wijls dringend verzocht zich te sparen en zich geheel aan zijn familie te wijden.
Maar zijn ijver en het vertrouwen, dat de keizer in hem stelde, hebben hem er steeds afgehouden; trouwens verscheidene wetsontwerpen, voornamelijk de ‘Militärstrafprocess-ordnung’ en de vlootquaestie, die op afdoening wachtten, lieten zijn vertrek niet toe. Na den gelukkigen afloop dier voorstellen braken toen plotseling de Chineesche onlusten uit, en ook nu weer kon hij dus, niettegenstaande hij reeds een groot huis ‘Unter den Linden’ gehuurd had om daar zijn rust te genieten, zijn ontslag niet nemen, daar anders
de afgetreden rijkskanselier van duitschland, prins hohenlohe.
licht de indruk teweeggebracht zou zijn, dat de kanselier zich niet kon verzoenen met de door Duitschland gevoerde politiek.
Nu echter is, daar de Chineesche quaestie waarschijnlijk spoedig haar oplossing zal naderen, dit bezwaar uit den weg geruimd, en kan de grijze man zijn rust gaan genieten. Doch ook de Chineesche quaestie zelf zal, niettegenstaande haar spoedige oplossing, wel medegewerkt hebben om den prins er toe te brengen zijn ontslag te vragen. Immers in den Rijksdag, die tegen 14 November bijeengeroepen is, zou hij heel wat te hooren hebben gekregen over de houding der regeering, in de Chineesche aangelegenheden.
Vele bladen toch van allerlei richting hebben het uitgesproken, dat zij zich niet vereenigen konden met het feit, dat alles maar geschiedde buiten het Parlement om, en drongen aan op bijeenroeping daarvan. Al deze aanvallen werden gericht tegen de ministers, maar dat de keizer er mede bedoeld werd, begreep een ieder.
Eindelijk kwam dan Hohenlohe met de verklaring, dat hij bereid was den Rijksdag alle mogelijke inlichtingen te verstrekken en de redenen op te geven, die het bijeenroepen van het Parlement verhinderd hadden. En nu de Rijksdag dan op het punt staat bijéén te komen, is de verantwoordelijke man weg; zijn opvolger is niet aansprakelijk. Zou de keizer zelf in de bres springen?
Hohenlohe's opvolger, staatssecretaris graaf Bernhard von Bülow, is maar even in de vijftig, dus een man in de kracht van zijn leven. Hij is een goed orateur, een handig diplomaat en een gunsteling van den keizer.
Wegens zijn verdiensten bij de onderhandelingen over het Samoa-tractaat werd hij door den keizer in den gravenstand verheven.