rang in the air, was whispered, was sighed. You would think they were praying to it. A taint of imbecile rapacity blew through it all, like a whiff from some corpse. By Jove! I've never seen anything so unreal in my life. And outside, the silent wilderness surrounding this cleared speck on the earth struck me as something great and invincible, like evil or truth, waiting patiently for the passing away of this fantastic invasion (52). Verder zijn doelloosheid en verloedering troef en vinden er voortdurend barbaarse praktijken plaats, die veelal ten koste gaan van de inheemse bevolking. De tegenstelling tussen licht en donker is op dit gebied het schrijnendst. De inheemsen zijn slaven die voor de blanken moeten werken tot ze er dood bij neervallen of woeste, krijgszuchtige kannibalen worden. De kolonie is een desolaat oord waarin blank bruin uitbuit, iedereen en alles wegrot en de vijandige natuur alles dreigt te overwoekeren. Er heerst chaos.
De koloniale bestuursambtenaar uit ‘Groen’ bevindt zich op een afgelegen eiland. Eén keer in de maand legt er een bevoorradingsschip aan. Zijn standplaats is een dorpje aan de kust dat aan drie kanten is omgeven door bos. In haar artikel Tussen de regels. Over het ‘Indische’ proza van A. Alberts staat Hella Haasse uitvoerig stil bij ‘Groen’. Volgens Haasse is de bestuursambtenaar uit dit verhaal ‘een “baar”, die eigenlijk alles op het eiland dat zijn tijdelijke standplaats wordt, vies vindt, de zee voor de kust, het strand, het dorp, het huis en de koffie en de kopjes van het dorpshoofd; die uit verveling al een heel eind op weg is een chronische drinker te worden’.Ga naar eindnoot12 Hij maakt met niemand werkelijk contact, ook niet met zijn collega Peereboom, die ongeveer twee dagreizen verderop woont. Aanvankelijk bezoeken zij elkaar nog, maar later laat de bestuursambtenaar deze visites achterwege. | |||||||||||||||||||
Mannen met een missieDe Europese hoofdrolspelers jagen in de kolonie gepassioneerd een ideaal na. Deze passie neemt al snel de vorm aan van een obsessie, een lust die bevredigd moet worden. Het personage gaat hieraan uiteindelijk ten onder. Na een roekeloze tocht waarin het hooggestelde doel met een niets of niemand ontziend fanatisme wordt nagejaagd, volgt de deceptie en uiteindelijk de dood. De arts uit ‘Der Amokläufer’ zag zijn overhaaste vertrek naar Indië aanvankelijk als een vlucht naar voren. Omtrent zijn verblijf in de kolonie koesterde hij hooggespannen verwachtingen: | |||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||
Was träumte ich da nicht alles, die Sprachen wollte ich lernen und die heiligen Bücher im Urtext lesen, die Krankheiten studieren, wissenschaftlich arbeiten, die Psyche der Eingeborenen ergründen - so sagt man ja im europäischen Jargon - ein Missionar der Menschlichkeit, der Zivilisation werden. Alle, die kommen, träumen denselben Traum (24). Nadat de arts deze tropendroom aan scherven heeft zien vallen, verkeert hij lange tijd in een apathische toestand. Dan speelt zijn zwak voor hooghartige dames hem nog eenmaal op. Hij vat een allesverterende, obsessieve liefde op voor de hautaine blanke vrouw die hem om een abortus is komen verzoeken. Haar afwijzing laat zijn liefde alleen nog maar hoger oplaaien. Ook na haar dood blijft hij alles in het werk stellen om haar te kunnen dienen. Hij ziet dat als zijn missie, zijn ultieme plicht. Uiteindelijk heeft hij er zijn leven voor over om haar geheim te kunnen bewaren. Kurtz is de man die het Europese licht in de Afrikaanse duisternis zal doen schijnen. Hij wordt door zijn omgeving gezien als een voorpost van de westerse beschaving, an outpost of progress. The International Society for the Suppression of Savage Customs had hem zelfs ooit gevraagd een rapport te schrijven als leidraad voor toekomstig beleid. Marlow heeft het in handen gehad en gelezen: He began with the argument that we whites, from the point of development we arrived at, ‘must necessarily appear to them [savages] in the nature of supernatural beings - we approach them with the might as of a deity,’ and so on, and so on. ‘By the simple exercise of our will we can exert a power for good practically unbounded,’ etc., etc. From