Verschillende lezers gaven aan graag eens iets te lezen over de volgende Indische onderwerpen: de literatuur na 1945 en de literatuur van de ‘tweede generatie’ (13); de journalistiek (6); het leven in de buitengewesten (met name Sumatra) (6); de zending en missie (3); de triviale literatuur en misdaadauteurs (3); koloniale visies (pro en contra) in de literatuur (3), en de poezie van dichters als G.J. Resink, Jan Prins en Willem Brandt (3).
Uit de grote variëteit aan onderwerpen die steeds door een enkeling werden aangedragen geven we enkele voorbeelden: de boekhandel en uitgeverij; het leven buiten de Japanse kampen; het plantersleven (‘Een lekker rot thema:’, suggereerde een respondent, ‘de houding van de Nederlandse planter t.o.v. de koelie's!’); kranten uit de periode 1940-1942; bestuurlijke correspondentie; kinderen in de Indische romans; politionele acties en repatriëring in de literatuur; Indische lectuur 1920-1940; stedenthema's Batavia/Jakarta, Surabaya etc); weeskinderen en hun opvang; memoires en biografieën 1890-1940. Specifieke Indische auteurs waarvoor men meer aandacht vraagt, zijn onder anderen Jef Last, W.A. van Rees, Johan Fabricius, Hella Haasse en Beb Vuijk.
Overbelicht vond men in het tijdschrift weinig onderwerpen. ‘Geen enkel onderwerp over Nederlands-Indië/Indonesie kan overbelicht zijn’, schreef iemand resoluut. Een enkeling las naar zijn of haar mening te veel reisverslagen en te veel over de VOC-periode in Indische Letteren.