helsde hem met diepe ontroering, hare oogen gevuld met tranen. L'Espinay nam afscheid met een vroolijken uitroep, met een blijden lach...
Zijn laatste woord, zijn laatste lach! Onthoud ze beiden Louise Hollandina! voor de jaren, die komen zullen!
Op dit pas echter dacht ze alleen aan het tweegevecht van den volgenden morgen. L'Espinay kon door een ongelukkig toeval gekwetst worden, of, wat waarschijnlijker was, hij zou aan Philips eene kwetsuur toebrengen. Dit zou aan dezen het stilzwijgen niet opleggen. Allerlei rampen dreigden in de toekomst. Ze was scherpzinnig genoeg, om te begrijpen, dat in de eerste plaats het duel moest belet worden. Zij zelve zou dan den Graaf bewegen voor korten tijd Den Haag te verlaten. Er moest zoo een eind komen aan de gespannen verhouding.
Snel vormde zij een besluit. Ze wilde, zoo mogelijk, hare moeder raadplegen. Op het portaal der tweede verdieping ontmoette ze den gluiperigen lakei Joost Joosten Duijnsbergen. Deze spion was met Philips op reis geweest, en scheen nu weer opnieuw ter observatie rond te dwalen. Mevrouw Van der Mijle hield de Prinses Louise eenigen tijd tegen. Hare Majesteit rustte, en zou laten waarschuwen bij haar ontwaken. Maar ook Mevrouw Van der Mijle was onrustig. Ze had besloten de Koningin te verwittigen, dat er een duel zou plaats grijpen, maar durfde er Louise niet van te spreken. En deze zelve wilde niet zeggen, wat ze wist. De uren, die beiden doorbrachten in een sleepend, telkens afgebroken gesprek, duurden zeer lang.
Lady Carey kwam beiden roepen. Hare Majesteit wachtte in het boudoir, en bevond zich redelijk wel. Louise vond hare moeder veel beter en opgeruimder. Zij was bezig hare mooie witte Schotsche hazewinden kleine versnaperingen toe te stoppen. Mevrouw Van der Mijle zette zich naast haar met de vrijmoedigheid van eene oude vriendin. Louise stond een oogenblik bij den stoel harer moeder en streelde de beide honden. Mevrouw Van der Mijle aarzelde te spreken. De Koningin zag haar aan met een vragenden blik.
‘Is er nieuws, Van der Mijle?’ - vroeg ze.
‘Het zou mij kwalijk passen, Uwe Majesteit te importuneeren - maar...’
‘Zeg vrij uit wat er is. Ik ben op alles gewapend.’
‘Het is eene zaak van groote importantie, die uwe Majesteit behoort te weten. Ik heb voor eenige uren met den Graaf Opperstalmeester confidentiëel gesproken - en vernam, dat op morgen een duel zal plaats grijpen...’
Met een gevoel van verlichting werd Louise gewaar, dat het moeielijkste deel van hare taak haar uit de handen genomen was. Zonder eenige bedenking, viel ze terstond in:
‘Maar het is niet geadmetteerd te duelleeren in deze stad!’
De Koningin keek hare dochter uitvorschend aan, en vroeg toen:
‘Wie zullen er duelleeren?’
‘Prins Philips en Graaf de l'Espinay!’
‘Waar en wanneer?’
‘Morgen in de vroegte te half zes in het Haagsche Bosch!’
‘Dat zullen we beletten! Van der Mijle! Zend een lakei aan Lord William Craven, en verzoek onzen vriend onmiddellijk te willen komen!’
Zoodra de Koningin alleen was met hare dochter, vatte ze hare hand, en zei ze met trillende stem:
‘Louise! Mijne liefste dochter! Denk je aan de perikelen, die je broeder Philips dreigen?’
Louise huiverde, en durfde niet antwoorden.
De Koningin ging voort:
‘Philips heeft zich door zijne woeste comportementen in dit gevaar begeven. 't Is mijn devoir hem te sauveeren - al doet hij mij dagelijks groote zwarigheden en onheilen aan!’
Er heerschte eene pooze van stilte.
De Koningin aarzelde eerst een oogenblik, maar vroeg toen met zoo innemenden klank harer stem, of er eene liefkoozing in verborgen was:
‘Louise mijn lief kind! Je hart is ontroerd ter wille van l'Espinay!’
