omstreeks 1980 Indonesië bezoekt, het land waaraan zij goede, maar ook verwarrende en gruwelijke herinneringen bewaart. Zij bezoekt dat land, beter: zij ondergaat het, wenst het te ondergaan, zo bewust mogelijk en met een maximum aan eerlijkheid tegenover zichzelf. Willens en wetens is zij op zoek naar de confrontatie met zichzelf in relatie tot de haar vaak intens bezerende en beangstigende werkelijkheid. Een met Indonesië verbonden werkelijkheid.
‘In Indonesië raakt alles je aan’, constateert de hoofdpersoon telkens weer bij zichzelf. Zij wil zich laten aanraken, vandaar dat zij zich doorlopend probeert te ontworstelen aan de haar beschermende oordelen, vooroordelen en eenmaal ingenomen standpunten. Zij wil opnieuw leren kijken: naar Indonesië, naar zichzelf en bovenal naar de beroerdigheid in ons mensen, waar ook ter wereld. Het betekent onontkoombaar een zich kwetsbaar maken met alle pijnlijke gevolgen vandien. Zo'n gevolg is de angst die de hoofdpersoon onophoudelijk vergezelt, zowel in haar reflectie op het Indonesië van toen (de koloniale tijd, het Japanse kamp en de bersiaptijd) als in het ondergaan van het Indonesië van omstreeks 1980, in grote trekken het Indonesië van nu.
In Indonesië raakt alles je aan. Voor de hoofdpersoon in Angst op Java betreft dat zowel het verleden als het heden. Datzelfde gold voor Margaretha Ferguson. In hun verwarrende complexiteit hadden het toen en het nu voor haar alles met elkaar te maken. Soms schoven ze ineen en vielen ze samen, op andere momenten weer kregen ze een eigen belichting. Maar verleden of heden, wat hoofdzaak was, is het voor haar ook altijd gebleven: kijken, onderscheiden, zelfonderzoek en positiebepaling. In de jaren vanaf 1945 bracht het haar tot de veroordeling van het kolonialisme en het kiezen voor de Indonesiërs in hun strijd voor onafhankelijkheid; terug in het Indonesië van 1980 betekende het de confrontatie met een land waar een kleine, heersende elite zich verrijkt ten koste van de massa en de armoede van tallozen is weggeschoven achter fraaie façades; waar status, rang en stand voorgaan op talent en kwaliteit; waar kleine boeren met een aalmoes van hun land worden gejaagd en het recht wordt gekocht; waar doodseskaders hun werk kunnen doen en kritische schrijvers monddood zijn gemaakt, omdat ‘alles gezegd moet worden in de taal en de visie van het regiem’.
Dat is natuurlijk wel wat anders dan het beeld dat de gemiddelde toerist mee terugbrengt uit Indonesië. Dat van het land van licht en kleur, van schoonheid en cultuur, van betovering en bedwelming. Ook Margaretha Ferguson - ze erkende het - droeg dit beeld met zich mee. In Indonesië raakt immers alles je aan! Alleen: ze keek er door- en omheen, liet er zich niet door inpakken, probeerde integendeel zich te bevrijden van de de werkelijkheid versluierende ‘lagen van illusie’, zoals zij het formuleerde. Wat zij, terugblikkend op meer dan vijftig jaar koloniaal en post-koloniaal Indonesië, zag, was dat machtelozen werden tot machthebbers, slachtoffers tot beulen en onderdrukten tot