Indische Letteren. Jaargang 9
(1994)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Indisch-Nederlands in het Batavia van de jaren dertig
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
krachtig bestreden, met adviezen als: ‘Een zuivere uitspraak van het Nederlands kan men alleen verkrijgen door goed te luisteren naar beschaafde lieden, voor wie het Nederlands de moedertaal is.’Ga naar eind6 Daarnaast hebben ook de politieke ontwikkelingen in de loop van deze eeuw het Indisch-Nederlands steeds verder teruggedrongen. Zo was er in Nederlands-Indië in de jaren vóór de Tweede Wereldoorlog een krachtige campagne voor de bevordering en verspreiding van goed Nederlands taalonderwijs, terwijl anderzijds in 1928 de Indonesische nationalisten het Indonesisch uitriepen tot symbool van hun politieke aspiraties. Deze taalpolitieke scheiding der geesten liet weinig ruimte voor een mengtaal als het Indisch-Nederlands. Na de Tweede Wereldoorlog werden de sprekers van deze mengtaal, de Indo's,Ga naar eind7 gedwongen te kiezen voor hetzij de Indonesische hetzij de Nederlandse nationaliteit, en hadden zij zich maar aan te passen aan de daarmee verbonden taalen cultuurnormen. In Indonesië werd in 1956 het Nederlands - en dus ook het Indisch-Nederlands - officieel verboden, terwijl in die jaren in Nederland de verwachting heerste, dat het Indisch-Nederlands wel gauw zou uitsterven.Ga naar eind8 De zojuist geschetse sociaalculturele en taalpolitieke factoren maken het gebrek aan taalkundige aandacht voor het Indisch-Nederlands zeker een stuk begrijpelijker. Echter, hoezeer men ook als taalkundige oog dient te hebben voor de rol die dergelijke factoren spelen, in het feitelijk taalonderzoek dient toch primair gelet te worden op het wetenschappelijk belang van de problemen waarvoor een mengtaal als het Indisch-Nederlands ons stelt. Dit cruciale uitgangspunt is reeds in 1913 geformuleerd door de taalkundige Van Ginneken, die zich, tegenover de heersende afwijzing van ‘bastaardtaaltjes’ als het Indisch-Nederlands, stelde op het standpunt van de taalgeleerde, ‘die wil zoeken naar de diepere oorzaken van de wisselingen, en de onderlinge afwijkingen der talen en tongvallen’.Ga naar eind9 Principieel geldt dan: ‘Een bastaardtaaltje is hem daarbij even welkom als het meest verfijnde litteraire idioom.’ Ditzelfde wetenschappelijke gezichtspunt vinden we ook bij De Geus, die in 1922 in het voorwoord van de eerste druk van zijn Indische fouten schrijft: ‘Wanneer eenmaal de Indische Hogeschool in het bezit zal zijn van een faculteit voor taal en letteren, zal een wetenschappelijk gevormd filoloog in dat “brabbeltaaltje” overvloedig stof voor een hoogst belangrijk proefschrift kunnen vinden.’Ga naar eind10 Dat proefschrift zal er toch een keer moeten komen, en als bijdrage daartoe wil ik hier de bevindingen rapporteren van een preliminaire verkenning van het Indisch-Nederlandse taalmateriaal dat te vinden is in de roman Goena Goena uit 1930 van Caesar Kijdsmeir Jr.Ga naar eind11 In het bijzonder zal ik daarbij aandacht besteden aan de ecologie van het taalgebruik in het vooroorlogse Batavia: wie sprak welke taal, met wie, in welke situatie, en met wat voor effect? Welke taalvariëteiten waren daar toen sociaal en communicatief relevant? Hoe werden de sociale | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verhoudingen in het taalgebruik weerspiegeld? Wat waren de algemene patronen van taalgebruik en taalgedrag in die koloniale samenleving? En wat voor taalgebruiksstrategieën stonden daar toen ter beschikking aan individuele taalgebruikers? