Indische Letteren. Jaargang 17
(2002)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 59]
| |||||||||||
‘Adoe, koh terlaloe, een meisje, zij sgrijf in de krant!’
| |||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||
Soerabaiasch Handelsblad, Carry van Bruggen (1881-1937), die in 1904 in de Deli-Courant haar rubriek ‘Iets voor onze dames’ begon en de romancière Thérèse Hoven (1880-1941) met de ‘Dames-Praatjes’ in de Java-Bode. Op zich was de positie van Beata Schoevers - ‘een meisje, zij sgrijf in de krant!’ - dus niet uitzonderlijk. Wat dan wel? | |||||||||||
‘het willen-vooruitkomen, altijd hooger op!’Anna Beata Henriëtte Alexandrine Schoevers werd geboren op 21 januari 1886, in Madioen,Ga naar eindnoot2 als eerste kind van Eduard Ernst Marinus Schoevers (1857-1942) en Beata Carolina Walter (1862-1918).Ga naar eindnoot3 Ernst Schoevers werkte voor zijn schoonvader Julius Walter als administrateur op het koffieperceel ‘Waliran’, dat met 500 bouws (385.000 m2) redelijk groot was.Ga naar eindnoot4 Zijn toekomst had hij op die manier verbonden met schoonpapa Walter, een ‘suikerlord’ die meerdere ondernemingen bezat. Maar met de grote suikercrisis van het midden van de jaren tachtig, die zoveel suikerlords ten val bracht, verminderde ook de rijkdom van Walter. Ondernemingen werden verkocht en, naar aangenomen mag worden, vond het gezin Schoevers onderdak bij Eduards broer Guus, die in het Sumatraanse Medan woonde. In dit gezin werd Beata geboren; acht jaar later een broer Dolf (1894-1945). Beata ontving een op Europese leest geschoeide opvoeding. Zij kreeg huisonderwijs van juffrouw Alice Haiton,Ga naar eindnoot5 die afkomstig was van het Instituut der Zusters Ursulinen te Batavia. Vrijwel aansluitend hierop bezocht Beata de Hoogere Burgerschool te Soerabaja. Na drie schooljaren (1900-1903) moest zij thuiskomen. Enkele jaren daarna belandde het gezin in het kleine plaatsje Kertosono op Midden-Java (residentie Kediri), waar vader Schoevers zijn stoomrijstpellerij ‘Kertosono’ dreef. Beata moet zich opgesloten hebben gevoeld in Kertosono. Door de lessen van juffrouw Haiton en zeker door de H.B.S. met de bibliotheek van bijna 4.000 boeken,Ga naar eindnoot6 was er in haar een groot verlangen naar Europa ontstaan. Daar bestond de werkelijke beschaving, daar waren kunst, elegante conversatie, de allernieuwste japonnen en de laatste toneelstukken. Kortom, Europa was alles. Alles. Indië niets. En Kertosono nog minder. Zoals eerder Bas Veth zijn pen in gal had gedoopt en Het leven in Nederlandsch-Indië (1900) had geschreven, zo vond nu Beata Schoevers via de drukpers een uitweg voor haar afkeer van het Indische leven. In de kolommen van het Soerabaiasch Handelsblad publiceerde zij vanaf 1906 onder het pseudoniem P. scheldkritieken op haar woon- en leefomgeving, steeds getiteld ‘Causerieën uit de binnenlanden’. Kertosono scheen ‘een dorado te zijn voor melaatschen’Ga naar eindnoot7 alsook een ‘vrijplaats voor boeven en schurken’Ga naar eindnoot8 en de residentie Kediri heette ‘een oud verbanningsoord van de Vorstenlandse boeven’ te zijnGa naar eindnoot9. Hadden de mensen niet iets misdaan of juist nagelaten, dan was er wel een moesson | |||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||
gaande die belachelijk veel regen produceerde waardoor de oevers van de Brantas overstroomden en het gouvernement natuurlijk weer te dom was geweest om niet tijdig dijken aan te leggen. Waaide het te hard, dan klaagde P. dat alles onder het stof lag en waaide het niet, dan ‘liggen wij inwoners voor een oortje thuis: de heele kliek souffreert dan aan malaria’.Ga naar eindnoot10 Treinen waarmee men naar elders kon reizen om tenminste daar nog wat beschaving te genieten vertrokken er altijd te weinig; van overheidsplannen om het spoornet uit te breiden kwam in de regel uiteraard niets terecht. In Kertosono concentreerde zich volgens de Causerieën alles wat slecht en voos was in Indië en de Indische maatschappij. De Causerieën sloegen aan. Bij het publiek, en bij andere kranten. Al in 1906 opende het dan pas opgerichte Damesweekblad voor Indië de kolommen voor Beata's literaire recensies, in 1907 kwam daar de rubriek in de Nieuwe Soerabaja Courant bij, getiteld ‘Van hier en daar’Ga naar eindnoot11 onder het pseudoniem ‘Binnenlander’ en in 1908 begon zij als Bébé in de Locomotief haar ‘Causerieën voor dames’ te publiceren. Almaar werken, werken, werken, een eenzaam leven voor een jonge vrouw. Over het vormen van een gezin had zij zo haar eigen gedachten: Ik heb geflirt, ik heb ééndagsliefdes gekend, opgewekt, maar altijd was en bleef ik de meerdere, de koel-verstandige, de berekenende, ik ben kalm en kil gebleven bij elke overstelpende passie-uiting, onbewogen, cynisch, men dacht mij hartstochtloos, gevoelloos, ik analyseerde elke gemoedsaandoening zoo valsch-pijnlijk, dat het schoone, de vervoering heenvlood voor het koude staal van mijn ontleedmes.Ga naar eindnoot12 [...] Ik genoot in triomfen, als men mij fêteerde, als ik hoorde van allerlei roemrijke voorspellingen, die men mij deed over mijn literair of journalistiek werk. En ik dacht: er zou nooit plaats kunnen zijn in mijn leven voor iets anders, vooral niet voor liefde en toewijding, omdat heel mijn zijn in beslag werd genomen door mijn werk en mijn levensdoel, het willen-vooruitkomen, altijd hooger op!Ga naar eindnoot13 Ambitie versus huwelijk. In Beata's interpretatie sloot het één kennelijk het andere uit. Een koele optelsom van hetgeen zij om zich heen zag en wat zij dus te verwachten had, had haar tot deze slotsom gebracht. Zij rekende op de realiteit, niet op de idealen die in Nederland zo druk gepropagandeerd werden. Daar was in 1898 in Den Haag een grote ‘Tentoonstelling van Vrouwenarbeid’ gehouden die de aandacht van het grote publiek gevestigd had op arbeidsmogelijkheden voor vrouwen, getrouwd of niet. Ook het feit dat in 1871 een Nederlands meisje, Aletta Jacobs geheten, voor het eerst een universiteit bezocht, was in Indië nieuws geweest. Maar wat betekende dat nou voor een meisje in Indië met enkele jaren H.B.S. onderwijs? Later schreef Beata bitter: | |||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||
Er werd eens, somewhere in Indië, gesproken over meisjes en meisjesopvoeding. Woorden die teleurstelling verrieden: ‘de deuk, die mijn besef van eigenwaarde kreeg’. Zij een goedkoop bezit, zij niet de moeite waard om geld aan te besteden, zij haast een pakketje dat zo gauw mogelijk aan een echtgenoot overhandigd moest worden? Haar ‘besef van eigenwaarde’ was te groot om zich met een dergelijke gang van zaken te kunnen verzoenen. Maar ‘niemand voelde wat ik voelde’ verzuchtte ze - weer die eenzaamheid. Liever schreef ze. Een van haar lezers was een jonge controleur Binnenlandsch Bestuur, Jacques Jelle van Helsdingen (1879-1967) geheten. In oktober 1908 ontmoetten zij elkaar voor het eerst op het kleine tennisveld van Kertosono. Zij kibbelden. Zij tennisten. Zij spraken. Zij fietsten samen. En ... twee maanden na de eerste ontmoeting waren zij verloofd, in april 1909 getrouwd en in januari 1910 ouders van hun zoon Eddy. Alle gezinsgeluk ten spijt was Beata niet van plan haar loopbaan als journaliste op te geven. Terwijl Van Helsdingen zijn schijnbaar eeuwigdurende bureauwerk trachtte af te krijgen, vulde Beata van Helsdingen-Schoevers haar vaste kolommen in de kranten en tijdschriften. Zij schreef over klassiek vrouwelijke onderwerpen als japonnen en hoeden, maar ook over de groeiende vrouwenbeweging die pleitte voor idealen als het vrouwenkiesrecht en economische zelfstandigheid. Op deze manier nam Beata ‘the best of both worlds’ en bediende daarmee zowel het ouderwetse als het moderne publiek in Indië. Ondanks haar gezinsleven en haar successen in de Indische media, bleef haar verlangen bestaan naar Europa te gaan, vanwege het idee dat dáár het werkelijke culturele leven plaatsvond. | |||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||
