De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4
(1902)– [tijdschrift] Huisvriend, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |
Het Huwelijk van den Heer Van Brederode met Louise Christina van Solms in 1638,
| |
[pagina 162]
| |
medies, bals,/ courses de bague et autres Magnificences faites/ av Mariage/ de/ Monsievr de Brederode,/ et de/ Madamoyselle de Solms/. Uitgever was Theodore Maire, bij wien het ook gedrukt werd. De ons onbekende schrijver droeg het op aan ‘Madame de Brederode’. Met die opdracht, waarin hij zegt, dat andere steden zich zouden kunnen beklagen, indien zij geen deelgenoot werden ‘des pompes et des magnificences’, welke Den Haag alleen had genoten bij gelegenheid van dit huwelijk, blijkt, dat ‘un nombre infini de gens’ uit tal van plaatsen der Vereenigde Nederlanden aan de feesten had deelgenomen, van wie hij verwachtte dat zij ‘à leur retour chez eux’ rapport ervan zouden doen. Maar de feesten die plaats hadden gehad waren van zoo'n omvang geweest, ‘et en diversité et en durée, que les Estrangers s'ils ont veu l'une n'ont pas jouy de l'autre’; bovendien zouden die vreemdelingen, gesteld dat zij alles hadden medegemaakt, in hun geheugen tekortschieten om al de kleine bijzonderheden te vertellen. Daarom heeft de schrijver zich verplicht geacht ‘à recueillir de la remarque de plusieurs curieux les differentes pieces de ceste Histoire.’ Dit doel voor oogen houdende, biedt de schrijver zijn werk aan Madame aan, ‘comme au digne subjet qui l'à fait estre et qui luy doit la protection et l'abry de son nom, puis qu'elle est née à l'esclat et à la faveur de ses graces. Regardez la donc comme une chose qui est faite et par vous et pour vous: et faites en, s'il vous plait estat parce qu'elle vous apartient et vous regarde. Si la representation vous en semble moindre que ne fut la realité, ditez qu'il est vray: mais pensez aussi que pour exprimer les presences et les actions de tant de genereux Cavaliers et de Dames Illustres, il faudroit que les unes m'eussent donné leur bouche, et que les autres m'eussent presté leur main, paur les raconter et les escrire. Et puis la gentillesse et la gravité se rencontrans egalement dedans cest argument, elles me font aussi passer egalement, ce qu'il y à de moins considerable et de plus difficile. Enfin, Madame si j'abrege la matiere ce n'est que pour haster la forme, et pour vous faire veoir qu'en avançant cest ouvrage, je me vay depeschant de vous servir et de vous plaire.’ Op Donderdag 11 Februari 1638, ‘selon le style de Hollande et de France’Ga naar voetnoot1), des avonds ten 5 ure, ving de kerkelijke trouwplechtigheid (le Presche) in de Fransche kerk (de Hofkapel) aan. De voorlezer las een Hoofdstuk voor uit de brieven van Paulus, afgewisseld door het zingen van eenige Psalmen. Ten 6 ure werden de trompetten gestoken, en traden eenige edellieden den Godstempel binnen om mijnheer van Brederode doorgang te verleenen, die binnenkwam om zich te doen trouwen. De bruigom was gekleed ‘à la Françoise, d'un habit de Panne noire, Chauces, Pourpoint et Manteau en broderie de Geaiz’. Zijne beide ‘Parrains ou Paranymphes’ waren de graven van Culembourg en Willem van Nassau, gouverneur van Sluis. Tegenover den preekstoel, ‘dans le fin milieu du temple’ was een vierkant vak gereserveerd, waarin vier rijen stoelen stonden, bekleed met rood velours, en een zitplaats aan de beide einden van elk dezer rijen. De bruigom zette zich op den eersten stoel ‘au bout d'en haut du premier rang’, zeer nabij den preekstoel; zijne beide ‘Paranymphes’ namen plaats op de bank, ter zijde, ‘au bout d'enhaut desdits rangs’, en met hen de Graven van Solms, broeder van de bruid, Hendrik van Nassau, ‘dit de Nort-Holland’, Willem van Nassau, ‘dit de Phryse, et Guillaume petit Prince d'Orange (Willem II).’ De Paltzgraaf, dien men zoowel aan het Nederlandsche als aan het Engelsche Hof den Keurvorst noemt, was gezeten, bijna met het gezicht naar den bruigom, ‘joignant la chaise du Ministre’. Ook hij was gekleed ‘à la Françoise’ in zwart satijn ‘ayant les ouvertures du devant du derriere et des manches de son Pourpoint et les deux costés de ses Chauces bordées de boutons de Diamans, et le Cordon de son Chapeau aussi de Diamans; le Manteau doublé de Panne noire, ayant sur le bras au costé gauche une rose ou double croix à huit branches en broderie d'argent, sur le coeur ou centre de laquelle estoit une petite croix de soye rouge environnée d'une jarretiere bouclée en forme de Ceinture, aussi en broderie d'Argent qui est la croix de l'Estendart d'Angleterre posé sur la Rose blanche de la maison Royale, et le tout ensemble la marque de l'ordre des Roys d'Angleterre, qui est de la Jarretiere, dont le Prince susdit portoit le Taffetas ou Cordon Bleu en Escharpe passée de l'espaule gauche sous l'aixelle droite, où elle estoit nouée et rattachée par un noeud duquel pendoit une medaille de S George, Patron de l'Ordre environnée de Diamans’. Hij droeg verder zwart zijden kousen, en de