that point he soared and took me with him. The peroration was magnificent, though difficult to remember, you know. It gave me the notion of an exotic Immensity ruled by an august Benevolence. It made me tingle with enthusiasm. This was the unbounded power of eloquence - of words - of burning noble words (86-87). De bestuursambtenaar uit ‘Groen’ stelt zich in eerste instantie een zeer bescheiden doel. Hij heeft vier schriftjes waarin hij de bedrijvigheid op het eiland nauwkeurig zal registreren. Hij voorziet ze van de opschriften Visserijverslag, Bosproducten, Algemeen en Houtaankap. Hij wil de wereld om zich heen rubriceren en daarmee voor zichzelf reduceren tot een overzichtelijk geheel. Later raakt hij gebiologeerd door het sprookjesachtige Noorderbos. Hij ontwikkelt de onweerstaanbare drang dit Noorderbos te overwinnen. Hij moet en zal de rand van het bos bereiken. | |||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||
Door licht tot duisternisIn de drie verhalen is de tegenstelling tussen licht en duisternis of donker een belangrijk motief. Licht staat in het algemeen vaak voor positieve zaken als ratio, intellect, kennis, vooruitgangsdenken, morele waarden, verlichting en het goede, orde, het hogere en het hemelse.Ga naar eindnoot13 Duisternis daarentegen voor spirituele duisternis, regressie, het primitieve, onontwikkelde mogelijkheden, zonde, ongeluk, angsten, instincten, fouten, chaos, het lagere, het kwade, het duivelse.Ga naar eindnoot14 Er is geen sprake van evenwicht. Aan het begin van de verhalen koesteren de hoofdpersonen nog verlichte ideeën. Aan het eind blijken deze volkomen te zijn verduisterd. Dat komt doordat het onbewuste de gedachten en het gedrag van de hoofdpersonen is gaan bepalen. De hoofdpersonen zijn op de buitenpost geïsoleerd geraakt van de westerse beschaving. Langzamerhand raken zij in die omgeving los van wat in de pyschoanalyse het superego genoemd wordt: een in hun westerse maatschappij gevormde ethische en morele standaard die hun gedrag reguleert. Hun geweten is weg. Het onbewuste (id) neemt het over en biedt ruim baan aan gedrag dat gestuurd wordt door primitieve instincten, oeroude angsten en bevrediging van lusten en driften. Er is geen balans meer tussen superego en id. Het ego, het bewuste zien der werkelijkheid dat bemiddelt tussen deze twee polen, delft in navolging van het superego het onderspit. De waanzin slaat toe. In de drie verhalen is het oerwoud een metafoor voor het onbewuste.Ga naar eindnoot15 Het Noorderbos verwijst er voortdurend naar. Het wordt ‘een sprookjesreservaat’ (26), ‘een sprookjeskasteel’ (26) en ‘mijn toverbos’ (29) genoemd. ‘Het is de Tijd zelf, zeg ik lachend. Oud, groen en altijd maar hetzelfde’ (30). In het bos lijkt de tijd stil te staan. ‘Het is een wonderlijk bos in al zijn gelijkzijnde oneindigheid. Loop ik hier, loop ik vijftig kilometer verder, het is alles hetzelfde en ik kan mezelf ook niet veranderen in die tijd’ (31). Het lijkt wel of de bestuursambtenaar door het Noorderbos wordt opgeslokt: Het is merkwaardig hoe weinig het bos in deze richting verandert. Het wordt niet dicht en de bodembegroeiing blijft gelijk, het licht blijft gelijk, alles blijft gelijk, ik zelf niet uitgezonderd. Tijdens mijn bestaan in mijn huis, in het dorp, op de tochten met het dorpshoofd, verspieders en de rest, verander ik als een kameleon. Ik ben hoffelijk, verveeld, berustend, geïnteresseerd, rampzalig, dronken, al naar plaats en omstandigheden. Hier, in het Noorderbos, blijven plaats en omstandigheden volkomen gelijk en de gelijkheid wordt verhevigd tot uiting gebracht in het groene licht (20). Licht is een belangrijk motief in ‘Groen’. Het gele licht van de lamp is | |||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||
