niet de minst schoone, doch ook volstrekt niet alleen diegenen, die ook in dit opzicht vermeldenswaardig zijn. Behalve nog meerdere voorstellingen uit 's Prinsen leven, bevat de zaal nog het portret van Amalia zelve met hare dochters; groote triomphale optochten, doelende zoowel op de overwinningen van den Prins, als op die in Brazilië door Johan Maurits van Nassau, de Braziliaan - stichter van het Mauritshuis in Den Haag - die zonder twijfel ook zijne medewerking en voorlichting bij de stichting dezer zaal heeft ten beste gegeven; voorts tal van allegorieën van allerlei aard, waarbij steeds, naar het gebruik van dien tijd, de mythologie sterk op den voorgrond treedt; eindelijk wapenherauten, geslachtswapens, arabesken, enz.
Uitgenomen de reeds genoemde schilders hebben aan dit kunstgewrocht nog medegewerkt: Pieter Soutman, ook een leerling van Rubens, Salomon de Bray, Jan Lievens, Pieter de Grebber en Cornelis Brizé, allen corypheeën van de Hollandsche en Vlaamsche schilderschool.
Het geheel wordt gekroond door het portret van de stichteres, in weduwenrouw gehuld, bovenop het plafond van den koepel met een Latijnsch opschrift, dat in het Hollandsch luidt: Amalia van Solms, de troostelooze weduwe, heeft voor haren onvergelijkelijken Frederik Hendrik, Prins van Oranje, dit hem alleen waardig gedenkteeken van haren eeuwigdurenden rouw en liefde opgericht.
De leidende gedachte, die in al deze schilderstukken zonder twijfel overal sterk doorstraalt en die de vrouw kenmerkt, van wie het denkbeeld uitging, en haar vooral tot eere strekt, is: haar ontslapen echtgenoot te vereeren als oorlogsheld en krijgsman, niet ter wille van den oorlog en uit liefde voor den krijg, maar ter bereiking van den vrede, en deze gedachte is even lieflijk als waar; één jaar na 's Prinsen dood toch werd zijn werk door den Munsterschen vrede heerlijk bekroond.
Toen in 1652 het Mausoleum geheel gereed was, werd op aanraden van Huyghens, niet alleen deze zaal, maar het geheele gebouw gedoopt met den naam van Oranjezaal, en het werd dan ook tot in onze eeuw steeds zoo genoemd; toen kwam eerst de nu algemeen gebruikelijke benaming ‘Huis in 't Bosch’ daarvoor in de plaats.
Amalia van Solms vertoefde des zomers doorgaans op de Oranjezaal en wijdde, na den vroegtijdigen dood haars zoons Willem II, al hare zorgen en krachten aan de opvoeding haars kleinzoons, den jeugdigen Willem, en aan de bevordering van zijn toekomstig herstel in de waardigheden zijner voorouders; terwijl zij nog voor haar dood (8 September 1675) de voldoening mocht smaken haar levensdoel in dit opzicht bereikt te zien en de overtuiging met zich mede in het graf te kunnen nemen, dat ook deze telg van den ouden Oranjestam den grooten naam zijner vaderen in eere zoude houden.
Over de verdere lotgevallen van het Huis in 't Bosch moeten wij kort zijn, evenals wij aan de verleiding moeten weerstand bieden, om onze lezers rond te leiden door de vele prachtig gestoffeerde kamers en zalen, die, behalve de Oranjezaal zelve, nog aldaar te bezichtigen zijn.
Prins Willem III vertoefde na zijne verheffing tot het Stadhouderschap, voor zoover wij weten, nimmer op dit buitenverblijf; de Veluwe en het Loo trokken hem meer aan, doch zijne vrouw gaf er in December 1686 een schitterend feest, en de aanblik, die de Oranjezaal toen gedurende het bal vertoonde, is voor ons bewaard gebleven op eene keurige plaat, door Marot vervaardigd en aan de Prinses opgedragen.
Prins Willem IV liet het Huis uit- en inwendig aanzienlijk veranderen en vergrooten en er de beide zijvleugels aanbouwen; o.a. werd de vestibule vergroot en een vertrek daarboven tot Anglikaansche kapel ingericht. Hij was des zomers veel en gaarne op dit lustslot, en blies er ook den 22sten October 1751 den laatsten adem uit.
De Prinses-douairière bleef er met hare kinderen in het gunstige jaargetijde verblijf houden, en het was geen wonder, dat Willem V, die daar in zijne jeugd zoovele aangename uren gesleten had en er den 5den Juni 1752, op vierjarigen leeftijd, met groote plechtigheid, de insignes van Ridder van den Kouseband ontving, daar ook in latere jaren eveneens dikwijls vertoefde. In 1766 liet hij door den schilder Jan van Dijk al de schilderijen in de Oranjezaal opmaken en ‘in hun vroegere luister herstellen’, en in het volgende jaar gaf Van Dijk eene uitvoerige beschrijving dezer meesterstukken in het licht, die later nog driemaal, verbeterd en vermeerderd, is herdrukt geworden.
Ook gaf Willem V in 1782 op de Oranjezaal een prachtig feest ter eere van den Grootvorst en de Grootvorstin van Rusland, en hield er meermalen open tafel, waarbij, volgens gebruik van dien tijd, de Hagenaars en anderen konden komen, om hem en zijn gezin te zien eten.
Met de Revolutie brak ook voor het Huis in 't Bosch een tijd van angst en beroering aan. De kostbare meubels werden te gelde gemaakt en een gedeelte van het fraaie schilderijenkabinet van den verdreven stadhouder verhuisde naar Frankrijk. Door de bemoeiingen van den agent van financiën, de heer Gogel, werd echter tijdens de Bataafsche Republiek uit 's Prinsen nog aanwezige schilderijen en andere van verschillende plaatsen bijeengebrachte stukken eene Nationale Galerij gevormd, die op de Oranjezaal, onder directie van den schilder Waldorp ter bezichtiging werd opengesteld. Een ander gedeelte van het gebouw werd ingericht tot een soort van koffiehuis, dat in geen al te goeden reuk van zedelijkheid stond, terwijl eenige vertrekken bovendien van 22 Januari tot 14 Juli 1798 nog tot gevangenis verstrekten voor 21 leden der Nationale Vergadering, die van al te groote gematigdheid in hun staatkundig streven hadden blijk gegeven. Om deze heeren het uitklimmen en het vrije uitzicht te beletten, werden er zelfs koekoeken tegen de vensters getimmerd. Gelukkige Amalia, dat gij dit alles niet hebt beleefd en ook nimmer tijdens uw leven hebt kunnen droomen!
Doch ook die tijden gingen gelukkig voorbij en de Raadpensionaris Rutger Jan Schimmelpenninck herstelde alles weder op den ouden voet en liet ook in de Oranjezaal den schoorsteen wegbreken en vervangen door een prachtige dubbele deur, die sedert de hoofdingang werd. Hij hield ook zelf af en toe verblijf op dit lusthuis, en zijn opvolger Koning Lodewijk Bonaparte heeft er eveneens eenigen tijd residentie gehouden, terwijl het tijdens de inlijving bij het Fransche Keizerrijk werd bewoond door den Gouverneur-Generaal Lebrun, Hertog van Plaisance.
Toen na den val van Napoleon I het Oranjehuis wederom den Vaderlandschen bodem betrad, werd ook de Oranjezaal geheel in eere hersteld. Koning Willem I, die er het eerste levenslicht heeft aanschouwd, verwijlde er gaarne, en bekend is het, hoe hij behagen schepte in eenzame morgenwandelingen in het oude en statige Haagsche Bosch. Maar toen hij in 1840 van den troon afstand deed en het land verliet, stond het Huis in 't Bosch weder geruimen tijd ledig, totdat in latere jaren onze Koningin Sophie, Zijner Majesteits eerste gemalin, het tot hare geliefde zomerresidentie uitkoos.
Sedert bleef het Huis ten Bosch onbewoond.