kousebanden en strikken op de zwart leeren schoenen hadden ieder een diamant ‘en coeur’, maar aan het linkerbeen onder den kouseband van ‘Taffetas’ droeg hij bovendien den kouseband van ‘pierreries bouclée qui est celle de l'ordre susdit des Rois d'Angleterre’, en welke ingesteld is door Eduard den Derden ‘pour l'amour de la Jarretiere de la Royne’, of, zooals anderen zeggen, ‘de la comtesse de Salisbery la plus belle Dame de la Cour qui la laissa cheoir en dansant, et que le Roy releva, en disant, Honny soit qui mal y pense’. Na deze Heeren verscheen de Prins van Oranje, Prins Frederik Hendrik in het zwart gekleed, ‘portant au col un Chapelet de pierreries, dont pendoit une medaille ronde’. Hij leidde aan de hand de bruid, zijne schoonzuster Louise Christine van Solms, die eene robe droeg van drap d'argent, zilverlaken, de kleur welke de jonge dames van haar stand dragen indien zij huwen. Van achteren was aan haar kleed een sleep gehecht, welke door twee hofdames der prinses, Dorth en Zevenaer, werd opgehouden. ‘Elle - de Prinses, - avoit un rabbat fraisé, et sur le rond tressé de ses cheveux reliés au derriere de la teste, elle portoit une petite Couronne de perles et de pierreries estimée à cent mille Escus.’ Zij nam plaats op den tweeden stoel links, ‘et au dessous du Marié, et joignant elle s'assit la Royne de Boheme ayant son voile ouvert des deux costés de la teste rattaché au rond tressé de ses cheveux par un apretador ou serreteste et guirlande de grosses perles longues, semblables à d'autres, dont il estoit bordé depuis les espaules. Elle en avoit de rondes au col fort blanches et fort grosses, une chaine de trois rangs en Escharpe de son espaule droite à son costé gauche un peu moindres, un bouquet au defaut de la gorge qu'elle portoit à demy ouverte, des noeuds sur les manches et une ceinture qui serroit son grand voile avec sa Robe.’ Dichtbij haar nam plaats, na eenige plichtplegingen tegen de Prinses van Oranje, hare oudste dochter ‘Madame Elizabeth’. Zij was in 't zwart gekleed, ‘et ayant une guirlande de pierreries et dans le milieu du rond tressé de ses cheveux au derriere de la teste une grande Estoile ou double croix aussi de pierreries’. Naast haar zat de Prinses van Oranje, wier kapsel en robe ‘aux jointures du corps devant et derriere’ gegarneerd waren met diamanten. Op de tweede rij der stoelen, ‘et tout au haut derriere le Marié’, zat de Prins van Oranje, en ‘au dessous de lui derriere la Mariée’ zaten de beide hofdames, die haar sleep | |
[pagina 163]
| |
droegen. Dan volgde de tweede Prinses van Boheme, Madame Louise, ‘vestue de couleur, une guirlande et estoile de pierreries à ses cheveux comme sa soeur aisnée’. Naast haar zaten de gravin Douairière de Hanau en ‘Madamoiselle d'Orange’, Louise, toen 8 of 10 jaar oudGa naar voetnoot1). Op de derde rij stonden de stoelen, bestemd voor de gravinnen van Culembourg en van Nassau, de Prinsessen van Portugal, Mademoiselle van Nassau, dochter van Graaf Willem, en de zuster van den Rhijngraaf. Op de vierde rij zaten de dames De Machault, zuster van den bruigom, en Gravin van Livestein, Mademoiselle Charlotte de Hanau, Mademoiselle van Nassau, zuster van Graaf Hendrik ‘de Nort-Holland’, en op de zijbank Dame de Merode, dame d'honneur van de Prinses van Oranje en Gouvernante van hare dochter, en Prins Rupert, broeder van den Paltzgraaf, die niet ging zitten voordat hij eenigen tijd gestaan had in de nabijheid van de Prinses van Oranje. Dominee Blondel preekte, en deed daarna de kerkelijke huwelijksinzegening, welke hij liet volgen door het doen zingen van een Psalm, waarna het gezelschap op dezelfde wijze het kerkgebouw verliet, als het was binnengekomen, voorgelicht door flambouwen, en onder het steken der trompetten. De stoet begaf zich naar het Oude Hof in het NoordeindeGa naar voetnoot1), thans het Koninklijk Paleis, waartegenover de Fransche Ambassadeur woonde, die als buur ook genoodigd was, evenals de Ambassadeur van Venetië, die jong zijnde, en pas in Den Haag gekomen, zijn verlangen had te kennen gegeven gaarne zoo'n feest, ‘de telles assemblées’, te willen bijwonen. De heer Camerarius, Ambassadeur van Zweden, was niet uitgenoodigd uit hoofde van zijn hoogen leeftijd, en omdat hij zoo veraf woonde.Ga naar voetnoot2) De Fransche Ambassadeur kwam het allerlaatst in de kamer der jonggehuwden, waar men gedurende een half uur zich kon verledigen met het bezien van het fraaie tapisseriewerk van zijde, met goud en zilver opgewerkt; een zeer rijk werk van Jan Raes te Brussel, die een oud origineel van het Huis van Nassau, dat zich in die stad bevindt, tot model had genomen. In ieder vak was levensgroot uitgebeeld een der mannelijke leden van dat Huis met zijne gemalin, beiden te paard, terwijl de open gedeelten voorstellingen gaven van hun voornaamste daden, en den datum van hun dood vermeldde. Zoo zag men bij Keizer Adolph in het klein den slag van 1298, waarin hij niet alleen zijn keizerrijk verloor, maar ook zijn leven. (Slot volgt.) |
|