geruststellend. Het verontrustende groene licht maakt alles gelijk. Het bos ontdoet de bestuursambtenaar van alle eigenschappen, van zijn buitenkant. Hij wordt gedwongen op te gaan in zijn omgeving en ervaart tegelijkertijd de onmogelijkheid daarvan, omdat hij daarmee zijn ego verliest. Hij is hier overgeleverd aan de natuur: zijn angsten en driften. Zijn sprookje blijkt kwaadaardig te zijn. In het tijdloze, mystieke Noorderbos wordt de ultieme angst manifest: de angst voor het onbeheersbare onbewuste.Ga naar eindnoot16 Ook de arts uit ‘Der Amokläufer’ is in het oerwoud gestationeerd. In Europa had hij al moeite met het beteugelen van zijn driftleven, maar nu gaan echt alle remmen los. Uiteindelijk zoekt hij de duisternis zelfs op, als hij op het schip ervoor kiest 's nachts te gaan leven. Hij hult zich in het beschermende donker omdat de ware toedracht van de dood van de blanke dame, zijn onfrisse rol in deze geschiedenis en zijn duistere zielenroerselen het daglicht niet kunnen verdragen. In Conrads Heart of Darkness wordt het oerwoud steeds in verband gebracht met de duisternis. Als Marlow de jungle voor het eerst ziet vindt hij deze ‘so dark green to be almost black’ (39). Kurtz is tot in het hart van het onbewuste doorgedrongen en heeft daar slechts duisternis gevonden. In de psychoanalyse staat het genieten van directe kennis van het onbewuste voor het optimum van vrijheid. Het komt maar zelden voor dat iemand deze toestand bereikt. Kurtz heeft zijn onbewuste verkend op zoek naar deze ultieme vrijheid. Hij heeft er echter zijn superego en ego voor moeten opofferen en is gek geworden. Hij spreekt zijn laatste woorden als hij voor een kort moment inzicht krijgt in zijn onbewuste: ‘The horror! The horror!’ (111). | |||||||||||||||||||
De valIn ‘Der Amokläufer’ stelt de krankzinnig wordende arts in het donker op de voorplecht van de Oceania de diagnose van zijn ziektebeeld. Zijn voorliefde voor dominante blanke vrouwen, zijn karakterzwakheid en het tropische isolement liggen aan zijn ziekte ten grondslag. De ontmoeting met de gesluierde blanke dame zal hem fataal worden. Hij heeft een allesverterende liefde voor haar opgevat. In een moment van inzicht vergelijkt hij zijn gesteldheid met die van een amokmaker. Allereerst beschrijft hij wat iemand voelt als hij in een toestand van amok geraakt:Ga naar eindnoot17 Es ist mehr als Trunkenheit... es ist Tollheit, eine Art menschlicher Hundswut... ein Unfall mörderischer, sinnloser Monomanie, der sich mit keiner alkoholischen Vergiftigung vergleichen läßt... ich habe selbst während meines Aufenthaltes einige Fälle studiert - für andere ist man ja immer sehr klug und sehr sachlich -, ohne aber je das furchtbare Geheimnis ihres Ursprungs freilegen zu können... Irgendwie hängt es mit dem Klima zu- | |||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||
sammen, mit dieser schwülen, geballten Atmosphäre, die auf die Nerven wie ein Gewitter drückt, bis sie einmal losspringen... (49-50). Hij gebruikt vervolgens het voorbeeld van een inlandse amokmaker om de meer fysieke reacties te beschrijven: Also Amok... ja, Amok, das ist so: Ein Malaie, irgendein ganz einfacher, ganz gutmütiger Mensch, trinkt ein Gebräu in sich hinein... er sitzt da, stumpf, gleichgültig, matt... so wie ich in meinem Zimmer saß... und plötzlich springt er auf, faßt den Dolch und rennt auf die Straße... rennt geradeaus, immer nur geradeaus... ohne zu wissen, wohin... Was ihm in den Weg tritt, Mensch oder Tier, das stößt er nieder mit seinem Kris, und der Blutrausch macht ihn nur noch hitziger... Schaum tritt dem Laufenden vor die Lippen, er heult wie ein Rasender... aber er rennt, rennt, rennt, sieht nicht mehr nach rechts, sieht nicht nach links, rennt nur mit seinem gellen Schrei, seinem blutigen Kris in dieses entsetzliche Geradeaus... Die Leute in den Dörfern wissen, daß keine Macht einen Amokläufer aufhalten kann... so brüllen sie warnend voraus, wenn er kommt: ‘Amok! Amok!’, und alles flüchtet... er aber rennt, ohne zu hören, rennt, ohne zu sehen, stößt nieder, was ihm begegnet... bis man ihn totschießt wie einen tollen Hund oder er selbst schäumend zusammenbricht... (50). De Duitse dokter draaft letterlijk en figuurlijk door: zijn driftleven neemt de leiding over. Uiteindelijk raakt hij bevangen door razernij en komt hij alleen nog tot zichzelf als hij als arts beroepsmatig moet vechten voor het leven van zijn patiënt en geliefde. Een strijd die hij verliest. Hij leeft daarna nog slechts om het geheim van haar doodsoorzaak te bewaren. Een geheim dat hij door zijn duik op de doodskist met zich mee de diepte in sleurt, maar dat hij eigenlijk al verraden had aan de wereldreiziger.Ga naar eindnoot18
