zijn ideaal is hij getrouw gebleven en standvastig in zijn kunstopvatting, ook waar een heirleger van jongeren de laatste twintig jaar doende is geweest geheel nieuwe wegen te betreden.
En nog, ondanks zijn eerwaarden en op rust recht hebbenden leeftijd, is hij gebleven de scheppende kunstenaar, wiens leven als mensch staat op dezelfde hoogte als zijn dichterlijke opvatting.
Hij is thans bezig in een der degelijke Duitsche tijdschriften herinneringen uit zijn jeugd te verhalen en doet voor zijn lezers de beeltenis weer oprijzen van dien flink gebouwden, stoeren man met zijn fijnbesneden gelaat, in wiens hart een vaste wil huisde en een groot gevoel zoo van eigen eer als van die van anderen, die in zijn jonge jaren een gezag had onder zijn litteraire vrienden, dat sedert niet geëvenaard werd, een gezag, gebaseerd op zijn onkreukbare eerlijkheid, zijn rechtschapenheid en zijn helder en logisch oordeel.
Zijn positie van autoriteit, zonder dat hij die zocht, heeft hij tot het huidige oogenblik behouden, zooals hij die de vier tientallen van jaren gehad heeft, gedurende welke hij zich als vrij man bewoog door een leven, dat niet buitengemeen bewogen was naar het uiterlijke, maar dat innerlijk des te rijker was, omgeven ook door gelijkelijk hoog gestemde
de woning van den staatspresident steijn te bloemfontein.
geesten, niet jagend naar eer en gunst, niet verlangend naar de nederbuigende genade van het Hof of ordeteekenen, ja zelfs, desnoodig, bereid om af te zien van de hem door koningen verleende gunstbewijzen, wanneer die dreigden hem op zijn geestelijke onafhankelijkheid te staan te komen.
Het is algemeen bekend, dat de jonge koning bodewijk II van Beieren in het jaar 1867 om een patriotisch gedicht, aan Wilhelm I opgedragen, waarin dezen de keizerskroon werd geprofeteerd, den dichter diens jaarlijksche toelage uit de koninklijke kas ontnam, waarmede het hem mogelijk gemaakt was te Munchen voor de kunst te leven. Minder bekend is het echter, dat Heyse onmiddellijk eveneens zijn stipendum aan de voeten des konings neerlegde en de partij voor zijn kunstbroeder opnam. Ook de hooge plaats van lid van het kapittel van de orde van Maximiliaan gaf hij op, toen zijn voorstel om den dichter Anzengruber deze orde te verleenen, tegen elke verwachting ‘an allerhöchster Stelle’ niet werd bekrachtigd.
Zulk soort handelingen strekt niet om officieele belooningen te oogsten, maar zij bevestigt het vertrouwen, dat een breede kring van vrienden, die hem warm vereeren, voor den mensch Heyse koestert, en de mensch is hier onafscheidbaar van den dichter, die is als een dier karakters uit den renaissance-tijd, wier streven hierop gericht was om hun geheele leven met zijn goed en zijn kwaad, in den hoogeren zin tot een kunstwerk om te vormen. Een ‘lieveling van het geluk’ - zooals hij voor een dertigtal jaren genoemd werd in de glorie van zijn jongen roem, van zijn stoffelijke onafhankelijkheid, van zijn gelukkig familieleven - is hij niet gebleven; ook hij werd door zware stormen geteisterd en bij herhaling sloop de dood het huis binnen, waar de tegenspoed buiten dezen geen plaats kon vinden.
De kinderstemmen in de gelukkige woning verstomden, de levensvreugde der eenzame ouders werd door zware ziekten gedrukt, maar dat alles was niet in staat de geestelijke vreugde van een zoo rijk gemoed te vernietigen. De hemelsche troosteressen: kunst, liefde en schoonheid vaagden langzamerhand de zwarte wolken weg, en heden is de droefenis weer geweken uit de in het groen verscholen liggende woning van den dichter. Edele kunstwerken zien van de wanden neer; een geliefde, nog altijd schoone vrouw voert daarin het bestier; de oudere kinderen uit Heyse's eerste huwelijk met Margaretha Kugler, die hem vroeg ontviel, komen en gaan en toonen de al aardig uit de kluiten gewassen kleinzoons aan den nog niet vergrijsden grootvader; vrienden en jonge dichters en dichteressen roepen het belangstellend oordeel in van den dichter en kunnen zich overtuigd houden van zijn hulp en bijstand, als zij dit verdienen.
In dit milieu heeft Paul Heyse tot op dit oogenblik geleefd.
De feestdag van den 15den Maart is voor Heyse, van wie in vroegere jaren dit tijdschrift meermalen novellen gaf, een vreugdevolle herinneringsdag geworden, op welken van heinde en ver, ook uit ons land, de gelukwenschen zijn overgezonden, als een hulde voor een eerbaar leven, in dienst der kunst geleefd.