Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4 (1902)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.08 MB)

Scans (84.41 MB)

ebook (24.79 MB)

XML (2.41 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4

(1902)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Een leelijke vergissing.

Contrexeville is een aardig plaatsje in Frankrijk en een modeuitspanningsplaats geworden der Parijzenaars. Men vindt er overal koelte en schaduw, juist wat de bewoners van Parijs noodig hebben, in ruil voor hun warme straten. Om Contrexeville strekken zich groene bosschen uit, waarin zich aardige zigzagwegjes en kabbelende beekjes bevinden. Men heeft er een goed onderhouden casino, waar de bezoekers dansen en zich amuseeren met het bekende ‘Jockey-spel’.

Deze verschillende zaken trekken vele vreemdelingen, hen die houden van rust en kalmte in de groene bosschen, en hen die alleen uitgaan om zich te vermaken.

Onder deze laatsten werd twee of drie jaar geleden aangetroffen baron Alphonse de Vaudeville, een der meest luie en meest op vermaak gestelde jongelui uit Parijs. Hij was ongeveer 28 jaar, mogelijk iets ouder. Hij had een snor, maar deze was bizonder dun en aan de einden omgekruld. Hij droeg uitstekend gemaakte kleeren en kon er zich op beroemen een goed duivenschieter en lawntennis-speler te zijn.

Op zekeren morgen in Juli kwam hij al heel vroeg te Contrexeville aan, om er het seizoen door te brengen, maar vóór het avond was, was hij al tot over de ooren toe verliefd. Dit was evenwel niets nieuws voor hem, hij had een licht ontvlambaar hart, dat bij het geringste vonkje vuur vatte. Eén woord, één blik waren voldoende om de teedere gevoelens van baron Alphonse de Vaudeville te doen ontbranden. Hij was altijd verliefd, en ofschoon het voorwerp zijner liefde steeds een ander was, bleven zijn gevoelens voor ieder dezelfden. De laatste dame, die hij met zijn genegenheid vereerde, was altijd de beste, nog nooit had hij zoo bemind. Met de beste bedoelingen zwoer hij dan eeuwige trouw, die doorgaans niet langer dan veertien dagen duurde.

Op zijn eerste wandeling door de bosschen van Contrexeville ontmoette hij een dame, slank, jong, gratieus, in één woord - een schoonheid. Tamelijk treurig liep zij alleen in de schaduw van het bosch. Haar japon, van onbepaalde kleur, door een goede naaister gemaakt, sloot bevallig om haar heen. Hare oogen waren verrukkelijk. Arme baron Alphonse de Vaudeville! Toen zij hem op het smalle pad ontmoette, ging hij voor haar uit den weg en groette haar; zij keek eenigszins verbaasd, maar beantwoordde zijn groet met een lichte buiging van het hoofd. Dit was voldoende om den aardschen vrede van baron de Vaudeville te verstoren.

‘Wie is dat hemelsche wezen?’ dacht hij. ‘Een meisje? Neen, haar ernstige waardigheid heeft meer iets van een vrouw met eenige levenservaring. Een getrouwde vrouw? Een denkbeeld om wanhopig te worden! Zoo wreed kan het lot toch niet zijn! Misschien is zij wel weduwe; haar toilet had wel iets van halven rouw. Maar dan zal ik ook niet aarzelen! Ik zal mijzelf, mijn fortuin, of liever het restje ervan, aan haar voeten leggen. Ik zal haar trouwen!’

Nadat hij dit besluit genomen had, ging baron Alphonse de Vaudeville dadelijk uit om te informeeren naar den naam en het hotel van de dame, die bestemd was voortaan te zijn zijn deelgenoote in lief en leed.

Eerst begaf hij zich naar het casino, waar hij een vriend, monsieur Lebon ontmoette, iemand die een getrouw bezoeker was van Contrexeville en dus de rechte persoon om hem omtrent de schoone onbekende te ondervragen.

‘Natuurlijk ken ik haar,’ antwoordde hij dadelijk op de vraag van baron de Vaudeville. ‘Zij is lief, verrukkelijk, volmaakt; ik bewonder je smaak, mijn goede vriend!’

‘Hoe heet zij?’ vroeg de baron koortsachtig opgewonden.

‘Roche, Rochez of zoo iets. O, ik weet het al, de la Roche, of des Roches. Dat is al wat ik weet; zij leeft zeer stil en gaat nooit naar het casino. Men zegt dat zij weduwe is; ik heb eerst aan haar gedacht voor mijzelf, maar voor onze vriendschap zal ik mij opofferen, baron de Vaudeville.’

Alphonse begaf zich onmiddellijk naar het hotel, hem door den belangeloozen vriend aangeduid, en vroeg of er een dame logeerde, de La Roche genaamd.

‘Des Roches,’ verbeterde de eigenaar. ‘Zeker, die is hier, kamer No. 14 eerste verdieping. Wenscht ge haar te bezoeken, mijnheer?’

Neen, stellig niet, dat zou een al te snelle toenadering zijn; dus antwoordde de baron: ‘Vandaag niet, maar ik ken een mevrouw des Roches, en zou graag eens weten of het dezelfde is. Weet gij ook soms haar doopnaam?’

‘Dien kan ik u wel zeggen,’ sprak de vrouw van den hoteldirecteur glimlachend. ‘'t Is zoo'n vreemde naam, dat het mijn attentie trok. Zij heet Euphrosine.’

De baron bedankte en ging heen. Wat was hij in één middag veel wijzer geworden! Haar naam, haar hotel, ja zelfs haar doopnaam - een naam vol heerlijke poëzie.

De baron bezat een boek, een reeks van 34 minnebrieven bevattend, beginnend bij het eerste breken van het ijs tot aan de verliefde uitingen van een aangenomen minnaar toe. Er behoefden slechts enkele woorden veranderd te worden om in ieder voorkomend geval te kunnen worden gebruikt; de baron zette zich dus neer en schreef zoo netjes hij kon brief No. 1 over.

‘Mevrouw - u te zien en te beminnen, enz. enz.’

Hij voegde er nog een paar zinnen bij van eigen samenstelling, die betrekking hadden op den naam Euphrosine, welks beteekenis hij in een encyclopedie opzocht; denzelfden avond nog verzond hij zijn brief aan mevrouw Desroches, hotel Richelieu.

Den volgenden dag wandelde baron Alphonse weer op hetzelfde pad in het bosch, waar hij de bevallige dame gezien had. Hij zag haar weer, maar helaas! zij ging hem met dezelfde onverschilligheid voorbij als gisteren - zij nam nauwelijks notitie van zijn zeer diepe buiging.

‘Ik moet ineens tot No. 7 gaan,’ sprak de baron. ‘De eerste brieven zijn niet vurig genoeg.’ Hij haastte zich dus naar zijn hotel en schreef No. 7 over. ‘Aangebeden engel

[pagina 136]
[p. 136]

afgod van mijn leven, hemelsche Euphrosine, enz. enz. enz.’

Daarna begaf hij zich naar het casino om een treurigen avond door te brengen. Vele mannen zijn van nature zoo verwaand, dat zij volstrekt niet verbaasd zijn als men notitie van hen neemt; dit was ook het geval met baron Alphonse, die het als de natuurlijkste zaak ter wereld beschouwde, dat vrouwen, zelfs de leelijksten, op hem verliefd werden. Dezen avond vooral wijdde een door de natuur slecht bedeelde vrouw al haar attentie aan hem. Zij was eigenlijk bepaald leelijk, had een kort figuur, kleine rattenoogen, valsch haar en een beenigen hals. Zij was minstens acht en veertig. Deze dame vervolgde onzen vriend den baron van kamer tot kamer, van het salon tot de leeszaal; zij was als een nachtmerrie, hij kon niet van haar afkomen.

‘Ik kan mij best voorstellen, dat ik bewonderd word,’ dacht de baron, ‘maar door deze dame is het heusch geen compliment.’

Ten laatste verliet hij het casino en begaf zich naar het hotel. O, wat vreugde, op de toilettafel stond een doosje met eenige vergeet-mij-nietjes, een stukje lint en een briefje met een paar aanmoedigende woorden van de schoone onbekende.

‘Wees op uw hoede en voorzichtig,’ schreef zij, ‘groote omzichtìgheid is noodzakelijk. Eens zal ik u wel zeggen waarom. Als de wetenschap, dat ge bemind wordt, u gelukkig kan maken, wees dan gelukkig, mijn vriend!’

Dit kostbaar briefje was geteekend met een enkele ‘E’. Baron de Vaudeville was erg in zijn nopjes; hij kuste de vergeet-mij-nietjes, gaf het lint een plaatsje op zijn hart, en hij zette zich dadelijk neer om zijn aangebedene brief No. 8 te schrijven.

Toen hij den volgenden dag de dame in het bosch ontmoette, wendde hij een koelheid voor, die hij niet voelde, en zij, zeer voorzichtig, sloeg nauwelijks de oogen op om zijn groet te beantwoorden. Maar 's avonds kwam er een tweede doos bloemen met een briefje, waarin een haarlok gesloten was.

‘Wat kan een mensch zich toch vergissen,’ dacht hij bij zichzelf. ‘Ik meende dat heur haar veel lichter van kleur was; maar wat komt dat er ook op aan?’ Hij liep naar den goudsmid en kocht een medaillon, waarin hij de kostbare relequie een plaatsje gaf.

Zoo gingen de zaken veertien dagen voort; baron Alphonse was nu aan brief No. 23 genaderd, die zeer hartstochtelijk was.

In antwoord op zijn brieven had hij veel bloemen, oude handschoenen, zakdoeken en lokjes haar ontvangen. Toch, wanneer hij de dame ontmoette, was zij zoo koel als ooit, en gedurende al dien tijd, als hij in het casino verscheen, werd hij nog steeds achtervolgd door de leelijke dame.