In ‘Groen’ neemt de waanzin van de bestuursambtenaar toe, naarmate zijn obsessie voor het Noorderbos en het vinden van wat zich daarachter bevindt groeit. Het gaat heel geleidelijk. Op zijn eerste tocht in het Noorderbos raakt hij verdwaald. Pas als het donker is, ziet hij het licht van zijn huis weer. In etappes werkt hij ernaar toe het sprookjesachtige Noorderbos te overwinnen door de bosgrens te overschrijden. Als het hem gelukt is, kijkt hij om en vindt het bos helemaal niet verslagen, maar angstwekkender dan ooit. Hij beseft nu dat het bos voor hem een vijandige omgeving is. En hij moet nog terug. Een dag nadat hij is teruggekeerd van zijn tocht naar de grens van het Noorderbos speelt zich het volgende af: | |||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||
Vanavond zit ik op mijn bed met het hoofd in de handen en even later loop ik het huis achter uit en tussen de stammen door naar de voorkant. Ik ben niet bang in de avond en de nacht, want de groene slangen boven mij zijn dan als de dood. Ik ga achter een boom staan en kijk naar de lichtkring van de lamp. Een tafel en een stoel. Dan ga ik weer terug langs dezelfde weg. Het is een spelletje, dat ik ieder avond opnieuw speel. Ik ben gek aan het worden, denk ik (33). Als hij een maand later thuis komt van weer een tocht, blijkt zijn lamp niet te branden. Peereboom hangt aan de lampstandaard als een afschrikwekkend lichtend voorbeeld. De waanzin slaat nu pas echt goed toe. Het enige wat hij weet te doen om het onheil te bezweren is het zingen van iets dat nog het meest weg heeft van een kinderliedje. Hij lijkt kinds te zijn geworden. Gestimuleerd door overmatig drankgebruik begint hij te raaskallen: Wat is het donker, ze zijn er allemaal vandoor en ik heb mijn lantaren laten liggen, daarginds, ik heb haar laten hangen. Ach God, ik heb Peereboom laten hangen, hoe lang al, zeker al de halve nacht, ik heb hem vermoord. Als hij nog niet dood was tenminste toen ik aankwam, maar ja. Het was ten slotte zijn bedoeling, niet waar, rien que pour vous servir, mon très cher. A la lanterne, Peereboom. Ik lach me rot. Als je, ha ha, Peereboom heet, dan hang je je toch op aan een boom, haha. Maar ja (34). Peereboom heeft het geruststellende gele licht met zijn door waanzin ingegeven daad verduisterd. Het groen heeft gewonnen. De bestuursambtenaar is volledig van de kaart. Pas uren later is hij in staat te doen wat nodig is: het regelen van een fatsoenlijke begrafenis. Uiteindelijk zorgt de zelfmoord van zijn collega voor inzicht bij de bestuursambtenaar. De dood van Peereboom is een confronterende waarschuwing. Hij beseft dat hij uit hetzelfde hout gesneden is als Peereboom. Peereboom kon het niet meer aan. De drank kon zijn overspannen zenuwen niet langer verdoven. De eenzame verlatenheid, de verveling en zijn angsten maakten dat hij de confrontatie met zichzelf verloor. De visites vormden het laatste wat hem nog verbond met de normen en waarden van de westerse maatschappij. Toen ook dat wegviel was hij overgeleverd aan zijn onbewuste.Ga naar eindnoot19 Het bos heeft hem overwoekerd. De bestuursambtenaar zal moeten veranderen, anders is hem hetzelfde lot beschoren. De laatste woorden van het verhaal luiden: ‘Ik laat de lamp brandend aan de standaard hangen als vanouds. Want ik leef nog’ (36). Volgens Hella Haasse duiden deze regels erop dat er voor de ambtenaar nog een | |||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||
mogelijkheid bestaat tot het overstappen naar een andere vorm van ervaren van die hem zo wezensvreemde werkelijkheid.Ga naar eindnoot20
