tot het symboliseeren. Alles heeft bij hen een beteekenis of betrekking op het een of ander.
Een groot contrast met de vroolijke en tevens verstandige levensopvatting en hun dwepen met natuurschoon, vormt een andere karaktertrek van den Japanner, namelijk zijn groote vaderlandsliefde, die niet zelden tot bandeloos patriotisme stijgt. Zonder deze had het Japansche volk ook nooit de kracht gehad den binnen- en buitenlandschen woelingen, die het moderne Japan voorafgingen, het hoofd te bieden.
Keizer Mutsuhito ‘de Verzoenende’, dien wij op ons eerste plaatje in de loge zien zitten, werd den 3den November 1852 als zoon van keizer Kommeï Tenno en diens gemalin Asuko, te Kioto, de toenmalige residentie, geboren. Nauwelijks vijftien jaar oud volgde hij in 1867 zijn vader op den troon op. Reeds den 9den Februari 1869 trad hij in het huwelijk met de anderhalf jaar oudere prinses Haruko (‘Lente’), een dochter van den tot den hoogsten adel behoorenden Tadaka uit het huis Tudschiwara-Itschidscho.
Daar uit dit huwelijk geen troonopvolger gesproten was, werd zijn op
ceremonieele dronk van het kroonprinsenpaar voor den keizer en de keizerin in tegenwoordigheid der staatsministers.
den 31sten Augustus 1879 geboren zoon van eene bijvrouw, Joschihito Harunomiya, tot kroonprins uitgeroepen. Naast de wettige echtgenoote duldt de Japansche zede in hetzelfde huis een bijvrouw, die evenwel hoegenaamd geen rechten heeft, zelfs niet bij de opvoeding harer eigen kinderen, en meer als een meid beschouwd wordt.
Overigens neemt de Japanner alleen zulk een bijvrouw, als zijn wettige vrouw hem geen zoon schenkt, want het gemis van een zoon weegt bij hem zeer zwaar, daar alleen een mannelijke nakomeling aan het altaar der voorvaderen offeren mag, en zonder hem is het huiselijk altaar verweesd en mist de eeredienst der afgestorvenen zijn priester. Daar er dus noodzakelijk in iedere familie een zoon moet zijn, worden dikwijls knapen aangenomen, en deze aangenomen kinderen genieten in alle opzichten de gelijke rechten als de wettige nakomelingen; dit gaat zoover, dat de stamboom tot in het oneindige wordt voortgezet, en aan dit laatste gebruik is het toe te schrijven, dat de dynastie van den Mikado reeds langer dan 2560 jaar op den Japanschen troon zit.
De tegenwoordige keizer heeft een statige, flinke gestalte, en kijkt over zijn geheele omgeving heen. Zijn hoofd, slechts spaarzaam met haar bedekt, de gele gelaatskleur en de schuin staande oogen, maken hem tot een echt mongoolsch type. Hij gedraagt zich altijd deftig ernstig, maar heeft geen groote deugden als heerscher, en ook het initiatief tot vele zaken ontbreekt hem; maar het is hem steeds gelukt de juiste mannen op de juiste plaats te benoemen, en daarom heeft hij zich in zijn land onsterfelijk verdienstelijk gemaakt. De architect W. Bochmann, die eenige der voornaamste gebouwen in Tokio ontworpen heeft, mocht den keizer zelf zijn plannen voorleggen en was daardoor in de gelegenheid hem langen tijd op te nemen. Hij zegt van den Mikado:
‘Zijn trekken zijn te vleezig om mooi te zijn, maar de donkere oogen en het glanzend zwarte haar, dat bijna alle Japanners bezitten, staat prachtig bij de opvallend bleeke gelaatskleur, en al is de geheele verschijning niet majestueus te noemen, dan is zij toch interessant en sympathiek.’
De levenswijze van den Mikado is buitengewoon eenvoudig en hij is zeer gesteld op de oud-Japansche zeden, hoewel het toch aan hem toe te schrijven is, dat Japan voor de Europeesche beschaving zijn grenzen opende; alleen bij feestelijke gelegenheden draagt de keizer Europeesche kleeren.
Keizerin Haruleo, die op onze plaat naast haren echtgenoot in de loge zit, wordt evenals de keizer in Japan hoog vereerd. Pierre Loti (een beroemd Fransch schrijver), die de keizerin bij een hoffeest in oud-Japansche kleederdracht zag, beschrijft haar op de volgende wijze:
‘Zij heeft een goed figuur. Haar klein, geverfd en gepoederd gezicht trof mij, maar liet mij toch koud. Bij het kinderachtig lachen openden zich haar roode lippen een weinig om hare witte tanden. Haar kleeding onderscheidde zich van niets van die van haar gevolg; mogelijk waren de vleugels van haar kapsel wat breeder en langer, omdat heur haar mooier was.’
Sedert het jaar 1873 draagt de keizerin ook bij officieele feesten gewoonlijk Europeesche kleeren, en de dames van haar gevolg, die tot den hoogsten adelstand behooren, volgen hierin haar voorbeeld, wat zeer in haar nadeel is, want de kleine, maar niet leelijke gestalten der Japansche schoonen zien er, naar de elegantste Parijsche mode gekleed, vrij potsierlijk uit, terwijl de bonte nationale kleederdracht haar uitstekend staat.
Kroonprins Joschihito Harunomiya, die een zeer zorgvuldige Europeesche opvoeding gehad heeft, is het type van een modernen Japanner. Slechts zelden steekt hij zich in oud-Japansche kleeren; bijna nooit legt hij zijn uniform af.
Over 't algemeen heeft hij de Europeesche gewoonten aangenomen en hij spreekt ook Fransch, terwijl zijn vader geen enkele vreemde taal machtig is. Met hart en ziel is de kroonprins soldaat, hoewel zijn tamelijk zwak gestel niet tegen vermoeienissen bestand is.
Over de op den 25sten Juni 1884 als dochter van vorst Kudscho Tudschiwara geboren kroonprinses Sada schreef de in Berlijn wonende Japansche journalist Kisak Tamai in een interessant tijdschrift ‘Oost-Azië’ het volgende: