[Nummer 2]
Redactioneel
De Indische jaren van A. Alberts
A. Alberts was, voordat hij in 1942 door de Japanners werd geïnterneerd, gedurende enkele jaren bestuursambtenaar op Madoera, het eiland dat in enkele van zijn boeken een belangrijke plaats inneemt.
Dit nummer van Indische Letteren is geheel gewijd aan de Indische periode van A. Alberts. Het kwam tot stand op initiatief van Huub de Jonge die bovendien een belangrijk aandeel had in de samenstelling. De Jonge (1946) is als economisch antropoloog verbonden aan de Katholieke Universiteit in Nijmegen. Hij deed gedurende verschillende perioden onderzoek op Madoera. Naast zijn in 1988 als handelseditie verschenen proefschrift Handelaren en handlangers: ondernemerschap, economische ontwikkeling en islam op Madura (Dordrecht, Foris) schreef hij verschillende artikelen over de Madoerese cultuur en samenleving.
In zijn hier afgedrukte artikel ‘Het paradijs van Alberts' schetst hij de Madoerese omgeving waarin Alberts leefde en waarin zijn Indische verhalen zich afspelen. Het samen met Addy Adriaanssen met de schrijver gehouden vraaggesprek betreft behalve Alberts’ Madoerese jaren ook de in Japanse gevangenschap doorgebrachte periode. De derde bijdrage is van de hand van Liesbeth Dolk die een onlangs door haar gevonden brief van Alberts aan Rob Nieuwenhuys uit 1951 voor het voetlicht brengt.
De redactie