De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3
(1901)– [tijdschrift] Huisvriend, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdV.Langzaam glijdt haar kleine silhouette langs de rij van donkere huizen. Telkens blijft zij staan om het huisnummer op te nemen en dan weer haar weg te vervolgen. Eindelijk ‘Van Veen’, hier is het. - Een groot deftig heerenhuis, op haar den indruk makend van een machtigen klomp steen, die haar gaat verpletteren. Een ruk aan de bel, niet te bescheiden als van een bedelaarster en niet te brutaal... en zij staat in de helverlichte vestibule, de oogen dichtknijpend voor den snellen overgang uit de duisternis in het licht. Een houtige huisknecht wacht met een flegma dat haar nog zenuwachtiger maakt, tot zij haar kaartje heeft te voorschijn gehaald, en verdwijnt dan in de lange gang. Na een oogenblik verzoekt hij haar hem te volgen. Haar voeten zinken weg in den molligen looper en zij gevoelt eenig welbehagen bij deze aanraking met de weelde, waarvoor zij zich geschapen denkt. Dan staat zij voor eene elegante jonge vrouw, die haar imponeert door hare lengte en den grooten hoed met veeren, die aantoont, dat men slechts weinig tijd heeft om de ‘juf’ te woord te staan. Want ‘de juf’ zal hier haar plaats zijn, ondanks al hare examens, ondanks haar geestelijk en wellicht ook moreel evenwicht. Mevrouw verklaart neerbuigend vriendelijk, dat zij zeer gepresseerd is, ‘een bruiloft in de familie - u begrijpt.’ - Zeker, zij begrijpt het heel goed - zij heeft er zelf ook pas een meegemaakt, misschien wel amusanter dan die, waarvan nu quaestie is. ‘En heeft u meer lesgegeven?’ Zij kleurt even, zoo wantrouwend neemt mevrouw haar op. Bescheiden antwoordt zij, dat zij reeds eenige ondervinding heeft. ‘U is nog zeer jong?’ klinkt het weifelend. Zij noemt haar leeftijd. ‘En kunt u lesgeven in alle vakken?’ Zij had bijna geantwoord, dat Sanskriet noch Latijn, noch hoogere wiskunde op haar program staan, want zij kookt inwendig. Als men hoofdakte heeft en de drie taalakten, mag men toch voor de wet al die vakken onderwijzen! Zij beheerscht zich en verwijst mevrouw naar haar akten. Zelf weet zij wat examens waard zijn, maar zij heeft haar papiertjes! ‘En heeft u meer onderwijs gegeven aan groote meisjes?’ Haar bevestiging lokt de vraagt uit: ‘Hoe oud waren die dan wel? - Spreekt u gemakkelijk vreemde talen? Heeft u een goede uitspraak?’ Het verwondert haar alleen maar dat mevrouw haar op dit gebied geen examen wil afnemen. ‘En uwe condities?’ Zij noemt eene som. Mevrouw noteert, maar laat zich niet uit. ‘Dan hoort u nog wel van mij,’ hetgeen gelijkstaat met ‘ik denk er niet over!’ Een belletje - de stijve huisknecht opent de huisdeur - zij ademt weer versche lucht! ‘Het buitenkansje zal haar niet ten deel vallen! Zij is te jong en vraagt te veel. Maar weer opnieuw solliciteeren! Cetera desuut.
Den Haag, 1900. |
|