geen ‘woeste nihilisten’ zijn, maar goede, beschaafde en zeer ontwikkelde lieden.
In Ulbinsk bijvoorbeeld leerde hij een dokter kennen, een zeer verstandig man, die, ofschoon slechts 43 jaar oud, geheel gebroken was en zich slechts met moeite, op een stok geleund, kon voortbewegen. De man had de laatste tien jaar van zijn leven gedeeltelijk in de gevangenis, gedeeltelijk in Siberië doorgebracht, zonder ook maar in 't minst strafwaardig gehandeld te hebben, alleen omdat hij der politie ‘verdacht’ voorkwam.
De administratief verbannenen zijn saamgesteld uit alle klassen der maatschappij. In Ustj-Kamenogorok vond Kennan onder hen een boerenschoenmaker, een prinses, een aantal dokters, apothekers, schrijvers, studenten en grondbezitters. Ook verhaalt Kennan een kenschetsend geval, hoe lieden uit den eersten stand zonder gegronde reden naar Siberië verbannen werden.
Een zeeofficier, zoon van een Russischen admiraal, had zijn militaire loopbaan opgegeven en was redacteur geworden van een bekend Russisch maandblad. Na een pleizierreisje in het buitenland werd hij bij zijn terugkeer op de grens gevangengenomen, zonder dat zijn familie er iets van wist. Op geheimzinnige wijze was hij plotseling verdwenen. Eerst na verloop van maanden vernam zijn vrouw, dat hij langs administratieven weg naar Siberië was verbannen. En de aanleiding tot dezen maatregel, die een heele familie in het ongeluk stortte? De man had met een in het buitenland wonenden revolutionairen collega eenige brieven over zaken gewisseld, die geen woord politiek bevatten.
In vele gevallen hebben deze personen, die zonder vorm van proces naar Siberië verbannen worden, niet zooveel te lijden als de werkelijke of vermeende misdadigers, die door een rechtbank tot dwangarbeid veroordeeld zijn. Zoodra zij de door de regeering aangewezen woonplaats bereikt hebben, zijn zij in zeker opzicht hun eigen baas, mogen zelf voor hun levensonderhoud zorgen en hun levenswijze zelf inrichten, maar alles onder toezicht en met toestemming der politie van hun woonplaats. Daar dus hun lot in handen is van een ondergeschikten, meest onbeschaafden en kwaadwilligen beambte, die, daar hij veel macht bezit, met hen doen kan wat hij wil, en door willekeurige uitlegging der toch reeds bizonder strenge voorschriften in staat is, hen nog van hun weinigje vrijheid en rechten te berooven, zoo is het licht te begrijpen, dat voor de administratief veroordeelden het leven ondraaglijk is. Wee hem evenwel, die zich durft verzetten, en dubbel wee dengene, die het ook maar beproeft door de vlucht aan zijn ondraaglijk lot een einde te maken. Zoodra de weersgesteldheid zachter wordt, denken velen aan vluchten. Soms gelukt het hen ook; de meesten der vluchtelingen worden evenwel weer gevangen; voor hun inlevering heeft de Staat vijf roebel voor een levenden en drie roebel voor een dooden vluchteling gesteld, maar dikwijls ook komen zij, door honger en nood gedreven, uit zichzelf terug. Dezen ongelukkigen evenwel wacht de vreeselijkste toekomst: dwangarbeid. Van nu af aan behoort hij tot de groote misdadigers en wordt, evenals alle tot dwangarbeid veroordeelden, in boeien gesmeed, die dikwijls gedurende zijn geheele leven niet meer van zijn voeten komen. Wie een tweeden keer beproeft te ontsnappen, wordt behalve de ketenen aan zijn beenen nog aan een kar vastgesmeed, die tachtig pond weegt en met een langen ketting aan de voeten verbonden is. Deze kar moet de ongelukkige, waarheen hij ook gaat, meeslepen; zelfs 's nachts wordt hij er niet van bevrijd.
Zoo is menig administratief banneling in zeer korten tijd de levensgezel geworden van de ruwste en zwaarste misdadigers. Evenals dezen, bewoont hij de ellendige gevangenisholen, waar drie- of viermaal meer menschen bij elkaar gezet worden dan de ruimte bevatten kan, en evenals zij, komt hij om van vuil, ellende, ziekte en ontberingen. Met moordenaars en dieven te zamen, moet hij in de mijnen of bij het aanleggen van wegen helpen, steenen slepen en sneeuw wegvegen. Wee hem, als hij weigert te werken, want daarvoor heeft vadertje's (de Czaar) regeering een afdoend middel - den knoet. Wie niet werken wil kan het laten, maar hij wordt dagelijks zoolang afgerost tot hij het beter oordeelt maar weer aan 't werk te gaan.
Is deze behandeling voor bedrijvers van groote misdaden reeds zeer hard en geheel in tegenspraak met onze westersche begrippen van humaniteit, een rilling gaat ons door de leden als wij bedenken, dat het geduld moet worden door menschen van beschaving en ontwikkeling, die onschuldig, meestal door belachelijke verdachtmaking, tot deze ellende zijn geraakt, en vol vertwijfeling vraagt men zich af hoe zulke toestanden in onzen tijd van verlichting en beschaving nog bestaanbaar zijn? Maar - Rusland is zoo groot - en vadertje zoo ver weg.