Indische Letteren. Jaargang 17
(2002)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |||||||||||||||
Verlangens en frustraties
| |||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||
Het aanbodVoordat Huet journalist werd, was hij predikant geweest. In 1862 had hij min of meer gedwongen de kerk verlaten en was onmiddellijk daarna in dienst getreden bij de Opregte Haarlemsche Courant. Tegelijkertijd was hij redacteur geworden van het vooraanstaande liberale maandblad De Gids. Ook De Gids had hij tegen zijn zin moeten verlaten. Daarna, vanaf 1865, werkte hij hele dagen en een groot deel van de avond bij de Opregte Haarlemsche Courant. Eind 1867 kreeg Huet het aanbod om redacteur van de Java-Bode te worden. De eerste keer dat Huet er melding van maakt, is in een brief aan Multatuli. Die brief zelf is verloren gegaan, maar uit het antwoord van Multatuli valt op te maken dat Huet serieus over een vertrek naar Indië nadenkt, en ook dat hij in dit aanbod een kans ziet om weer een rol in het openbare leven te spelen - iets wat, zolang hij bij de Opregte Haarlemsche Courant bleef, uitgesloten was. Bij de Opregte Haarlemsche Courant mocht hij alleen maar neutrale nieuwsoverzichten samenstellen zonder er zijn commentaar aan toe te voegen.Ga naar eindnoot4 Huet heeft zo zijn eigen opvattingen over de koloniale politiek die hij als journalist wil propageren. Aan Multatuli ontvouwt hij zijn programma. Multatuli reageert daar enthousiast op, want wat Huet schrijft komt helemaal overeen met hoe hij daar zelf over denkt. Hij heeft in Huet een bondgenoot gevonden.Ga naar eindnoot5 Waar Huet in de politiek stond was op dat moment onduidelijk. Als predikant stond hij bekend als vooruitstrevend en door zijn medewerking aan De Gids als liberaal. Maar in feite had hij zich over politieke zaken nog nooit duidelijk uitgesproken. Dat hij hierover aan Multatuli schrijft is in dit verband veelzeggend. Hoewel ook Multatuli's positie in de koloniale politiek niet al te helder was, stond in elk geval vast dat Multatuli een tegenstander was van de liberale koloniale politiek.Ga naar eindnoot6 Huet was dat ook. Die houding bracht hem in een moeilijk parket, want de Indische kranten, inclusief de Java-Bode, waren bij alle verschillen die er tussen hen bestonden eensgezind in hun voorkeur voor een liberale koloniale politiek.Ga naar eindnoot7 Was er voor iemand, wilde Huet van Multatuli weten, die van plan was om een ander geluid te laten horen, wel toekomst in de Indische journalistiek? Op die vraag kon Multatuli geen bevestigend antwoord geven. In plaats daarvan bracht hij Huet in contact met de Nederlandse regering, die op dat moment gevormd werd door de conservatieve partij.Ga naar eindnoot8 Er ontstond een uitgebreide correspondentie tussen Huet, Multatuli en enkele vooraanstaande leden van de conservatieve partij.Ga naar eindnoot9 Ook Potgieter wordt door Huet nu van zijn Indische plannen op de hoogte gesteld.Ga naar eindnoot10 Duidelijk wordt uit deze correspondentie hoe onzeker het lot van een Indische journalist in die dagen was. Het salaris was hoog, f 1.000 | |||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||
per maand; meer dan het dubbele van wat hij in Haarlem verdiende, maar het contract had een looptijd van één jaar en verlenging ervan hing af van het succes van het blad onder zijn redactie. En de reis naar Indië, iets wat voor hem en zijn gezin neerkwam op f 3.000, moest hij zelf betalen.Ga naar eindnoot11 Wat Huet daarom wil, is een vaste aanstelling in dienst van de regering, zodat hij niet louter afhankelijk zou zijn van zijn werk als redacteur van de Java-Bode. Het was in de negentiende eeuw op zich niet ongebruikelijk dat redacteuren naast hun werk voor de krant nog een nevenfunctie hadden. Wel