[Nummer 4]
Redactioneel
Deze aflevering van Indische Letteren is gewijd aan het jubileumsymposium ‘Rob Nieuwenhuys en de toekomst van tempo doeloe’, dat op zondag 19 november 2000 op Bronbeek werd gehouden. Het opent met een korte beschouwing over de betekenis van Rob Nieuwenhuys voor de Indische Letteren. In een gesprek met Peter van Zonneveld vertelde Hella S. Haasse over de herinneringen die sommige afbeeldingen uit de fotoboeken van Rob Nieuwenhuys bij haar oproepen; een verslag daarvan is hier opgenomen. Na vijftien jaar Indische Letteren tracht Liesbeth Dolk zowel terug te blikken als vooruit te zien. Bert Paasman probeert de vraag te beantwoorden of de studie van de Indische Letteren toekomst heeft. Zijn lezing vormt een kader voor het vervolg van het programma. Onze websitemistress Vilan van de Loo schetst de betekenis van het Indisch Internet. Ingeborg Huizinga belicht het vergeten genre van de Indische poëzie. Om te laten zien dat er ook nu nog Indische poëzie van betekenis verschijnt, zijn hier twee gedichten van Patty Scholten opgenomen uit haar Rumphius-cyclus Een tuil zeeanemonen, die afgelopen zomer bij uitgeverij Atlas is gepubliceerd; wij danken haar en de uitgever voor de toestemming om ze te mogen afdrukken. Gerard Termorshuizen wijst op het belang van een ander genre dat meer aandacht verdient: het Indische literaire feuilleton in de koloniale pers. Ook het toneel vormt een relatief onontgonnen gebied; dat bewijst Reggie Baay in een beschouwing over toneel met een ‘bepaald Indisch karakter’. Zo heeft dit symposium, bedoeld als een hommage aan Rob Nieuwenhuys, laten zien dat er een toekomst is voor de Indische Letteren. Dat bleek ook al uit de belangstelling van meer dan 250 bezoekers.
Bovendien willen we uw aandacht vestigen op de lezingenmiddagen die de Werkgroep komend voorjaar organiseert: op vrijdag 2 februari, met lezingen over Maria Dermoût en Henri Borel, en vrijdag 16 maart, met bijdragen over nieuw te verschijnen boeken, van Johan Fabricius en Duco van Weerlee over Bali, de lezingen van ons Atjeh-symposium, een onbekende roman van Madeion Székely-Lulofs en de verzamelde gedichten van G.J. Resink; dat alles in het kader van de Boekenweek. Ten slotte wordt in de rubriek De Indische Navorscher uw hulp ingeroepen bij onderzoek dat nu verricht wordt.
Wij danken de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde voor de genereuze bijdrage die het ons mogelijk heeft gemaakt ter gelegenheid van ons vijftienjarig bestaan dit dubbelnummer van Indische Letteren uit te geven.