Spoedig voelde de baron dat het nu tot een beslissing moest komen; de tijd ging voorbij, het seizoen liep ten einde en weldra zouden de verschillende bezoekers er aan denken, Contrexeville te verlaten. Baron Alphonse besloot dus nog één brief te schrijven, den laatste van zijn serie, waarin hij zijn huwelijksplannen uiteenzette en om een definitief antwoord vroeg. Zenuwachtig zat hij in zijn kamer op antwoord te wachten, toen er aan zijn deur geklopt werd.

‘Zou het dit al kunnen zijn?’ mompelde hij opgewonden, en riep: ‘Binnen!’

Een groote, dikke man trad met een vaderlijk air binnen. De baron meende hem meermalen ontmoet te hebben, maar hij wist niet waar.

‘Mijnheer,’ sprak de bezoeker, ‘neem mij niet kwalijk, maar ik wind niet graag doekjes om de dingen en ga dus maar recht op het doel af.’

‘Neem ook mij niet kwalijk,’ sprak de baron, ‘maar tot wien heb ik de eer te spreken?’

‘O!’ sprak de bezoeker. ‘Ik vergat mijzelf voor te stellen. Mijn naam is Desroches, Léon Desroches, koopman uit Bordeaux.’

De baron verbleekte. Desroches? Dus was er toch een echtgenoot! De zaken begonnen er leelijk uit te zien. De baron was een braaf man en hij had er nu werkelijk spijt van, dat hij die heele serie hartstochtelijke brieven verzonden had.

‘Waarde heer,’ ging de bezoeker voort, ‘laat ik u de zaak uitleggen. Het schijnt dat ge mijn vrouw liefhebt.’

‘Mijnheer,’ stamelde de baron, ‘geloof me...’

‘Laat mij voortgaan,’ viel de ander in de rede. ‘Ik ben niet boos, zooals velen in mijn plaats zouden zijn. Integendeel, ik ben er blij om, en ik geloof dat we een kleine schikking kunnen maken, waarmee alle partijen genoegen zullen nemen. Het is een buitenkansje, waarop ik niet gerekend had. Ge bemint Euphrosine, ge hebt wel een vreemden smaak. Ten eerste is zij leelijk, vreeselijk leelijk. Vervolgens haar karakter. O, ik ben niet tevergeefs 26 jaar met haar getrouwd geweest. Maar dat is alles uw zaak, en ik wensch aan uw opinie niets te veranderen, als ge Euphrosine liefhebt. Onlangs vond ik een pakje met uw brieven, bij elkaar gebonden met een lintje. Ik las ze; ik kon een schaterlach niet weerhouden. Deze brieven zijn goed geschreven, uitstekend zelfs, maar met uw poëtische natuur vergelijkt ge Euphrosine met een lelie, die door een sefier gebogen wordt. Ha, ha, er zou zelfs een zeer sterke bries voor noodig zijn om Euphrosine te buigen. Maar het is een lieve gedachte, en ik herhaal, het komt van uw poëtische natuur.

‘Toen, in uw brief van gisteren, zegt ge dat ge haar, mijn vrouw, wenscht te trouwen. Wij zullen dat zaakje in orde trachten te brengen. Wij zullen allen naar Bordeaux gaan, en dan kunt ge haar krijgen, ik wil zelfs de onkosten van het scheidingsproces betalen. Ik kan niet zeggen hoe dankbaar ik u ben, dat ge mij dezen dienst wilt bewijzen. Dus ik geef u Euphrosine en wij blijven goede vrienden. Dit is mijn voorstel, hoe bevalt het u?’

‘Kunt ge mij ook zeggen,’ stamelde de baron met bevende stem, ‘of er in Contrexeville nog een andere dame is, die denzelfden naam draagt als u?’

‘Neen, niet geheel dezelfde,’ antwoordde mijnheer Desroches, ‘maar in het hotel naast het onze was een lieve, bevallige dame, een jonge weduwe, mevrouw de la Roche, zij ging gisteren heen. Ja, die was lief, maar Euphrosine! Enfin, smaken verschillen.’

‘Mijnheer,’ sprak de baron met waardigheid, ‘ik wil over uw voorstel nadenken. Binnen twee dagen zal ik u mijn antwoord meedeelen. Spreek er voor 't oogenblik geen woord met uw vrouw over.’

‘Daar geef ik u mijn woord op,’ sprak de uitstekende mijnheer Desroches en vertrok glimlachend; maar baron Alphonse de Vaudeville kon niet lachen - hij was gewoon wanhopig.

‘Ik begrijp de zaak,’ sprak hij bij zichzelf, ‘ik vergiste mij in het hotel.’

Hoe vreeselijk! Hij had het lint gekust van dat mensch, en droeg nog een harer haarlokken op zijn hart. Hij haalde ze te voorschijn en verbrandde ze; denzelfden avond nog nam hij den trein naar Parijs en de heer en mevrouw Desroches wachtten tevergeefs op hem.

Nooit meer zouden de bosschen van Contrexeville baron Alphonse de Vaudeville in gepeins langs hun zigzagpaden zien dwalen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken