De sprinkhanen in Algerië.
Met illustratiën.
Al bezit een mensch ook nog zulk een sterke verbeeldingskracht, dan is het hem toch niet mogelijk zich een juiste voorstelling te maken van de verwoestingen, die sprinkhanen
de sprinkhanen in algerië.
kunnen aanrichten. De verhalen der historieschrijvers kunnen alleen overdreven toeschijnen aan hen, die de geteisterde streken niet bezocht hebben en dus de plaag van Egypte niet in al haar uitgebreidheid hebben aanschouwd.
Om zich een juiste voorstelling te kunnen maken van den vreeselijken toestand, moet men gedurende lange en lange uren persoonlijk hebben deelgenomen aan den strijd; men moet die levende wolken hebben zien opgaan en zich aan den gezichtseinder zien verliezen, niets anders achterlatende dan kale velden, leege halmen en doode twijgen. Met een diep beklemd gemoed, zegt de schrijver, heb ik deze vreeselijke dingen meegemaakt; ik herinner me nog mijn ontsteltenis, toen ik voor den eersten keer trapte in de rottende en kleverige massa, ontstaan door een opeenzameling van verdelgde dieren.
De oude Egyptenaren, wien door deze invallen schrik werd aangejaagd, trachtten op het lichaam van het insect een teeken te zien van een goddelijk vonnis.
De vlekken, die zich op de vleugels vertoonen, met Hebreeuwsche letters vergelijkend, zijn zij geëindigd met een heelen zin samen te stellen - Saaph el - wat wilde zeggen: Toorn van God.
Cromer, in zijn Poolsche geschiedenis, beschouwde de sprinkhanen als een voorteeken van een inval van de Tartaren.
Iemand, die in 1690 ooggetuige was van
het zoeken en verdelgen van eieren.
het vernielingswerk van deze insecten, schreef het volgende aan den abt de Saint-Ursans:
‘Deze beesten hebben zich in zulk een mate over Polen en Lithuanië verspreid, dat de zon er door verduisterd en de aarde als door een zwart laken bedekt is.’
Eenige jaren later hebben deze niet te verzadigen zwermen tot bondgenooten gediend aan Peter den Groote, toen deze vorst de legers van Karel XII van Zweden terugdrong.
Maar Rusland heeft niet alleen te lijden gehad van deze knaagdieren. Spanje lijdt er jaarlijks groote verliezen door; meer dan eens heeft Provence een verwoesten oogst gehad; Corsica, Italië en Griekenland zijn niet gespaard gebleven en iedereen weet welke reusachtige verwoestingen deze plaag soms in Algerië aanricht.
Palestina, Persië, Mésopotanië, werden dikwijls aan hun genade overgeleverd, en men schat de schade, door deze dieren van 1874 tot 1877 in de Amerikaansche staten ten westen van Mississippi, in Californië en Mexico aangericht, op bijna een milliard francs.
De Amerikaansche en Russische natuuronderzoekers hebben geconstateerd, dat deze invallen van sprinkhanen inplaats van uit ver verwijderde streken te komen, wel degelijk ontstaan in de nabijheid der geteisterde streken zelven.
Een nauwkeurig onderzoek, in Algerië ingesteld, heeft aan het licht gebracht, dat de verblijfplaats van de Algerijnsche sprinkhanen te vinden is op de dorre en kale bergen, die aan de Tell liggen.
Wanneer deze streken overstroomen, verspreiden zich heele zwermen van deze dieren over het naburige land en bedreigen de geheele streek.
In reusachtige zwermen trekken zij uit als ware legerkorpsen om den oogst te verwoesten. Laat ons hun handelingen eens nagaan.
Wij bevinden ons in de maand April in Algerië. De zon begint het astrdrijk te verwarmen; plotseling, als door tooverslag, ontstaat er in de schaduw der mastikboomen en palmen een eigenaardige gisting. De grond beeft en wordt onvruchtbaar, van onder af als 't ware doorploegd door legioenen van knaagdieren. Ontelbare witte lichaampjes, gelijkende op rijstkorrels, verschijnen aan de oppervlakte. Het is het uitkomen der eieren, die het vorige jaar door de vrouwtjes in de droge aarde geplant zijn. Het zijn de larven. Na verloop van enkele uren worden die afschuwelijke dingen bruin en op iederen vierkanten meter krioelen honderdduizenden van deze beestjes. Nog niet van vleugels voorzien, begeven zij zich op weg naar vruchtbaarder streken. Zonder aanvoerders vormen zij als 't ware een gedisciplineerd leger, dat zich al huppelend voortbeweegt. Hun bataillons, die een lengte beslaan van eenige mijlen, bestaan uit één zwarte massa, een aaneengeschakelde keten, die zelfs spoortreinen belet voort te gaan. Iederen dag in grootte, sterkte en vlugheid toenemend, verdubbelen zij hun snelheid, en in de maand Mei leggen zij al meer dan een kilometer per dag af. 't Is werkelijk interessant hun verrichtingen na te gaan. Zoodra zij een veld ontdekken met koren, gerst, rogge of haver, zetten zij er zich op neer om hun strooptocht te beginnen, en 't is verwonderlijk te zien, hoe snel zij langs de aren klimmen. Als uitgehongerd vallen zij er op aan, soms vijf of zes sprinkhanen tegelijk op één halm, die natuurlijk onder hun gewicht buigt. Zij geneeren zich