Jan Szczepanik's schot- en steekvrij pantser.
De lange reeks van aanslagen op vorsten en republikeinsche Staats-opperhoofden vormt een der treurigste en verschrikkelijkste hoofdstukken uit de geschiedenis van onzen tijd. Aan allerlei goede voorzorgsmaatregelen om die aanslagen te voorkomen ontbreekt het zeker niet, maar tegen de sluwheid van enkele fanatieke personen, die bereid zijn hun leven op te offeren, blijken ze nutteloos te zijn.
Alle proeven om de bedreigden, ten minste op korten afstand, door schot- en steekvrije pantsers te beschutten, leverden tot nu toe nog geen bevredigende resultaten. Het ‘pantser’ van den energieken Poolschen uitvinder Jan Szczepanik lost het vraagstuk in zoover op, dat de door zijn pantser beschutte lichaamsdeelen der aangevallenen tegen verwonding door schot of steek gevrijwaard zijn.
Het is evenwel niet uit metaal, maar uit zijde gemaakt. Op ons plaatje kan men zien, dat het op een aan den voorkant gesloten, van het middel tot den hals reikend vest zonder mouwen gelijkt. De borstkant bestaat uit een enkele laag van het weefsel, dat ongeveer de dikte van een winterjas heeft; de rugkant ziet er juist uit als die van elk ander vest. Het pantser wordt aan één kant met haken en oogen gesloten; nauwelijks 1 ½ K.G. zwaar, is het zoo dun en licht, dat het zonder bezwaar en zonder dat het in 't oog loopt, onder de gewone kleeding gedragen kan worden. Het gladde, hoog-gele weefsel bestaat uit ongeverfde zijde; zijn weerstandsvermogen tegen schot en steek berust op de door de eigenaardige samenstelling der draden verkregen elasticiteit en cohesie.
De met sterken druk tegen de met een pantser bekleede borst van een man aangeduwden steek met een scherpen dolk of puntig geslepen vijl (waarmede destijds Luccheni keizerin Elisabeth aanviel) stuit machteloos, en zonder het minste teeken achter te laten. op het weefsel af. Een werkelijken aanvaller zou het na den eersten natuurlijk vergeefschen stoot aan tijd ontbreken om nog een tweeden te doen.
Nog minder aangenaam dan de steekproeven moet het zijn, schietproeven te zien nemen op een levend mensch, wanneer deze, ook met de zekerheid van onkwetsbaar te zijn, lachend en zonder met de oogen te knippen, zijn door het wonderlijke zijden weefsel beschutte borst keert naar het onder andere omstandigheden doodende schot. Trots zijn vertrouwen op het pantser, is het voor den schutter altijd een onbehaaglijk iets met een 7 millimeter revolver, welks projectiel op gelijken afstand een sterke plank doorboort, op armslengte op een levend wezen te vuren. De schoten zijn zonder uitzondering treffers, maar zij blijven volkomen zonder uitwerking. De kogels stuiten op het pantser af als hagelkorrels tegen een ijzeren harnas en vallen met stompe punten op den grond. De plaatsen, die zij geraakt hebben, zijn zichtbaar door kleine, grauwe vlekken.
Zooals licht te begrijpen is, is er naar het Szczepanik-pantser, niettegenstaande zijn hoogen prijs, veel navraag en een heele reeks hooggeplaatste personen heeft er zich reeds van voorzien. Een bizonder voorzichtig heer draagt behalve een borst- ook een rugpantser. Het bericht van de uitvinding en het in den handel brengen van een werkelijk schot- en steekvrij pantser zal, zooals te hopen is, in de toekomst vele aanvallers van de uitvoering van een directen aanval doen afzien, en dat zou reeds veel gewonnen zijn.
De eerst 27-jarige Szczepanik heeft zich van Poolsch dorpsonderwijzer opgewerkt tot een van de beroemdste uitvinders onzer dagen, voornamelijk op het gebied der weefkunst. Onder den naam Société des inventions Jan Szczepanik heeft zich een maatschappij gevormd, met het doel zijn 55 uitvindingen te exploiteeren; dezen zijn van verschillenden aard, maar voornamelijk de uitvinding van zijn driekleuren weefstoel, waardoor het mogelijk wordt slechts met drie kleuren alle natuurlijke kleurschakeeringen weer te geven, hebben hem een wereldvermaardheid gegeven.
Zijn studiën over de proefnemingen met het weven brachten hem er toe, een draadverbinding van buitengewone taaiheid en weerstandsvermogen samen te stellen. Door deze eigenschappen van het weefsel steeds te verbeteren, slaagde hij er in, zonder er direct naar gestreefd te hebben, het ‘pantser’ uit te vinden, waarvoor niet vulcaan, maar - de zijdeworm de teedere grond stof levert.