‘laat het [...] de vrouw zijn, die er Schoonheid brengt!’In 1910 werd Van Helsdingen toegelaten tot de Bestuursacademie te Den Haag. Voor hem was dat goed nieuws, want hij meende met deze onderwijsinstelling voor gevorderde ambtenaren B.B. een forse stap voorwaarts in zijn carrière te zetten. Met zijn gezin verhuisde hij naar Nederland, via de bekende reisroute die meerdaagse verblijven in steden als Brussel en Parijs toeliet. Welke indrukken dit alles op Beata van Helsdingen-Schoevers maakte, is vooralsnog onbekend. Wel weten we, dat zij in de tijd dat haar man de Bestuursacademie volgde, enkele lezingen gaf. In Delft, Deventer en Amsterdam sprak ze over de positie van Europese en Indonesische vrouwen in Indië. Zij wilde vooral vrouwen waarschuwen, in Indië geen tropisch paradijs te verwachten. Het realisme in haar voordrachten werd niet door iedereen gewaardeerd. Na haar Amsterdamse lezing eind januari 1913 schreef H.J.D. Apituley een woedende ingezonden brief naar het Algemeen Handelsblad waarin hij onder andere zei: Met een mengeling van allerlei gevoelens, waarvan het gevoel van zeer groote onvoldaanheid den boventoon voerde, verliet ik en met mij andere pur-sang Ned. O.-Indiërs Woensdagavond J.L. het gebouw van den Werkenden Stand, alwaar mevrouw Van Helsdingen een lezing hield [...]. Ik meen te constateeren dat mevrouw Van Helsdingen-Schoevers het doel heeft voorbijgestreefd en vervallen is met Indië zoo donker en zoo leelijk mogelijk af te schilderen. [...] Alleen zij die vele bittere momenten in hun leven hebben gehad, kunnen satyrisch, sarcastisch etc. zijn, zooals mevrouw Van Helsdingen-Schoevers in haar lezing was.Ga naar eindnoot15 Dergelijke persoonlijke kritiek deerde Beata niet. Haar tijd en energie spendeerde zij liever aan de voorbereidingen van haar declamatietournee, die haar vanaf 1912 over Java zou voeren. In dat jaar en latere periodes gaf zij in verschillende plaatsen voordrachten en lezingen. Zij sprak over Nederlandse dichters als Willem Kloos en Hélène Swarth, maar ook over de Indiase Rabindranath Tagore en de Javaanse dichterprins Noto Soeroto. Naar het leven en werk van Soeroto had zij intensief onderzoek verricht; ook had zij verscheidene lezingen van hem bijgewoond en zij herinnerde zich met een mengeling van vertedering en bewondering een ‘bescheiden, tengere jongensachtige figuur’.Ga naar eindnoot16 De declamatietournee werd door de Indische pers welwillend tot zeer goed werden ontvangen. Zo schreef De Locomotief: ‘De stem is fijn en imponeerend’, prees het Bataviaasch Nieuwsblad de ‘temperamentvolle voordracht’ en concludeerde de Java-Bode: ‘Wij mogen haar wel een groot en welverdiend succes voorspellen.’Ga naar eindnoot17 Dergelijke recensies hadden ook hun weerslag op haar journalistieke | |||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||
werk. Ze publiceerde steeds vaker onder haar eigen naam. Inmiddels schreef ze in het Weekblad voor Indië, De Locomotief, het Soerabaiasch Handelsblad, in de Nieuwe Soerabaja Courant en het Damesweekblad voor Indië. Geleidelijk kwamen daar Nederlandse periodieken als De Haagsche vrouwenkroniek bij. De naam ‘Beata van Helsdingen-Schoevers’ werd in Indië een begrip. Schijnbaar moeiteloos combineerde ze haar journalistieke werk met het gezinsleven. Het huwelijk met Van Helsdingen was zeer gelukkig. In 1915 werd hun tweede zoon René geboren. Als echtgenote van een ambtenaar B.B. reisde zij, evenals de kinderen, mee bij iedere overplaatsing. Na de Bestuursacademie was Van Helsdingen geplaatst in de residentie Besoeki (1913), daarna in Passoeroean (1914) om uiteindelijk in 1917 assistent-resident in Solo te worden. In iedere nieuwe woonplaats schiep Beata haar eigen werkkring. Zo werkte ze in Besoeki een deel van haar Nederlandse lezingen om tot een boek getiteld De Europeesche vrouw in Indië (1914). Een handboek was het, dat vooral Nederlandse lezeressen wilde informeren over het leven in Indië en welke taak zij daarin hadden te verrichten. Ondanks een waarschuwing in het ‘Woord vooraf’ - ‘Het was en is mijn doel niet een propagandistische lofrede te houden op Indië.’ - volgde in het handboek misstand op misstand uit de Indisch-Nederlandse maatschappij, waarna de schrijfster besloot met: En zoo is inderdaad juist op artistiek gebied de Europeesche samenleving in Insulinde het meest achterlijk. Aan de vrouw zij het, hierin gaandeweg verbetering te brengen! Zij heeft er meer tijd voor dan de man, die er hard werken moet om zijn gezin de meest gunstige bestaansvoorwaarden te scheppen. De vrouw, die, zij het ook vaak onbewust, reeds zoovele verbeteringen bracht in Indië, aanvaarde ook déze taak. Deze hartstochtelijke oproep aan vrouwen om hun ‘uitgebreide arbeidsvelden’ te beploegen, was feitelijk een opwekking om in het voetspoor van de schrijfster te treden. Hoe het boek in de Indische pers werd | |||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||
ontvangen, is nog onderwerp van onderzoek. Bekend is wel, dat de Nederlandse bladen welwillend reageerden. Zo vond De Indische Gids: ‘Mevrouw Van Helsdingen heeft een vlotte causerie geschreven.’Ga naar eindnoot18 In Solo, waar de Van Helsdingens in 1917 kwamen te wonen, ontwikkelde Beata nieuwe activiteiten. Allereerst richtte ze een Kunstkring op; de zevende op Java en ze sloot zich met de Kunstkring meteen aan bij de overkoepelende bond van Nederlands-Indische Kunstkringen. Zijzelf trad op als de presidente en een zekere kapitein Noolen genoot de eer haar secretaris te zijn. De Kring hield tentoonstellingen, voordrachten en intellectuele lezingen. In haar essays en columns voor de kranten, had ze herhaaldelijk blijk gegeven van haar bewondering voor de oude Javaanse cultuur, met name de hofdansen. Aan het Solose hof van de Soesoehoenan van Solo werden deze dansen beoefend. Mede dankzij de connecties van haar echtgenoot verkreeg Beata toestemming in de kraton deze dansen te bestuderen. Haar voornemen was hierover een grote studie te laten verschijnen. Alles wees erop dat Beata van Helsdingen-Schoevers een grote rol zou gaan vervullen in het Indische kunstleven. Zij publiceerde in veel belangrijke Indische kranten, was zelf verdienstelijk voordrachtskunstenares, had toegang tot hoge Indonesische hofkringen en bezat een uitgebreid netwerk van connecties. Maar het liep anders. Na een korte ziekte overleed Beata, op 20 augustus 1920. Zij werd slechts 34 jaar. Haar begrafenis werd bijgewoond door vele westerse en Javaanse autoriteiten. Beata's studie van de hofdansen werd op basis van haar aantekeningen door anderen afgemaakt. In 1925 verscheen het onder de titel De Srimpi- en bedajadansen aan het Soerakartasche hof.Ga naar eindnoot19 Vier jaar later verscheen Indië en Europa, een bloemlezing uit haar journalistieke werk samengesteld door de journalist Johan Koning. Toen werd het stil rond Beata van Helsdingen-Schoevers, journaliste en declamatrice in Nederlands-Indië. | |||||||||||
‘mon tempérament’Het journalistieke werk van Beata ligt nog in vele jaargangen kranten en tijdschriften verscholen. Nóg, want een biografie is in wording. Beata van Helsdingen-Schoevers was zo veel meer dan dat ene: ‘een meisje, zij sgrijf in de krant!’ In het biografisch onderzoek komt een zeldzaam veelzijdige vrouw uit de Indische persgeschiedenis in beeld. In haar tijd werd zij bewonderd en verguisd, uniek als zij immers was temidden van haar collegae door haar capaciteiten, haar talenten, haar connecties en haar vermogen om scherp te formuleren. In haar eigen woorden: ‘Ik zal u geven mijn inzicht - Indië, vue à travers mon tempérament, dat ge spoedig genoeg zult kennen en op de juiste waarde schatten, - waarmede ge dan meteen de hoogte bepaald hebt, tot waartoe ge het met me eens kunt zijn.’Ga naar eindnoot20 | |||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||
Literatuur
| |||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||
Vilan van de Loo is de biografe van Beata van Helsdingen-Schoevers. Ook is zij werkzaam als conductrice van het Damescompartiment Online: http://www.damescompartiment.nl. |
|