hechtte hieraan weinig gewicht, want zij en Mylady waren nooit vriendinnen geweest, maar Mary-Rose had zich vroeger altijd naar de luimen van Melusine geschikt en haar steeds vriendelijk behandeld. Nu ging zij haar zooveel mogelijk uit den weg en vermeed zelfs iedere aanraking met haar.
Op zekeren avond - Frederik was bijna drie dagen weg - riep Melusine Mary-Rose bij zich.
‘Gij kunt de thee voor mij klaarzetten, Miss Trouvée,’ sprak zij tamelijk genadig; ‘er waait een afschuwelijke herfstwind, die mij ontzaglijk op de zenuwen werkt; ik ben bang alleen in de hal te zijn. Laten wij in mijn kleedkamer gaan, daar kunnen wij den wind niet zoo hooren, en het is er heel wat gezelliger dan in deze groote ruimte.’
Mylady's kleedkamer en boudoir tevens was een hoog vertrek met lofwerk en oude, verbleekte, maar nogal goed onderhouden gobelins. De meubels waren van gebeeldhouwd eikenhout en de besten in het slot, maar de overtrekken, evenals de gordijnen van blauw damast, waren verschoten, hoewel weinig versleten. Rechts van deze kamer was haar slaapvertrek, en links een kamertje met één raam, waar ijzeren kisten stonden, die dienden om haar garderobe en andere zaken van waarde in te bergen.
In den haard van de kleedkamer brandde een helder vuur, en de theetafel was zoo dicht mogelijk er bij geschoven. Mary-Rose zette de thee en deed boter op het versch geroosterde brood; alles verrichtte zij evenwel zwijgend en zonder Melusine aan te zien. Toen zij hiermee klaar was, wilde zij zich weer verwijderen.
‘Blijf hier,’ sprak Melusine ongeduldig en op bevelenden toon. ‘Ik zei je immers, dat ik niet alleen wilde zijn? Onder dit eeuwigdurend stilzwijgen raken mijn zenuwen geheel in de war!’
Zonder een woord te spreken nam Mary-Rose een stoel en zette zich op tamelijk grooten afstand van Lady Hereford bij den haard.
‘Wat moet dat beteekenen, Miss Trouvée?’ stoof Melusine op; ‘ik ben je zonderling gedrag moê. Je antwoordt mij sedert eenigen tijd nauwelijks, als ik je wat vraag, en schuwt mijn nabijheid alsof ik een wild dier was. Hoelang moet dat nog duren?’
Mary-Rose zweeg een poosje; toen zei ze, zonder haar aan te zien:
‘Het zal niet lang meer duren, Mylady. Frederik is van plan mij elders onder dak te brengen, en ik zal Hereford-House binnenkort verlaten.’
Melusine stampte met den voet op den grond.
‘Alsof ik dat niet wist,’ sprak zij ongeduldig. ‘Ik wensch te weten wat je zonderling gedrag beteekenen moet. Waarom behandel je mij op zoo'n vreemde wijze?’
Mary-Rose sloeg hare oogen op en keek Lady Hereford ernstig aan.
‘Omdat ik u verafschuw, Lady Hereford,’ sprak zij zacht en kalm en met zooveel nadruk als de jeugd in een uitdrukking leggen kan, maar die de rijpere leeftijd nog eens overwegen zou, alvorens te spreken. Melusine stond haastig op, hare oogen schoten vonken.
‘Neem je in acht, Miss Trouvée, of denkt ge, dat ge mij onder bescherming van Sir Frederik maar ongestraft beleedigen kunt?’
Sir Frederik weet er niets van, en ik neem het ook niet terug,’ antwoordde Mary-Rose met gloeiende wangen.
‘U hebt mij naar de reden gevraagd, waarom ik mij op zulk een afstand houd, en ik ben niet zoo laf, u de waarheid te verzwijgen. Ik herhaal, ik verafschuw u, zooals men het kwaad verafschuwen moet, en gij weet, waarom.’
‘Ik heb niet het genoegen,’ antwoordde Melusine, de schouders ophalend; ‘maar mag ik u wellicht vragen, wat mij deze eer verschaft? Nu als je blieft geen zedepreek.’
‘U moogt niet zoo lichtvaardig spotten!’
‘Zou je mij nu eindelijk het genoegen willen doen, je duidelijker uit te drukken?’ hoonde Melusine.
Mary-Rose stond op en trad tot vlak voor Lady Hereford.
‘Ik ken het groote geheim van uw leven, en ik zou meenen, dat de herinnering daaraan u ieder uur van uw bestaan moest vergallen,’ sprak zij plechtig en verwijtend.
Melusine was zeer bleek geworden, maar zij verstond de kunst nog, om niettegenstaande den ernst van het oogenblik een lichten toon aan te slaan.
‘Welk geheim bedoelt ge? Ge spreekt zeer in raadselen, Miss Trouvée. Een geheim uit mijn verleden?’
‘Ja, uit een zeer kort verleden, Mylady.’
Melusine haalde de schouders op.
‘Nu, voor den dag er mee, - ge maakt mij verbazend nieuwsgierig. Of moet het aan de groote klok? A la bonne heure. Misschien heb ik in mijn leven wel eens in een vijver gevischt, waar het verboden was, en dat noemt ge een groot geheim. Bah! Mijnentwege laat ge het in alle couranten drukken!’
‘Mylady, mij kunt ge niet misleiden met zulk een lichten toon aan te slaan,’ antwoordde Mary-Rose, en dikke tranen verduisterden haar oogen; ‘en gij weet heel goed, dat ik uw geheim niet verraden zal - nooit, omdat het Frederik's hart zou doen breken en voor altijd een smet werpen op den naam der Herefords, zooals gij hem in het geheim besmet hebt.’
Melusine trad dicht op Mary-Rose toe en vatte krampachtig haar hand.
‘Maar spreek dan toch,’ beval zij, ‘ik wil weten wat ge met al die duistere woorden meent!’
Toen boog Mary-Rose zich dicht aan Melusine's oor en fluisterde haar eenige woorden toe. Deze hadden evenwel een verschrikkelijke uitwerking, want Lady Hereford vloog met een doffen kreet als waanzinnig op, en hare handen omspanden Mary-Rose's keel, als wilde zij het meisje worgen. Maar haar vingers lieten spoedig den blanken hals los en zij zonk luid stenend op een stoel neêr.
‘U zult het nu zeker gerechtvaardigd vinden als ik herhaal, dat ik u verafschuw, Mylady,’ sprak Mary-Rose treurig.
Melusine stond op en wierp het hoofd achterover. Haar neusvleugels trilden, haar borst ging op en neer, een verschrikkelijk demonisch besluit straalde uit hare oogen en haar stem klonk heesch toen zij sprak:
‘Ik heb het koud, Mary-Rose, haal mij als je blieft een doek uit dit kamertje.’
(Wordt vervolgd.)