ongebruikelijk was het dat ze in dienst van de regering waren. Dat zat er ook voor Huet niet in. Het enige dat de minister van Koloniën, J.J. Hasselman, voor hem kon doen, was hem en zijn gezin een vrije overtocht verlenen, in ruil voor een geheime opdracht; een opdracht om te onderzoeken hoe de dagbladpers in Indië het best onder controle gehouden kon worden. De voortdurende aanvallen van de liberale pers op de regering waren de conservatieven een doorn in het oog. Huet zou - na onderzoek - de gouverneur-generaal van advies dienen welke maatregelen er genomen moesten worden om de schadelijke invloed van de liberale pers tegen te gaan.Ga naar eindnoot12 Die opdracht accepteerde Huet en hij hield hem voor iedereen geheim, ook voor zijn vrienden Potgieter en Multatuli. | |||||||||||||||
De Java-BodeOp 1 juli 1868 begon Huet zijn werk als redacteur van de Java-Bode. De krant verscheen twee keer per week, met af en toe een extra-nummer. Huet schreef een openingsartikel, ‘Wenschen en tegenstrijdigheden’, dat buitengewoon vaag was. Hij deed dat met opzet, want het was zijn bedoeling om de Java-Bode geleidelijk om te loodsen in conservatieve richting. Niemand wist die eerste dagen waar hij stond. Maar dat veranderde toen uitlekte dat hij een geheime opdracht had gekregen van de conservatieve regering in Den Haag. Onderweg naar Indië was het conservatieve kabinet gevallen en opgevolgd door een liberaal kabinet, dat uiteraard niets van die opdracht wilde weten. Zodra in Indië bekend wordt dat Huets overtocht door het conservatieve kabinet is betaald, breekt er een storm van protest los. De machtige Bataviase Handelsvereniging besluit, zolang Huet redacteur van de Java-Bode is ‘dat blad van de leestafel der Vereeniging te weren’. Het aantal advertenties neemt sterk af, en nadat de regering in november 1868 op aandringen van de Tweede Kamer de inhoud van die opdracht bekend heeft gemaakt keert de hele Indische pers zich tegen hem. Zich hiertegen verweren is onmogelijk. Het regent opzeggingen. Als Huet een half jaar redacteur van de Java-Bode is geweest, hebben ongeveer tweehonderd mensen hun abonnement opgezegd en is de financiële positie van het | |||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||
Cd. Busken Huet in 1868, hoofdredacteur Java-Bode (1868-1873) en Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie (1873-1876) (collectie Olf Praamstra).
| |||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||
blad wankel. De uitgever, H.M. van Dorp, kijkt hem zuur aan en Huet moet voor het behoud van zijn baan vrezen.Ga naar eindnoot13 Door deze gang van zaken raakt Huet in een isolement. Hij was in Batavia hartelijk ontvangen, maar juist door personen die behoorden tot de toonaangevende liberale kringen, zijn toekomstige tegenstanders dus. Zij hadden in hem een mede-liberaal verwelkomd, want niemand wist toen nog dat hij een fervent tegenstander was van de liberale koloniale politiek.Ga naar eindnoot14 Nadat bekend werd dat zijn overtocht door een conservatief kabinet betaald was en met welke opdracht hij naar Indië was gekomen, trok bijna iedereen zijn handen van hem af; in Indië, maar ook in Nederland. Zijn ‘vriend’ Multatuli wilde nooit meer iets met hem te maken hebben.Ga naar eindnoot15 Alleen Potgieter bleef hem trouw, maar ook zijn brieven aan Huet uit deze tijd staan vol verwijten.Ga naar eindnoot16 Uit de brieven aan Potgieter blijkt hoe zwaar Huet het heeft gehad. Met zijn stadsgenoten kon hij niet overweg. De enkele keer dat hij met zijn vrouw een visite maakte of een receptie bezocht, hielden zij zich nogal arrogant afzijdig. Beiden klagen over het gebrek aan beschaving in Batavia, de vrije en losse toon die in de conversatie heerste, over de lompe manieren, zelfs in kringen van de hoogste ambtenaren, en over het feit dat ze zelden iemand ontmoetten met culturele belangstelling.Ga naar eindnoot17 Huet bleef een buitenstaander, wat voor een journalist natuurlijk geen goede positie is. De redding voor Huet komt dan ook niet vanuit Batavia, maar vanuit het oosten van Java. Hij wordt benaderd door een in Soerabaja wonende aanhanger van de conservatieve partij, A.H. Bisschop Grevelink, die hem zijn medewerking aanbiedt. Eerst aarzelt Huet nog, maar op 3 oktober schrijft hij hem: ‘Bij dezen magtig ik u om aan uwe vrienden mede te deelen, dat de Java-Bode voor hen openstaat.’Ga naar eindnoot18 Met Bisschop Grevelink ontstaat een intensieve briefwisseling, waaruit blijkt dat Grevelink niet alleen zorgt voor artikelen, maar ook voor nieuwe abonnees.Ga naar eindnoot19 In februari 1869, als Huet ruim een half jaar redacteur van de Java-Bode is, lijkt het verlies aan abonnees zich te stabiliseren, al gaat het het nog steeds slecht met de advertenties.Ga naar eindnoot20 Om verbetering in die situatie te brengen, onderneemt Huet in juli en augustus 1869 een reis door Midden- en Oost-Java. Vooral in de ‘Oosthoek’ heeft hij succes. Hier woonden de rijke conservatieve ‘suikerlords’ die niets moesten hebben van de liberale koloniale politiek. Huet verdedigt in de Java-Bode hun belangen in ruil voor financiële steun. Die steun was nodig ook want in september 1869 werkt het blad nog met een verlies van f 4.000 à f 5.000 per jaar.Ga naar eindnoot21 Maar met de hulp uit de Oosthoek en dankzij een aantal nieuwe abonnees gaat het de Java-Bode korte tijd daarna al weer voor de wind.Ga naar eindnoot22 Huet hoeft niet langer voor zijn baan te vrezen en de uitgever maakt eind 1869 bekend, dat ‘klimmende belangstelling van het publiek [en] gestadig toenemende advertenties’ hem hebben doen besluiten om van het tot nu toe twee | |||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||
maal per week verschijnende blad met ingang van 1 december dat jaar een dagblad te maken.Ga naar eindnoot23 Na anderhalf jaar heeft Huet bereikt wat hij wilde. Hij heeft de Java-Bode een duidelijk conservatief gezicht gegeven, hij heeft een solide positie en heeft nu eindelijk ook tijd om, zoals hij het noemt, de Java-Bode een ‘litterarische plooi’ te geven. Voor het ‘Mengelwerk’ schrijft hij verhalen, literaire kritieken, essays en zelfs een toneelstuk - zijn enige. Een dagblad, zo blijkt uit de correspondentie, is in hoge mate een eenmansbedrijf. Huet beschikte over een enkele medewerker in Batavia, over correspondenten in Nederland en Indië, maar het merendeel van het werk rustte op de schouders van de redacteur. Bij de Java-Bode werkte gelukkig ook de uitgever hard mee. Aan hem, Van Dorp, kon Huet met een gerust hart het toezicht op de dagelijkse gang van zaken overlaten. Dat maakte het hem mogelijk om in juli 1870 naar Buitenzorg te verhuizen om vandaar de redactie over de krant te voeren. Hij kon zich nu helemaal toeleggen op het schrijven van hoofdartikelen en literaire bijdragen. Daardoor schrijft hij nu twee keer zoveel als in de periode daarvoor. Samen vormen Van Dorp en Huet een goede combinatie. Huet zorgt voor een grote stroom kopij, terwijl Van Dorp toeziet op de dagelijkse verschijning, het werven van de advertenties en het plaatselijke nieuws. Hun inspanningen bleven ook niet onbeloond. Nu de krant zo vooruit was gegaan, besloot Van Dorp dat er ook wel meer voor betaald mocht worden. Hij verhoogde de abonnementsprijs van f 15 naar f 20 per half jaar - het was in die tijd gebruikelijk om zich voor een half jaar op een krant te abonneren. Die verhoging kwam vooral Huet ten goede, want zijn salaris verdubbelde van f 1.000 tot f 2.000 per maand.Ga naar eindnoot24 Na het moeizame begin was Huets carrière als Indische journalist