van de gulden middenweg. Zowel Rudy Kousbroek als Jeroen Brouwers leverden een bijdrage aan Met andere ogen, met voorop die prachtige foto van zijn kleinzoon Sander, van een lachende Rob, heel huiselijk met zijn sarong aan. Zo moet hij ons maar bijblijven.
Rob Nieuwenhuys was een anarchist. Hij had een hekel aan autoriteit, aan voetnoten, aan uiterlijk vertoon, aan pretenties, aan mensen die hem wilden gebruiken voor hun eigen doeleinden. Hij had een messcherp gevoel voor kwaliteit, voor authenticiteit. Met Rob kon je praten als met een gelijke, ook al had hij je grootvader kunnen zijn. Hij heeft altijd iets jeugdigs behouden, hij kon schaterlachen en giechelen. Hij kon heerlijk roddelen en zich soms ook heel erg opwinden, waarbij ik mezelf soms hoorde zeggen: ‘laat maar Rob, trek het je niet aan, laat maar’, als iemand die opeens ouder, wijzer en bezadigder leek dan hij. Intens kon hij genieten van mooie gedichten en lieve, aantrekkelijke vrouwen. Maar na de dood van Fried, met wie hij meer dan zestig jaar samen was geweest, had het leven voor hem veel van zijn charme verloren.
De laatste tijd was het steeds moeilijker om hem op te beuren. Hij had er gewoon geen zin meer in. Hij at niet meer, hij dronk alleen nog maar. Die grote, sterke man was uiteindelijk klein en kwetsbaar geworden. Maar zijn geest was ongebroken. Een paar dagen voordat hij stierf, heb ik nog met hem kunnen praten. Hij pakte mijn hand en zei onder andere: ‘Ik word begraven in de Haarlemmermeer’. ‘Bij Fried’, zei ik. ‘Ja, bij Fried’, zei hij, en glimlachte.
Op donderdag 11 november werd hij in kleine kring ter aarde besteld op de begraafplaats De Wilgenhof, midden in de polder. Het was een stralende herfstdag. Hij zou het schitterend hebben gevonden. Het liefst had hij daar zelf nog het woord gevoerd. Zijn eigen dood kon hem niet zoveel meer schelen, maar die begrafenis hield hem intens bezig. De tekst van het overlijdensbericht, pas na de uitvaart verstuurd, had híj opgesteld. Vier jaar geleden had hij daar van Fried afscheid moeten nemen. Nu schreef hij op die kaart dat hij bij haar wilde komen liggen: ‘Het liefste dat ik ooit bezeten heb.’
We zullen hem niet vergeten. In onze herinneringen en in zijn werk leeft hij voort. Binnenkort zullen we gelegenheid vinden om dieper in te gaan op zijn betekenis voor de Indische letteren. Zij rusten in vrede.