zoo? Naar hij zegt, om mij veel te doen uitgaan en mooie kleeren te geven en een mooi huis en mooie meubels. Wat heb ik daaraan. Uitgaan! Alleen of met kennissen! En dan zie ik vrouwen die zich amuseeren omdat haar mannen bij haar zijn en zich ook amuseeren; en ik zelf, ik zie veel en ik hoor veel, maar amuseeren doe ik mij nooit. En wat heb ik aan een mooi huis en mooie meubels! Als ik alleen ben! En veel bezoek komt er ook niet, want men zegt: je man is zoo ongezellig, als er iemand komt gaat hij schrijven en werken, of hij is uit naar een vergadering. Voor zijn pleizier gaat hij nooit uit. Altijd maar voor zaken!
En toch is hij zoo goed! Wat ik wil hebben krijg ik en nog veel meer. Ja, soms zegt hij: Ik wilde, dat je me wat meer vroeg, wat kostbaars, wat rijks, op de kosten zie ik niet. Maar wat zou ik willen? Ja, één ding, dat hij meer gezellig was, meer bij mij, dat hij de gezelligheid van zijn huis meer genoot. En dat heb ik hem wel duizendmaal gevraagd, maar dan was het: ‘zeur niet, vrouw, ik moet noodzakelijk weg, men wacht mij.’ En de schuld ligt niet bij mij. Want alles heb ik gedaan om hem zijn huis zoo gezellig mogelijk te maken.
Maar hij is president hiervan, secretaris daarvan, lid van die commissie en adviseur van een andere. Hij zegt mij meermalen: ‘vrouw, ik wil nuttig zijn in de maatschappij,’ en met al die vereenigingen en comité's is hij tegenwoordig een man van gewicht. Als ik eens met hem wandel, dan groet iedereen hem eerbiedig en ik zie afgunstige blikken van andere vrouwen op mij gevestigd, op mij, wie het geluk te beurt viel zoo'n algemeen gerespecteerd man haar echtgenoot te kunnen noemen. Maar wat geef ik er om! Met al zijn kunde en bekwaamheden bemerkt hij niet dat zijn vrouw een eenzaam leven leidt.
(uit de andere kamer).
Marie!
(als voren).
Is er iets met mijn schrijftafel gebeurd?
(als voren).
De eene poot is geheel en al los en het ding wankelt verschrikkelijk. Ik kan zoo niet werken.
(voor zich).
Oh, Goddank!
(Luid.)
Schei er dan uit!
(komt binnen).
Stuur je morgen eens om den meubelmaker?
(proeft zijn thee).
Maar Marie, die thee is ijskoud!
Geen wonder, als jij ze maar laat staan. Ze blijft toch vanzelf niet warm, is 't wel? Als je daareven nu een oogenblikje hier was gekomen en niet zoo haastig weer was weggeloopen, dan hadt je warme thee gedronken en was het voor mij gezelliger geweest. 'k Zal er nu nog wat warme bij doen.
(Zij schenkt er wat bij.)
Ja maar, Marie, ik heb heusch geen tijd. Ik ben aan iets bezig dat noodzakelijk af moet.
Och, dat interesseert je immers toch niet.
Dat beweer je altijd, maar hoe kom je daar toch aan? Waarom zouden jou zaken mij niet interesseeren?
Omdat het meest alle dingen zijn waarvan vrouwen geen verstand hebben. Of wilde je jezelf ook met politiek gaan bemoeien?
Aha! Dus het is een politieke aangelegenheid. Je bent toch niet van plan jezelf nu nog met politiek ook af te gaan geven?
En als dat nu eens zoo was?
Dan zou ik zeggen: ‘Johan, ik heb altijd tegen je opgezien omdat je zoo knap bent, maar nu kom ik tot de conclusie dat je dom bent.’
En dus moet ik mijn politieke aspiraties maar aan den kapstok hangen en tegen mijn politieke vrienden zeggen: ‘Mijn vrouw zegt dat ik dom ben als ik aan politiek ga doen, dus.... ik schei er uit.’
