liggen naast kartonnen doozen, of houten kistjes, die oorspronkelijk gediend hebben tot het verzenden van suiker, koffie of chocolaad. De chef van het magazijn vertelt ons,
het magazijn waar pendules en voorwerpen van brons bewaard worden.
dat men tegenwoordig de goederen meer in doozen of kistjes bergt dan in zakken, wat ze natuurlijk beter beschermt en bewaart.
Toch vindt men er nog een groot aantal panden in zakken genaaid, waarvan ook een hoekje in een der zalen getuigt, waar een beambte bezig is om een pand, dat men hem als ‘gelost’ aankondigt, te laten zakken.
Maar wat zien wij daar? Zouden wij plotseling in een afdeeling van het Conservatoire verplaatst zijn? Hier zijn muziekinstrumenten van allerlei soort langs den muur
een magazijn van verschillende voorwerpen.
opgehangen. En welk een mengelmoes! Naast pistons, clarinetten, gitaars, trombones, bevinden zich beddepannen, parapluies, braadpannen, enz. enz.
Nu komen wij in het hartje van de inrichting, en de directeur Aubin toont ons zijn enormen voorraad rijwielen. Men vindt er zalen vol van. Het schilderachtigste is wel die, welke men aantreft in het oudste gedeelte van den lombard, welker oudheid men heel goed opmerkt aan het plafond, aan de steunpilaren, die men heeft moeten aanbrengen, en aan het door de wormen vernielde hout.
De tegenwoordige directeur, de heer Aubin, heeft belangrijke werken geschreven over den Parijschen lombard.
Hier volgen eenige zijner voornaamste aanwijzingen. Met het beleenen van meubelen is men den 1den Januari 1892 begonnen. Van dat tijdstip af heeft men er voor een waarde van 83 millioen francs beleend.
De bank van leening sluit zelf dikwijls groote leeningen, want er wordt veel geld uitgegeven aan assurantiën, desinfectie, transporten, administratie, enz. enz.
De panden, waarvoor men slechts 1 fr. à 1.25 fr. ontvangt, zijn niet voldoende om de onkosten te dekken, en behooren dus tot de bezwarende zaken; brengen zij evenwel meer dan 1.25 fr. op, dan is het een winstgevende zaak.
De statistiek toont aan, dat twee-derde der beleeningen bezwarend zijn voor de bank, uitgezonderd de voorschotten op meubelen; daar verdient men altijd aan.
Hier volgt een lijst van beleeners van beroep: 53,570 ambtenaren, 48,318 werklieden, 46,972 handelaars of fabrikanten, 19,775 renteniers en 428 landbouwers.
Aan stukken van waarde heeft men er beleend:
95,892 obligaties van la Ville de Paris, 81,419 obligaties du Crédit Foncier, 12,006 stukken van Fransche waarde, 11,971 obligaties van spoorwegen, 3,921 van verschillende steden en 2,347 stukken van onderscheiden instellingen.
Van de honderd millioen francs aan beleeningen van verschillende Fransche steden heeft Parijs zelf het leeuwenaandeel, maar men moet rekenschap houden met de zeer uitgebreide bevolking. Het is zeer interessant voor iedere stad de cijfers der beleende sommen te vergelijken met die der bevolking. Men komt dan ook tot het verrassende resultaat, dat Parijs niet de stad is waar men het meest beleent.
Men stelt zich ten onrechte voor, dat de bank van leening de maatstaf der armoede is eener stad, want de beweging der operaties hangt af van veelvuldige oorzaken, die men moet ontleden om zich een juiste voorstelling te kunnen maken van de bezittingen der verschillende klassen der maatschappij, die allen hulp kunnen zoeken bij de kas der bank van leening door het beleenen van panden; vooral de kleine handelsman en de kleine fabrikant vragen aan den lombard het kapitaal dat zij noodig hebben en dat zij elders niet zoo goedkoop zouden krijgen.