In Heart of Darkness zijn alle personages aangetast door de duisternis. Kurtz maakt echter de diepste val. De messias der Europese beschaving wordt de eerste der wilden, een kruipende duivel die een wrede tirannie onder de inheemsen vestigt. Hij laat zich door zijn driftleven leiden. Kurtz valt terug tot de oerstaat van de mens: hij laat zich regeren door zijn onbewuste. De omslag in het gedrag van Kurtz laat zich het best zien in de zinnen die in een voetnoot geschreven staan onder aan de laatste pagina van het rapport voor The International Society for the Suppression of Savage Customs als leidraad voor toekomstig beleid:Ga naar eindnoot21 ‘Exterminate all the brutes!’ (86-87). Kurtz' verlichte ideeën hebben zijn sociale en morele isolement niet overleefd. Ze zijn ingewisseld voor primitieve instincten, opgeslokt door de duisternis. Marlow stelt de volgende diagnose: Believe me or not, his intelligence was perfectly clear - concentrated, it is true, upon himself with horrible intensity, yet clear [...]. But his soul was mad. Being alone in the wilderness, it had looked within itself, and by heavens! I tell you, it had gone mad. I had - for my sins, I suppose - to go through the ordeal of looking into it myself. No eloquence could have been so withering to one's belief in mankind as his final burst of sincerity. He struggled with himself, too. I saw it, - I heard it. I saw the inconceivable mystery of a soul that knew no restraint, no faith, and no fear, yet struggling blindly with itself (108). Het verschil tussen Marlow en Kurtz is ‘restraint’, terughoudendheid, die aangestuurd wordt door het superego. Marlow is weliswaar aangetast door de duisternis, maar zijn superego functioneert nog net voldoende. Hij heeft op het juiste moment een stapje terug gedaan. Kurtz heeft zich vol overgave in de duisternis gestort. Hij beleeft zijn ultieme moment van horror als hij inzicht krijgt in zijn onbewuste, in de duisternis in zichzelf. Hij ziet wat hij aangericht heeft en gruwt ervan. Even later is hij dood: Droll thing life is - that mysterious arrangement of merciless logic for a futile purpose. The most you can hope from it is some knowledge of yourself - that comes too late - a crop of unextinguishable regrets (112). | |||||||||||||||||||
ConclusieHet feit dat er belangrijke overeenkomsten zijn tussen ‘Groen’, ‘Der Amokläufer’ en Heart of Darkness, laat zien dat er dwarsverbanden be- | |||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||
staan tussen de verschillende koloniale literaturen. De vraag is waar deze opvallende parallellen vandaan komen. Alhoewel er in de verhalen van Alberts en Zweig nergens letterlijk wordt verwezen naar Heart of Darkness, moet Conrads boek een zekere invloed hebben gehad op deze beide verhalen. In die zin is er dus sprake van intertekstualiteit. Heart of Darkness heeft sedert zijn verschijning in 1902 zijn lange schaduw reeds over vele koloniale en postkoloniale geschriften geworpen. Het boek kan beschouwd worden als een icoon van de koloniale literatuur.Ga naar eindnoot22 Alberts en Zweig moeten Conrads klassieker en de reputatie daarvan gekend hebben. Daarnaast roept ook de specifieke thematiek die de drie verhalen delen bepaalde overeenkomsten op. Door ‘Groen’, ‘Der Amokläufer’ en Heart of Darkness te vergelijken, kan een grondpatroon geschetst worden van verhalen over Europeanen die gek worden op een tropische buitenpost. Het zijn drie verhalen met een meer of minder onbetrouwbaar perspectief. De hoofdpersonen zijn steeds individualisten die geïsoleerd zijn en los raken van de westerse beschaving. Ze bevinden zich op een buitenpost in het oerwoud: een voor hen wezensvreemde omgeving die gekenmerkt wordt door een vijandige natuur en een gebrek aan contact met andere Europeanen. Eenzaamheid en verveling worden tevergeefs met overmatig drankgebruik bestreden. In deze misère vatten de Europese hoofdrolspelers een passie op die uiteindelijk de vorm aanneemt van een obsessie. Na verloop van tijd raken deze personages de controle over zichzelf kwijt, hun driftleven is niet langer controleerbaar en ze vervallen tot waanzin. Het superego kan het onbewuste niet langer afdoende beteugelen. Na een roekeloze tocht waarin het hooggestelde doel extreem fanatiek wordt nagejaagd volgen deceptie, waanzin en uiteindelijk de dood. Voordat de krankzinnigheid haar slachtoffers de dood indrijft, is er een moment van bezinning en inzicht. De verteller van het verhaal, die een bespiegelende functie heeft, krijgt het gevoel dat de waanzin ook hem besluipt, maar weet de dreiging af te wenden. Hij is getekend en gelouterd door wat hij heeft gehoord, gezien en ervaren. | |||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|