Plotseling valt Louise op hare knieën naast den stoel van hare moeder, en barst in tranen los, terwijl ze bevend hare armen uitstrekte. Elisabeth had het ver gebracht in waardige zelfbeheersching, maar nu sprak het hart der moeder luider dan het hart der Koningin. Ze buigt zich over Louise, wier hoofd op haar knie is gevallen, en streelt het mooie bruinblonde hair, zacht fluisterend:
‘Arm kind! Arm kind! O, God! wat raad?’
Maar de deur van het boudoir werd geopend. Mevrouw Van der Mijle kwam terug. De Koningin toonde geene verlegenheid hoegenaamd. Ze fluisterde eene poos aan het oor harer dochter. Louise stond snel op, en kuste hare moeder vurig op het hooge voorhoofd.
De Koningin had geene geheimen voor Mevrouw Van der Mijle. Deze kende de onrust der moeder over den gemoedstoestand van hare Louise Hollandina. De beide vriendinnen koesterden de hoogste achting voor l'Espinay, maar vreesden toch voor zijn invloed op Louise. De Koningin hield haar arm om Louise's leest, en zei met groote waardigheid:
‘Onze vorstelijke digniteit gedoogt niet, dat zulk een duel plaats grijpe. De hostiliteit van onze zonen tegen den Graaf de l'Espinay betreft ook onze persoon en die onzer dochters. Bovendien, de Prins Philips is niet bestand tegen een edelman als onze Stalmeester, met eene zoo hooge reputatie door de wapenen geacquireerd. Er moet een eind komen aan dezen oorlog, alleen gecausseerd door heimlijken wrok van Philips, in dezen gesteund door onze oudste dochter Elisabeth, wier hooggeprezen verstand wel beter had kunnen worden geappliceerd. Wij zullen Philips tot rede brengen, of naar Engeland zenden onder tuteele van mijn koninklijken broeder. En nu heb ik eene bede op u, Louise!’
De Koningin liet plotseling den hoogen toon varen, waarmeê zij deze woorden gesproken had. Ze verzachtte hare stem, en zei van aandoening bevende:
‘Mijn lief kind! Ik drage u de hoogste affectie toe, omdat uw zacht gestemd gemoed zoo licht ontroert, evenals het mijne. Maar, Louise, gebruik prudentie! Je hebt het bloed der Stuarts en der Oranjes in je aderen! Bon sang ne peut mentir!’
Louise bloosde. Ze droogde hare tranen, en bleef naast den zetel harer moeder staan. In stilte verheugde ze zich over niets zoo zeer, dan over het voorgenomen verbod van het duel.
Zoodra Lord William Craven verscheen, deelde de Koningin hem mee wat geschieden zou, en op welke motieven ze een tweegevecht, dat van ter zijde tegen haar persoon gericht was, wilde beletten. Craven antwoordde, dat op het grondgebied der Republiek, niet het minst in Den Haag, het vechten en parlement maken in het openbaar verboden was. Het gemakkelijkst middel, om dit duel te beletten, zou zijn eene ernstige waarschuwing aan het hoofd der stedelijke justitie, Mr. Quirijn de Veer, Baljuw en Schout. Lord Craven belastte zich met deze zaak, en zoo geschiedde het, dat den volgenden morgen het pas begonnen gevecht werd gestaakt.
Prins Philips van Boheme had dus geen schuld aan het verhinderen van den tweekamp, schoon het duidelijk genoeg blijken mocht, hoe bitter lafhartig zijn aard was, en hoe deerlijk hij zou gestraft zijn geworden, als het gevecht niet gestoord ware. De Graaf de l'Espinay had onbewust en onnadenkend het feit kenbaar gemaakt aan Mevrouw Van der Mijle en aan de Prinses Louise, vast overtuigd, dat niemand er eenig gevaar voor hem in zien zou, en dus in geen enkel opzicht vermoedende, dat men tusschen beiden zou komen. Hij achtte zich volledig zeker, dat hij zijn vijand op behendige wijze buiten gevecht zou stellen, en daarom beschouwde hij de geheele zaak als eene kleinigheid, niet de moeite waard,