St. Lievens Monsterkerk; maar opgetrokken in een tijd, toen de kerkelijke bouwkunst ingedommeld scheen, heeft zij een uiterlijk verkregen, dat, behalve het front, niet kan gezegd worden tot sieraad der stad te strekken. Toch heeft de Nieuwe kerk ruim f 156.000 gekost, en na de lijdensgeschiedenis van een zestienjarigen, vaak onderbroken bouw, werd zij op 21 Mei 1848 ingewijd.
Haar orgel, dat 5 November 1848 het eerst bespeeld werd, doet tot heden zijn makers, de heeren Kam en van der Meulen, nog alle eer aan.
Ten zuiden der kerk staat het Burgerweeshuis, dat een fraaie regentenkamer bezit met goudlederen behangsel, regentenstukken en andere schilderijen.
Naast en achter het weeshuis, aan het einde der Poststraat (in 1321 reeds voorkomende onder den naam Potstraat), staat de ten jare 1869 gestichte gemeentelijke hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus.
In de evenwijdig aan de Poststraat loopende Meelstraat (in
de nieuwe kerk.
1319 als Middelstraat vermeld), bevindt zich de in 1825 gestichte en in 1888 geheel nieuw opgetrokken synagoge, het post- en telegraafkantoor, de kerk der Christelijk-gereformeerde gemeente en het stadhuis, welk laatste gebouw van zelf in het oog valt door den fraaien toren.
Vergeleken bij de raadhuizen van Middelburg en Veere is ons gebouw zeer eenvoudig en de twee renaissance gevels van het jaar 1554 bieden niets bijzonders aan. Door aanbouwing en vergrooting in verschillende eeuwen heeft het stadhuis zijn tegenwoordigen vorm verkregen. Het oudste gedeelte van het gebouw torst den fraaien toren, die als symbool van den alouden koophandel en zeevaart dezer stad een bijna levensgroot verguldkoperen Neptunusbeeld tot windwijzer voert.
Een zeer juist model van dezen toren vindt men op de bovenste verdieping van het stadhuis, waar eene uitnemend bewaarde zichtbare bekapping uit het midden der 16e eeuw nog aanwezig is. Hier hangt ook een met zeehondenvel overtrokken kano met een houten eskimo er in, gewapend met speer en pagaai.
De herkomst van dit eigenaardig voorwerp is duister. Hoogst waarschijnlijk zinspeelt het op de tochten, door Zierikzeeënaars in vorige eeuwen naar de Noordelijke zeeën volbracht. De overlevering, dat deze kano aan het Zeeuwsche strand is aangespoeld, wordt ook vermeld in de beschrijving van het tochtje, dat Victor Hugo in 1867 door dit gewest maakte, bij welke gelegenheid de beroemde man het stadhuis bezichtigde en den groeten toren beklom.
Op de eerste verdieping van het stadhuis vindt men o.a. de vergaderkamer van het Dagelijksch Bestuur en den Raad, alsmede het vertrek van den Secretaris, waar bezienswaardige schoorsteenstukken zijn, in de vorige eeuw door Gerards van Antwerpen vervaardigd in den trant van de Wit. De aangrenzende, in 1661 gebouwde, nu door den Burgemeester gebruikte kamer, heeft een fraai bewerkten schoorsteen van 1673, versierd met de wapens der plaatsen en heerlijkheden van Schouwen en Duiveland.
Het eens zoo rijke stedelijke archief is in 1811 grootendeels voor scheurpapier bij 't pond verkocht. Toch resten er nog belangwekkende stukken, o.a. de poorterboeken, beginnende met het jaar 1302. Het oudst in originali aanwezige charter is van 1274.
Voorts verdient ten Stadhuize nog bezichtiging eene fraaie zilveren renaissance drinkschaal van 1580.
Het uurwerk dateert van 1554 en het klokkenspel is in 1550-1554 door Pieter van den Ghein gegoten.
Niet ver van het Stadhuis staat in de Meelstraat nog een oud gebouw, gewoonlijk, hoewel ten onrechte, het huis der Tempelieren genoemd. Wellicht dateert deze gothische gevel, van onder zandsteen, van boven baksteen, uit de eerste jaren der 15e eeuw.
Op de Oude haven (in 1872 en 1891 gedeeltelijk gedempt) staat het 's Gravensteen, een oud grafelijk steenen huis, waar de baljuw en de rentmeester-generaal beoosten-Schelde zitting hield, dat reeds zeer vroeg tot gevangenis heeft gediend en nog als zoodanig in gebruik is. Het achterste deel dateert van 1358, het voorste uit den tijd van Karel V. De ankers in den karakteristieken voorgevel herinneren aan de wapensymbolen van het Bourgondische en Oostenrijksche gravenhuis.
Een eind verder staat de Kleine- of Gasthuiskerk, waarschijnlijk in de laatste helft der 14e eeuw gebouwd en in 1651 met eene gaanderij boven eene, nu ongebruikte, Beurs, vergroot. Sedert 1887 bezit dit kerkgebouw een orgel. Het dankt zijn naam aan het aloude, in 1814 afgebroken Gasthuis, dat er achter gelegen was.
Op het achterste dak der kerk staan twee torens, waarvan de eene een uurwerk en de andere een luiklok bevat.
Eenige huizen verder, naast het in 1643 gebouwde Vrijpoortje, vindt men een bezienswaardigen gevel van 1658 en in de daarachter gelegen Hooge Molenstraat staat het in 1878 geheel nieuw opgetrokken ruim en doelmatig Hervormd Diaconie-verplegingshuis.
Verder de Oude haven langs, die hier gedempt en tot plantsoen aangelegd is, treft men het gebouw der arrondissements-rechtbank en het Sint-Cornelia-Liefdehuis der Roomsch-Katholieke gemeente aan. Het zeer moderne front van laatstgenoemd gebouw verving een dertig jaar geleden den fraaien antieken voorgevel, waarvan toen de groote deur met hare kunstige basreliefs is weggebroken. Oudtijds heette het gebouw ‘de Groote Mossel’ en het strekte ruim drie eeuwen aan aanzienlijke families, o.a. de Huybert en de Witte van Haamstede, tot woning. In Juli 1540 logeerde Keizer Karel V er bij Lieven Jacobsz. de Huybert, in 1576 was dit huis het verblijf van den edelen Mondragon en in December 1813, na de verdrijving der Franschen uit Zierikzee, vertoefden er de door den Souvereinen Vorst afgezonden commissarissen, die de regeering op deze eilanden kwamen regelen. Door het nabijgelegen Mosselstraatje bezoekt men de Roomsch-Katholieke kerk, die uit het derde vierde der vorige eeuw dagteekent en welker eenigszins afgezonderde ligging aan den geest van dien tijd is toe te schrijven.