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De roman Goena Goena van Caesar Kijdsmeir JrIn deze realistische roman over de Bataviase samenleving uit de jaren dertig wordt een tamelijk afgezaagd en stereotiep verhaal verteld van liefde en jaloezie, huwelijk, overspel, bedrog en wraak, zwarte magie, vergif en dood.Ga naar eind12 Het centrale verhaal is dat van Henk Daemen, een jonge Europese vrijgezel, een totok, met een goede baan bij de Handelsmaatschappij Van Helden & Co. Hij moet verhuizen en huurt het paviljoen van Lucie Lambert in Laan Raden Saleh. Deze Lucie is een Indische van middelbare leeftijd wier vader, een kolonel, reeds lang geleden overleden is. Ze leeft nu met haar oude moeder van de huur van het paviljoen en van de woekerrente die ze maakt op het geld dat ze elke morgen uitleent aan de Inlandse marktvrouwen. Haar nicht, Mildred Prentice Lambert, een wel-opgevoede, rijke, gescheiden jonge vrouw, die aan de Theresiakerkweg woont, verleidt Henk, trouwt met hem en schenkt hem een kind. Intussen heeft ook Henks secretaresse, Toos Hinse, die nog in de verte verwant is aan Lucie en Mildred, vues op Henk. Ze laat zich de kaart lezen, ze draagt een liefdesamulet, ze stuurt hem briefjes dat ze beschikbaar is, en eindelijk slaagt ze erin Henk te verleiden, in haar kleine kamponghuisje in Meester Cornelis. Het blijft echter bij die ene keer, want Henk laat haar direct weer vallen. Dit roept om wraak, en daartoe neemt Toos Hadji Mohammad in de arm, die met zwarte magie (en de hulp van een gifmengende kokki) erin slaagt Mildred te doden, juist terwijl Henk voor zaken naar Soerabaja is. Kort na de begrafenis sterft ook de baby, waarop Henk teruggaat naar Europa, terwijl Toos, die niet kan accepteren dat ze hem nu nog niet krijgt, steeds verder afzakt in de prostitutie. Het verhaal eindigt op het kerkhof Petamboeran, met een overdenking over de dood en het raadsel van de goena-goena. Deze Indische zedenroman is hier voor ons van belang, niet om het derderangsverhaal dat erin wordt gepresenteerd, maar omdat de personages die erin voorkomen - Europeanen, Indo's, Chinezen en Inlanders - gekarakteriseerd worden door de manier waarop ze spreken. Weliswaar hebben we hier te maken met een schriftelijke en literaire weergave van hun taalgedrag, maar de auteur, die zich blijkens zijn naam, Kijdsmeir, als Indo afficheert,Ga naar eind13 had duidelijk een zeer goed oor voor de nuances in het Bataviase taalverkeer, terwijl hij daarnaast ook op een aantal plaatsen expliciet commentaar geeft op het taalgedrag van zijn personages. Bij elkaar stellen deze verschillende soorten taalmateriaal ons in staat een aantal voorlopige observaties te formuleren | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
d'Oriënt, Indië's geïllustreerd weekblad onder leiding van A. Zimmerman, die onder het pseudoniem Caesar Kijdsmeir Jr. de roman Goena Goena schreef.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
over het taalgedrag in Batavia, althans Kijdsmeirs Batavia, in de jaren dertig, een periode in de geschiedenis van het Indisch-Nederlands waaraan, voor zover mij bekend, nog geen aparte studie gewijd is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Patronen van taalgebruikBij nadere beschouwing van de linguïstische microkosmos in deze roman stellen we allereerst vast, dat de drie voornaamste talen in het Bataviase taalverkeer Nederlands, Maleis en daartussen de mengtaal Indisch-Nederlands zijn. De dominante taal is duidelijk het Nederlands: er wordt 277 keer Nederlands gesproken, negen keer zo vaak als Maleis, dat slechts 31 keer gesproken wordt. Er wordt 63 keer Indisch-Nederlands gesproken. In de bevolking kunnen we globaal drie groepen onderscheiden: enerzijds de Europeanen, anderzijds de Inlanders en Chinezen, en in het midden de Indo-groep. Deze laatste groep is zeer heterogeen en omvat zowel zeer donker gekleurde, arme, ongeschoolde personages van eenvoudige komaf en lage sociale status, alsook jonge, rijke, goed opgeleide en bijna blanke personages, zoals bijvoorbeeld Mildred. De Europeanen (vijf Nederlandse vrijgezellen) en de Indo's (vijf vrouwen) nemen in deze roman de hele voorgrond in beslag. Op de achtergrond vinden we nog eens 33 andere personages: veertien Europeanen, zes Indo's, elf Inlanders en twee Chinezen. Voor elk van de drie bevolkingsgroepen kunnen we een typerende scala van beroepen en bezigheden opstellen, die we kunnen correleren met de talen die zij spreken (zie diagram 1). Dit kan als volgt