een success story. Maar dat verandert als de krant van eigenaar wisselt. Van Dorp verkoopt zijn onderneming en vertrekt naar Nederland. Zonder de hulp van Van Dorp ziet Huet zich gedwongen om zelf weer het dagelijks toezicht op de krant te houden. Op 1 januari 1872 verhuist hij met tegenzin van Buitenzorg naar Batavia. En vervolgens wordt hij ziek, zodat hij van februari tot juni 1872 bijna voortdurend thuis moet blijven. Tot grote ergernis van de nieuwe eigenaren van de krant die hem toch al te duur vinden. Zij bieden hem een nieuw contract aan, dat een salarisvermindering inhoudt van f 750 per maand.Ga naar eindnoot25 Dat was ook meer in overeenstemming met de regel dat een redacteur in Indië ongeveer één gulden per abonnee verdiende.Ga naar eindnoot26 De oplage van de Java-Bode schommelde tussen de 1.200 en 1.500, dus was een salaris van f 1.250 per maand alleszins redelijk.Ga naar eindnoot27 Huet dacht daar anders over. Hij nam ontslag en richtte zijn eigen dagblad op. Geldschieters vond hij onder dezelfde personen in Oost-Java die hem indertijd ook bij de Java-Bode hadden gesteund. Met het | |||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||
geld dat hij van hen geleend had bestelde hij in Nederland alles wat hij voor een drukkerij nodig had en zo kon op 4 april 1873 het eerste nummer van het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie verschijnen.Ga naar eindnoot28 | |||||||||||||||
Het Algemeen Dagblad van Nederlandsch IndieAls redacteur van het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie, had Huet niemand meer boven zich. Nu kon hij zijn ideaal van een Indische krant gestalte geven. Waar de Java-Bode de eerste pagina altijd inruimde voor advertenties, liet Huet - veel moderner - op de voorpagina het hoofdartikel van de dag afdrukken, en onder een dubbele streep onderaan de pagina het dagelijkse ‘feuilleton’. Dat feuilleton kon van alles zijn: kritieken, essays, veel vertalingen van romans en verhalen, ook door Huet zelf, en oorspronkelijk verhalend proza. Wie de krant nu na meer dan honderd jaar ter hand neemt, moet wel onder de indruk komen van het werk dat Huet hier heeft verricht. Onder moeilijke omstandigheden heeft Huet een gevarieerde krant gemaakt van hoog niveau. Hij heeft daar keihard voor gewerkt. ‘Doch zoo gij wist’, schrijft hij aan Potgieter, ‘hoe bezet ik ben van 's morgens tot 's avonds, - redakteur, uitgever, drukker en korrektor in één persoon, - zoudt gij mij beklagen [...].’Ga naar eindnoot29 Hij had natuurlijk wel hulp, maar hij kon niet al te veel personeel aantrekken. Want het niveau van het blad mocht dan hoog zijn, het aantal abonnees was dat niet. Uit een brief aan Potgieter blijkt dat nog geen maand na het verschijnen van het eerste nummer het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie een oplage haalde van 700.Ga naar eindnoot30 Maar in plaats van door te groeien naar een oplage zoals die van de Java-Bode - iets wat Huet ongetwijfeld voor ogen stond - stagneerde de boel. In zijn brieven aan Potgieter laat Huet zich vaag maar wel positief uit over zijn Indische zaken. Maar wie de brieven aan een van zijn geldschieters, George Birnie, een rijke tabaksplanter uit Oost-Java, leest, krijgt een heel andere voorstelling van zaken. Uit die brieven blijkt dat de oplage van de krant altijd laag is geweest, dat de inkomsten uit de advertenties tegenvielen en de aanloopkosten veel hoger waren dan Huet had gedacht. In plaats van zijn lening te kunnen aflossen, moest er steeds meer geld bij; hij kon niet eens aan zijn verplichtingen voldoen. Uit de cijfers die Huet Birnie toestuurt, valt op te maken dat het aantal abonnees in juni 1874 rond de 450 ligt. Dat was te weinig. De concurrentie in Batavia was ook groot; er verschenen al drie dagbladen. De grootste omzet haalde Huet nog met zijn drukkerij, maar de opbrengst daarvan was evenmin bevredigend. Gelukkig vat Birnie sympathie voor Huet op. Hij leent hem het geld om zijn schulden te saneren en maakt het hem daardoor mogelijk de krant voort te zetten, én om te verhuizen naar Europa.Ga naar eindnoot31 Zijn neef l'Ange Huet komt naar Indië om daar de redactie van de krant op zich te nemen, Huet zal vanuit Parijs zijn bijdrage leveren. Samen slagen zij erin om | |||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||
