die niet alleen het plan ontwierp, maar ook voor de verschaffing der middelen zorgde - een reuzenwerk, wanneer men in aanmerking neemt, dat het Noordsche Museum geen
klokketoren uit de 47de eeuw.
kapitaal bezit en de bouwkosten door rijke begunstigers, loterijen enz. verschaft moeten worden.
Doch, niet voldaan met den bouw van dit museum, waarvan reeds in 1888 de eerste steen gelegd werd en waar reeds de geheele arbeidskracht van een man voor gevergd wordt, nam Dr. Hazelius nog het initiatief tot het werk dat zulk een schitterend succès had: het openlucht-museum of ‘Skansen’ - schans, zooals het genoemd werd naar de plek, waarop het verrees.
‘Skansen’, aan den zoom van de diergaarde gelegen, verplaatst ons in een omgeving, die eigenaardig aandoet. Bij het binnentreden reeds wordt het oog geboeid door een kamp van Laplanders met echte Laplandsche bewoners, in al hun eigenaardige verrichtingen. Binnen een omheining, in welker midden zich, uit groote blokken saamgesteld, een klein gebergte verheft en gelegenheid tot klauter-oefeningen is, weidt een kudde rendieren. Het tooneel voert ons in een gebied van noordelijk Zweden, waar weinig menschen wonen en waar nog ten huidigen dage de nomaden van Europa, hier en daar door de zich uitbreidende kolonisatie in het nauw gebracht, hun zwervend leven leiden. De Laplandsche hond voor de tent slaat luid aan; het nauwlettend oppassen zit hem in het bloed, want in zijn geboorteland worden de rendieren door menigvuldige vijanden bedreigd, van welke de wolf wel de ergste is, die door zijn onhoorbaar naderen menige kudde aanvalt en daardoor de bezitters tot den bedelstaf brengt.
Niet ver van het Laplander kamp staat een eigendomlijke oude klokketoren, zooals men die hier en daar nog in Zweden aantreft. De 22 Meter hooge houten toren, met zijn koepelvormig, in een lange spits uitloopend dak, levert een schilderachtigen aanblik op en is getrouw naar het origineel weergegeven. Nabootsingen komen trouwens zelden voor, en alles is zooveel mogelijk echt. Dit laatste is ook het geval met een anderen klokketoren en de interessante boerenhuizen - karakteristieke gebouwen uit verschillende deelen van Zweden - de eigenaardige voorraadschuren, kolenhutten, sennehutten, en het ontelbare aantal voorwerpen, die in hun uitgebreidheid er toe bijdragen om het openlucht-museum een groote bekoorlijkheid te verleenen. Hier ziet men mijlsteenen uit de 17de eeuw, daar een schavot, op een andere plaats weer voorwerpen die aan heidensche Laplandsche gebruiken herinneren.
Op een beek drijft een dier lichte maar stevige booten, waarmee men op de snelstroomende rivieren in noordelijk Zweden vaart; op andere plaatsen liggen reusachtige ertsblokken, - om kort te gaan, waar de toeschouwer ook heenkijkt, overal wordt zijn fantasie opgewekt.
Maar nog meer is dit laatste het geval, wanneer men de gebouwen binnentreedt, en in 't bizonder de boerenhuizen, waar in de meeste de oorspronkelijke inrichting nog aanwezig is.
Dikwijls kwamen de vroegere bezitters, van wie men het gebouw en den inboedel kocht, naar Stockholm, om er voor te zorgen dat alles op zijn oude plaats kwam te staan. Wij zien hier al het merkwaardige huisraad, zooals het in de oude Zweedsche boerenwoningen in gebruik was, de groote drinkglazen, de bontgeverfde koffers, waarin de jonge boerin haar uitzet bewaart, de kleurige weefsels, meubelen en huisraad, alles zoo volledig mogelijk, zoodat het inwendige van een dezer gebouwen reeds een klein museum op zichzelf vormt.
Zeer interessant is ook een boerenhuis, dat het eigendom was van een rijken boer, Hindensson en diens vrouw Maria van Gent (zou het een Hollandsche zijn?) en waarvan wij op een onzer afbeeldingen de inrichting zien.
De g bouwen liggen natuurlijk niet dicht bij elkaar, maar zijn over het uitgestrekte land verdeeld; meestal is de omgeving in denzelfden stijl gestoffeerd, zoodat het geheel een zeer harmonischen indruk maakt.
De t rijke diergroepen vormen een rijke afwisseling met de gebouwen, want daar het openlucht-museum een volledig overzicht geeft over het Scandinavische volksleven, zoo is de dierenwereld ook niet vergeten.
Deze zoölogische afdeeling is reeds van veel belang, en ook hierbij moet men weer het verstand bewonderen, waarmee alles is ingericht.
Maar hiermee is nog niet alles opgenoemd. Een schaar in nationaal kostuum gekleede vrouwen uit Dalekarlië, uit onderscheiden kerspelen afkomstig en in wier kleederdracht slechts een gering verschil is, voert op de speelplaatsen haar nationale dansen en ringspelen uit, die altijd de toejuichingen der toeschouwers inoogsten.
Over het algemeen schenkt men aan de nationale dansen veel attentie, wat blijkt uit het feit, dat zij tegenwoordig ook in de salons gedanst worden, en vele vereenigingen het zich tot taak hebben gesteld ze grondig te leeren. Nergens
kamer uit een boerenhuis 17de eeuw.