nader gekwantificeerd worden: de Europeanen spreken het meest Nederlands (198 keer), ze spreken geen Indisch-Nederlands en slechts af en toe Maleis (11 keer). Anderzijds spreken de Inlanders en Chinezen het meest Maleis (15 keer), ze spreken geen Nederlands en slechts één keer Indisch-Nederlands - en wel wanneer de Inlandse straathoeren Europese klanten proberen te lokken. De Indo's tenslotte spreken in gelijke mate Nederlands en Indisch-Nederlands (respectievelijk 74 en 62 keer) en slechts bij vijf gelegenheden spreken ze Maleis. In het algemeen kan de taalsituatie in het Batavia van Kijdsmeirs roman als volgt worden beschreven. We hebben te maken met een meertalige samenleving, waarin het Nederlands domineert, als meest gebruikte taal, als taal van de meest geprivilegieerde groep, de Europeanen, en als taal met het hoogste prestige, die gesproken wordt door de machtigste groep - de jonge, blanke, goed opgeleide, rijke mannen, die een goede baan hebben en dus geld, een behoorlijk huis en een auto. Het Nederlands is ook de enige taal die geschreven wordt: contracten, kwitanties, telegrammen, brieven, speelkaarten en kranten zijn allemaal in het Nederlands. Maleis en Indisch-Nederlands worden enkel gesproken. Nederlands is de taal | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Diagram 1
die gesproken wordt op kantoor, thuis, in de auto, in hotels - met andere Europeanen en ook met Indo's, maar niet met Inlanders en Chinezen. Deze laatsten spreken over het algemeen ook geen Nederlands, maar blijken het soms wel te kunnen verstaan: zo wordt op een gegeven moment een Inlandse bediende erop betrapt dat hij een Nederlandse conversatie tussen Henk Daemen en zijn vriend Brinkman afluistert. Tegenover het Nederlands staat het Maleis, dat - al wordt het ook in minder dan tien procent van alle conversaties gebruikt - toch een hoge | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maatschappelijke waarde bezit. Het is namelijk niet alleen het natuurlijke communicatiemiddel van de Inlanders onderling, maar ook de algemene taal in het verkeer tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Europeanen en Inlanders spreken Maleis met elkaar, evenals de Indo's en de Inlanders. Anders dan Nederlands en Indisch-Nederlands wordt het Maleis gebruikt door alle groepen van de bevolking. Het is de taal van het publieke domein (de handel, de markt, de straat) en het is de taal die men in voorkomende gevallen tegen onbekenden gebruikt, bijvoorbeeld wanneer men bij een huis aanbelt of wanneer iemand 's nachts op straat een onbekende vraagt zich te identificeren. Het Maleis is dus wel niet zo prominent als het Nederlands, maar het wordt in veel meer gevallen gebruikt. En dan zijn het de Europeanen en de Indo's die zich aanpassen aan de Inlanders en omschakelen naar het Maleis. De Indo's tenslotte gebruiken onderling het Indisch-Nederlands als hun meest natuurlijke communicatiemiddel. Hun status als tussengroep in de samenleving heeft een duidelijk talig correlaat: van de drie bevolkingsgroepen hebben zij het meest omvattende taairepertoire - zij kennen namelijk zowel de dominante taal, het Nederlands, alsook de algemene taal, het Maleis, en tevens hun eigen Indisch-Nederlands. Zij kunnen daardoor van taal omschakelen (naar Nederlands met de Europeanen, naar Maleis met de Inlanders) of hun taal mengen (Indisch-Nederlands, met elkaar of ook soms met Europeanen) al naar gelang de situatie vereist of toelaat. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Het commentaar van de auteur: soorten Indisch-NederlandsDe boven geschetste algemene patronen kunnen verder verfijnd worden aan de hand van het auteurscommentaar op het taalgedrag van de personages in Goena Goena. Zo wordt de lezer geïnformeerd dat er tussen de Nederlandssprekende Europeanen dialectverschillen bestaan: ze kunnen allemaal zuiver standaard-Nederlands spreken, maar bijvoorbeeld Henk Daemen spreekt bij gelegenheid wel eens met een Rotterdams accent, en zijn joodse vriend Brinkman spreekt soms met een sterk Jiddisch accent. Deze dialectvormen komen echter alleen voor, wanneer zij als Europeanen onder elkaar zijn. Evenzo leert de lezer dat er binnen het Maleis verschillen bestaan. Brinkman bijvoorbeeld, spreekt ‘zuiver totoksch Maleisch’ (p. 82) tegen zijn taxichauffeur:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En Lucie Lambert spreekt passar-Maleis tegen de Inlandse vrouwen die elke ochtend geld bij haar komen lenen:
En dan is er nog het Bataviaas-Maleis. Tweemaal vestigt de verteller onze aandacht op de gerekte eindvocalen en de typische intonatie van bepaalde woorden: Belon (nog niet) en Saja kokki, toewan, ‘met een temerige, Bataviasche a’ (p. 162). Het meest uitvoerig is Kijdsmeir echter in zijn commentaren op het taalgebruik van de personages die Indisch-Nederlands spreken. Al vrij in het begin van de roman lezen we dat Toos Hinse, wanneer ze in gesprek met Henk Daemen opmerkt ‘U heeft toch een huis’, spreekt met ‘die Indische intonatie’ (p. 9): ‘Ze zei niet 'n huis... zooals we dat in Holland zeggen, maar ze telde het: één huis... U heeft toch één huis.’ Mildred daarentegen, net als Toos een jonge en goed opgeleide Indische, maar wel één met geld, een huis, een Engels paspoort, een vrijwel blanke huid en blauwe ogen, heeft een stem ‘waarin niet de minste Indische intonatie was te bekennen’ (p. 44). Niettemin zegt ze wel ‘Hë-ë’ (in plaats van Hollands ja), ‘met dien vreemden Indischen keelklank, die een bevestiging beteekent en welke met veel andere dingen door de meeste Indisch-menschen van de Inlanders werd overgenomen’ (p. 25). Lucie Lambert spreekt ‘met typisch Indisch accent’ wanneer ze Henk Daemen begroet met ‘Da-menir’ (p. 16). Ze mag graag met haar vriendin omong-omong (kletsen) over de telefoon, en tegen de telefoonjuffrouw spreekt ze ‘krom-Hollandsch’ (p. 25) en Maleis. Onder de bijfiguren in de roman vinden we ook een paar Indo's, bijvoorbeeld Henks vorige huisbaas en zijn kantoorklerk Rhemrev, die hem aanspreken met menir, ‘met een fikschen Oost-Indischen nadruk op de laatste lettergreep van “menir”, die-ie uitsprak gelijk met de eerste’ (p. 12). Van de oudere Indische vrouwen spreken Ma Lambert en Donkie, een kazernekind, nu een tussenpersoon die allerlei handen spandiensten verleent, beide ‘met zwaar-Indische intonatie’ (p. 45), terwijl Ma Hinse, de moeder van Toos, geregeld in het geheim met haar Indische vriendinnen Toetie, Doeng, Dòng, Non, Toet, Prul en Ming om geld kaartspeelt, snoept en rookt op speel-feesten waar ‘vrijwel geen Hollandsch gesproken’ werd: ‘men bepaalde zich tot een week soort Indo-Nederlandsch, dat het midden hield tusschen Bataviaasch passer-Maleisch en Hollandsch-Inlandsche-schooI-Hollandsch’ (p. 63). Op grond van deze commentaren kunnen we in het Indisch-Nederlands in deze roman drie variëteiten onderscheiden. Allereerst is daar wat ik noem Zwaar-Indisch (Z). Dit wordt gesproken door de oudere generatie Indo's, die weinig onderwijs hebben gehad en weinig in contact komen met Europeanen. Het is hun karakteristieke manier van spreken, die in het overgrote deel van hun conversatiebeurten voor- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
komt. Uitspraak, woordvorming, zinsbouw, woordenschat en conversatiestrategieën zijn sterk door het Maleis beïnvloed. Een karakteristiek voorbeeld is de volgende passage, waarin Donkie Toos Hinse advies geeft hoe ze Henk Daemen voor zich moet winnen:
Een tweede, lichtere variëteit duid ik hier aan als Medium (M). Dit soort Indisch-Nederlands vinden we bij Lucie Lambert, in minder dan de helft van haar totale aantal conversatiebeurten. Woordvorming en woordenschat zijn overwegend Nederlands, maar in uitspraak, zinsbouw en conversatiestrategieën klinkt duidelijk het Maleis door. Zo bijvoorbeeld in de volgende passage, waarin Lucie Lambert tegen Henk Daemen spreekt:
De derde en laatste variëteit, Licht-Indisch (L), wordt gesproken door Mildred en Toos, jonge, goed-opgeleide Indische vrouwen, met geld of een goede baan, die in frequent en intiem contact met Europese mannen verkeren. Overwegend spreken deze vrouwen Nederlands, maar in een overigens betrekkelijk gering aantal conversatiebeurten komen Indische elementen voor, die we niet vinden in het Nederlands der Europeanen: het gebruik van leenvertalingen als al (soedah), even | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(sebentar), en maar (sadja); het gebruik van interjecties als hë-ë, ah en kasian uit het Maleis; heel soms Indisch accent en intonatie in zinnen die eindigen met vragend ja?. Naast de eerder gegeven voorbeelden van het taalgebruik van Toos en Mildred is nog de volgende uiting van Mildred interessant, bij haar vertrek van Lucie Lambert:
Afgezien van deze Licht-Indische kenmerken, zijn uitspraak, woordvorming, woordenschat, zinsbouw en conversatiestrategieën van deze twee jonge Indische vrouwen verder vrijwel geheel Nederlands. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. TaalgebruiksstrategieënHoe gedragen zich nu - binnen het kader van de hiervoor geschetste algemene patronen van taalgebruik, beschikbare talen en taalvariëteiten - de individuele karakters in deze roman? Welke taalgebruiksstrategieën staan hun ter beschikking? Allereerst bekijken we Lucie Lambert. Zij heeft een zeer uitgebreid repertoire. Ze kent Nederlands; haar Indisch-Nederlands is overwegend M, maar ze beheerst ook Z; ze spreekt ook Bataviaas en passar-Maleis. Ze kan, al naar gelang de situatie, omschakelen van de ene naar de andere taalvariëteit. De eerste keer dat ze met Henk Daemen spreekt, gebruikt ze (in (4)) de M-variëteit van het Indisch-Nederlands; in de loop van het gesprek past ze zich bij hem aan en schakelt over naar goed Nederlands. Thuis echter, met haar moeder, en ook met haar nichtje Mildred, en in het bijzonder wanneer ze ijselijke goena goena-anekdotes vertelt, gebruikt ze duidelijk de Z-variëteit. Sprekend tegen de Inlandse marktvrouwen die geld komen lenen, spreekt ze (in (2)) passar-Maleis, tegen de Chinese loempiaverkoper die aan de deur komt schakelt ze naar de bijpassende soort Maleis:
Kijken we naar het taalgedrag van andere sprekers van Indisch-Nederlands, dan kunnen we de volgende accommodatie-strategieën waarnemen. Mildred, die normaliter Nederlands spreekt, met haar man Henk en andere Europeanen, gebruikt daarbij in zes van haar 42 conversatiebeurten Licht-Indische elementen, maar in gesprek met Lucie wordt haar spraak duidelijk sterker Indisch gekleurd. Een uiting als (5) zou ze tegen een Europeaan niet over haar lippen krijgen. Daarentegen vinden we, dat Ma Hinse, die met Donkie en Toos gewoonlijk Zwaar-Indisch spreekt, met Henk Daemen, wanneer die haar komt onderhouden over Toos, opeens een veel lichter soort Indisch-Nederlands - (M) - blijkt te kunnen spreken. In gesprek met Europeanen wordt de spraak der Indo's dus minder Indisch, terwijl omgekeerd in een gesprek met | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
andere Indo's hun spraak juist sterker Indisch gekleurd wordt. Meer in het algemeen: tegenover sprekers uit andere bevolkingsgroepen (Europeanen, Inlanders) volgen de Indo's een schakel-strategie en gebruiken dan de vereiste taalvariëteit uit hun repertoire. Tegen sprekers uit dezelfde bevolkingsgroep daarentegen volgen zij een meng-strategie en gebruiken dan elementen uit alle verschillende opties in hun repertoire door elkaar. In de tweede plaats kijken we naar het taalgedrag van Henk Daemen. Hij spreekt Nederlands met zijn baas, zijn Europese vrienden, zijn vrouw Mildred, zijn kantoorpersoneel onder wie Toos Hinse, en met andere Indo's als hij die thuis bezoekt. Hij en de andere Europeanen schakelen van Nederlands over op Maleis wanneer ze tegen Inlanders en Chinezen spreken, en dat zijn dan klanten, kantoor- en huisbedienden, of taxi-chauffeurs. In het algemeen vertonen de Europeanen alleen schakelgedrag: het is òf Nederlands òf Maleis. Tegen Indo's spreekt Henk dus gewoon Nederlands, zonder te mengen; wanneer zij dan Indisch-Nederlands tegen hem spreken, heeft hij daar geen enkel probleem mee. Een duidelijke uitzondering op de regel dat Europeanen geen mengtaal gebruiken, vinden we bij één van Henks kennissen, Van Dorssen, die op een avond zit te mijmeren over Brinkman en diens succes in het verkopen van wijn als obat (medicijn), met een indrukwekkend etiket op de fles, en dan denkt:
Er is in het schakelgedrag van Henk een onthullend moment, wanneer hij opzettelijk een taalgebruiksregel schendt. Vrij in het begin van de roman komt hij thuis van zijn werk; zijn Indische huisbaas zeurt hem aan z'n kop of ie nu al een ander onderkomen heeft gevonden; Henk heeft daar genoeg van en wil hem de mond snoeren; en antwoordt daarom niet in het Nederlands, maar in het Bataviaas-Maleis: ‘Belon’ (nog niet). De huisbaas is dodelijk beledigd: ‘... dat was 'm nondeju nog nooit overkomen... dat men hem als een Inlander in 't Maleisch antwoordde’ (pp. 12-13). En even later hoort Henk hem binnenshuis uitvaren over ‘te érg, ja... die totok, hij spreekt maleisch met mij...’ (p. 13). Door naar de verkeerde taal te schakelen heeft Henk zijn gesprekspartner op zijn plaats gezet, en dit wijst erop hoe schakelgedrag effectief gebruikt kan worden om sociale verhoudingen, en dan speciaal sociale ongelijkheid, tot uitdrukking te brengen en te definiëren. Als derde en laatste noteren we dat de Inlanders over het algemeen uitsluitend Maleis spreken - onderling, met Indo's en met Europeanen. Ze spreken geen Nederlands en geen Indisch-Nederlands, behalve in één geval, waar Inlandse prostituées op straat Europese mannen lokken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vanuit hun voorbijwiegelende sado's roepen deze meisjes dan vriendelijk ‘Dag’. Bij de daarop volgende onderhandelingen gaat het zo:
Dit geval van overschakelen op een andere taal, hoe gebrekkig ook, is interessant, omdat er in één klap drie vliegen geslagen worden: ten eerste is er sprake van mimicry - de Inlandse straathoeren doen zich voor als Indische meisjes, één tree hoger op de maatschappelijke ladder; ten tweede is er sprake van linguïstische accommodatie naar omhoog, naar de taal van de machtigste groep in de samenleving, de begeerde Europese man; ten derde wordt hier op straat, anders dan gebruikelijk, Nederlands gebruikt, zodat deze meisjes hier niet in het publieke domein in het Maleis dat iedereen verstaat mannen hoeven te gaan staan lokken. De verschillende taalgebruiksstrategieën die we aldus hierboven in werking kunnen zien, stellen de individuele personages in staat in deze samenleving te functioneren. Binnen de eigen groep spreken ze hun eigen taal: de Europeanen Nederlands, de Indo's Indisch-Nederlands, de Inlanders en Chinezen Maleis. In gesprek met leden van andere bevolkingsgroepen schakelt men meestal over naar het Maleis: dat spreken de Europeanen en de Inlanders tegen elkaar, evenals de Indo's en de Inlanders. De Europeanen en de Indo's spreken tegen elkaar echter ieder hun eigen taal: de Europeanen Nederlands, de Indo's Indisch-Nederlands. De Indo's passen hun taalgebruik daarbij echter wel aan in de richting van het Nederlands, de taal met het hoogste prestige. Datzelfde doen ook de Inlandse prostituées in (8), die daarmee als slecht Hollands sprekende Inlanders spiegelbeeldig tegenover de slecht Maleis sprekende Europeaan Brinkman in (1) staan. Uit de beschikbare talen en taalvariëteiten in hun repertoire kiezen de individuele taalgebruikers de bij de situatie en gesprekspartner passende optie, en ten behoeve van een effectieve communicatie schakelen ze daarbij van de ene naar de andere taal. Schakelen is de algemene regel; mengen doen in principe alleen de Indo's in hun onderling verkeer en de Europeanen alleen bij hoge uitzondering (cf. (7)). De verschillende talen en taalvariëteiten zijn in de door Kijdsmeir getekende wereld echter al evenmin gelijkwaardig als de verschillende bevolkingsgroepen. We hebben duidelijk te maken met een sterk hiërarchische koloniale maatschappij, waarin de Europeanen met hun | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederlands bovenaan staan, boven de Indo's met hun Indisch-Nederlands, waarbinnen de variëteiten L, M en Z een dalende reeks van prestige en sociale status vormen, en daaronder, op de laagste sport van de maatschappelijke ladder vinden we het Maleis. Terwijl het Maleis de algemene verkeerstaal is, is het dus ook de taal met het laagste prestige. Wanneer een Europeaan Maleis tegen iemand spreekt, levert hij daarmee doorgaans een passende bijdrage, hoe gebrekkig ook, tot effectieve communicatie; tegelijk echter kan hij daarmee ook de aangesprokene tot Inlander maken en zo effectief uitdrukking geven aan de ongelijke verhoudingen in de koloniale samenleving. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. BesluitHoe representatief zijn nu deze bevindingen? Het zijn observaties op basis van het beschikbare materiaal - directe rede der personages, commentaar van de auteur - in de roman Goena Goena. Dit is een realistische roman, spelend in het vooroorlogse Batavia, maar natuurlijk niet een wetenschappelijke beschrijving van de sociolinguïstische verhoudingen in die samenleving. We hebben te maken met een literaire weergave van die verhoudingen: als de schrijver dus eenmaal, aan het begin, het taalgebruik van een bepaald personage gekarakteriseerd heeft als ‘typisch Indisch’, dan zal hij verderop in de roman vaak niet meer een precieze transcriptie van dat taalgebruik hoeven geven en kan hij volstaan met een beperkt aantal Indische sjibbolets. De schrijver geeft ons in zijn verhaal verder ook slechts een segment van de Bataviase samenleving te zien: wat jonge Europese zakenlui, met hun vrienden, besognes, vrouwen, affaires en bedienden. Dat is interessant, omdat degenen die daar iets groots hebben verricht, zo volledig ontbreken. Maar de afwezigheid van onderwijzers, journalisten, dominees, ambtenaren, rechters, militairen, planters en aannemers aan Nederlandse zijde, en van ontwikkelde Inlanders, nationalisten, studenten, onderwijzers, dokters en politici van Indonesische zijde, geeft ongetwijfeld een vertekening van het beeld dat we krijgen van de verhoudingen op sociaal en taalgebied. Niettemin, het materiaal in Kijdsmeirs roman stelt ons in staat een begin te maken met observaties over het taalgebruik in de koloniale samenleving. Het beeld dat daaruit naar voren komt, zal echter zeker verder ontwikkeld en getoetst moeten worden aan de hand van andere bronnen uit die tijd. Het zou interessant zijn te weten of uit Kijdsmeirs andere Indische zedenromans hetzelfde beeld naar voren komt, en om dat dan weer te vergelijken met het beeld dat we krijgen uit romans en documenten van andere schrijvers uit die tijd. Ook dan echter zullen er vermoedelijk lacunes in onze kennis blijven bestaan: de roman Goena Goena geeft geen enkele informatie over bijvoorbeeld het ‘Petjo’ van Kemajoran in de jaren dertig - en waar is die wel te vinden? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met deze restricties is er echter in Kijdsmeirs roman bijzonder veel te vinden over het Indisch-Nederlands in het vooroorlogse Batavia: over de positie van deze taal in het sociale en linguïstische spectrum van die samenleving; over de sprekers en het gebruik dat ze ervan maken; over de sociale en structurele kenmerken van dit Indisch-Nederlands en de verschillende variëteiten die daarbinnen blijken te bestaan. Op grond daarvan kunnen we het Indisch-Nederlands het beste zien als onderdeel van een complex gedragsrepertoire van talige opties en taalgebruiksstrategieën, waarin ook politieke, sociaalculturele en taalstructurele factoren een rol spelen. Voor de nadere analyse van dit complex is een systematische ontginning van het materiaal dat in veel Indische bellettrie voorhanden is, dringend gewenst. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
Reinier Salverda, geboren 1948 te Arnhem. Na zijn studie Nederlandse Taalen Letterkunde aan de Vrije Universiteit te Amsterdam (1976) was hij van 1981 tot 1989 als docent Nederlands verbonden aan de Universitas Indonesia te Jakarta. Sinds 1989 is hij hoogleraar Nederlandse taal en literatuur aan University College London. |
|