het leven van het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie nog tien jaar te rekken. Ook nu gaat het om een voortreffelijke krant met een opvallend literaire inslag. Huet hield zijn Indische lezers op de hoogte van het laatste Franse nieuws, of het nu ging om de politiek, de Franse literatuur, of de mode; onder het pseudoniem Fantasio schreef hij zijn cynische commentaar op het Europese nieuws, en onder zijn eigen naam talloze hoofdartikelen, literaire kritieken, uitvoerige essays over klassieken uit de wereldliteratuur als Homerus, Dante en Shakespeare; en voor het feuilleton vertaalde hij boeken en schreef hij zelf nog anderhalve roman. Hoe belangrijk hij in Parijs, op zo'n grote afstand van Nederlands-Indië, voor het dagblad gebleven is, blijkt overduidelijk als hij in mei 1886 plotseling overlijdt. Aan het einde van dat jaar houdt het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie op te bestaan. | |||||||||||||||
ConclusieHuet heeft met het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie de krant gemaakt die hem voor ogen stond. Daardoor heeft een klein aantal inwoners van Nederlands-Indië dertien jaar lang een van de beste dagbladen gelezen die er in Nederlands-Indië geschreven zijn. Geen andere negentiende-eeuwse redacteur besteedde verhoudingsgewijs zoveel aandacht aan letterkunde en schreef zoveel voortreffelijke bijdragen. Maar in commercieel opzicht is Huet niet geslaagd. Wat hem ontbrak was een plaats in de Indische samenleving. Huet heeft zich in Indië nooit thuisgevoeld: in het sociale leven niet en evenmin heeft hij aansluiting kunnen vinden bij bestaande stromingen in de koloniale politiek. Hij is in alle opzichten een buitenstaander gebleven. Dat werd er uiteraard niet beter op toen hij in Parijs ging wonen. Anders dan de naam van het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie suggereert, maakte hij eerder een Europese krant dan een Indische. Hij kon en wilde niet anders, maar desondanks is het uitblijven van commercieel succes voor hem tot het einde van zijn leven een voortdurende bron van ergernis geweest. Zijn schulden aan Birnie heeft hij nooit kunnen afbetalen en ondanks verschillende pogingen lukte het hem niet de krant voor een redelijke prijs aan een ander over te doen.Ga naar eindnoot32 Soms werd hij er moedeloos van: ‘Helaas, mijn leven gaat voorbij als een droom! Iedere week moet ik twee artikelen schrijven, en liever drie dan twee, jaar in jaar uit. Van de onderwerpen zie ik het einde, maar niet van mijn verpligting.’Ga naar eindnoot33 En voor wie spande hij zich zo in? Drie tot vierhonderd literatuurliefhebbers, schreef Brooshooft bij zijn overlijden, vormden de kern van de abonnees.Ga naar eindnoot34 Huet heeft zich door dit gebrek aan waardering van de kant van de Indische samenleving diep miskend gevoeld. | |||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||
Olf Praamstra is medewerker aan de opleiding Dutch Studies van de Universiteit Leiden en aan de opleiding Nederlandse Taal en Cultuur van de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij publiceert regelmatig op het gebied van de Nederlands-Indische letterkunde. Op dit moment werkt hij aan een biografie van Conrad Busken Huet. |
|