(Lachend.)
Maar vrouwtje, wees toch wijzer en bemoei je daar niet mee.
Ik heb altijd gehoord dat politiek en eerlijkheid niet kunnen samengaan.
Kletspraat. Al doe je nog zoo je best, dat is een terrein dat voor jullui vrouwen niet geschikt is. Naderhand, als je kunt zeggen, over een poosje: ‘mijn man, het lid van den raad,’ dan mag je met je collega's echtgenooten van raadsleden politiek drijven.
Je wilt dus lid van den gemeenteraad worden?
Och, ik wil eigenlijk niet, 'k heb 't toch druk genoeg...
Ach ja, dat zijn weer van die finesses, die je niet begrijpt. Als de kiezers het nu willen...?
Maar wat heeft dat nu uit te staan met je werk, dat noodzakelijk nog af moet?
Je begrijpt, dat ik als aanstaand lid van den raad mijne meening heb over verschillende zaken. Mijn kiezers zijn daar nieuwsgierig naar, en om hun mijn meening kenbaar te maken zal ik een brochure schrijven en uitgeven. De tijd dringt, dus moet ik mij haasten om nog tijdig mijne gevoelens aan de opinie der kiezers te onderwerpen.
Maar ik dacht, dat de kiezers je per sé wilden hebben. Dan behoeft je toch geen moeite te doen om hun goedkeuring voor je wijze van denken te vragen?
Nu ja, ik moet toch een zeker program ontwikkelen. Ze moeten toch weten dat ze iemand stemmen, die 't met hen eens is!
Hoor eens, ik vind het tegenstrijdig dat jij alleen lid van den raad wilt worden omdat de kiezers het willen, en dat je aan den anderen kant jezelf alle moeite geeft om de kiezers over te halen op jou te stemmen. Of heeft de politiek je nu je eerste leugen doen begaan?
Vrouwtje, je hebt... eigenlijk gelijk, maar je hebt van die dingen geen verstand. Ik zal mijn schrijfgereedschap maar hier halen en hier verder werken. Zal je dan niet te veel praten? 'k Heb heusch te weinig tijd
(af)
.
Gezellig! Als stommetje hier te zitten, terwijl hij schrijft. Enfin, een ding is gewonnen. We zitten tenminste nu bij elkaar. En de eerste dagen wordt de poot van zijn schrijftafel nog niet gemaakt.
(komt binnen met schrijfgereedschap en plaatst het op een tafeltje rechts).
Ziezoo, nu kan ik nog een paar uurtjes rustig werken. Heb je nog een kopje thee voor me, Marie?
(schenkt zwijgend een kopje in en zet dat bij hem).
Waar was ik ook weer gebleven? Oh juist: alleen door beschaving is de lagere klasse uit de kroegen te houden... Vindt je dat ook niet, Marie?
Op je bevel. Het hindert immers als ik spreek.
(staat op).
Komaan, is mijn vrouwtje boos?
(geeft haar een kus)
. Je mag me wel antwoord geven.
Och neen, boos ben ik niet. Maar verdrietig. Verdrietig, dat je me steeds buiten je werk houdt, dat ik niet weet wat je denkt of doet.
Maar Marie, zou je jezelf nu wezenlijk voor alle sociale toestanden kunnen interesseeren?
Ja, ik ben dom, dat weet ik, maar waarom probeer je dan niet mij wijzer te maken! Of is dat zoo'n onbegonnen werk? Je hebt het nooit geprobeerd.
Omdat het geen zaken zijn waar een vrouw zich in verdiepen moet. Een vrouw moet zijn bij haar keuken, bij haar kelder, bij haar huishouden.
En moet dus de huishoudster van den man zijn?
In de eerste plaats. En vervolgens maakt ze het zichzelf en haar man zoo aangenaam mogelijk en toont geen zuur gezicht als hij thuiskomt.
Dus als de vrouw maar voor de materieele belangen zorgt, zal de man dat wel doen voor de moreele. Zou