In het korenveld.
Waarlijk, de kunst van voorwerpen af te beelden heeft reuzenvorderingen gemaakt sedert den dag, zoo diep verborgen in den nacht der tijden, toen een Grieksch meisje om het portret van haar geliefde, die zich op lange reizen begaf, te kunnen verkrijgen, zijn schaduwbeeld op den muur afteekende.
Nu hebben wij eeuwen en eeuwen lang de kunst gehad van portretschilderen, de kunst van een Apelles, een Rembrandt, een Frans Hals, een Rubens, een Lenbach, een Duran en hoe zij verder mogen heeten, die grootmeesters der kunst, en thans ligt het in 't bereik van iedereen door middel van een klein toestel het gezicht te vereeuwigen of het landschap vast te houden, dat hem boeit.
Deze drie kinderen in het korenveld zijn noch mooi, noch aantrekkelijk in den engen zin van het woord; toch ziet men gaarne de voorstelling aan - zij zijn zoo natuurlijk en zoo waar. - Geen schilder zou hen misschien de eer hebben gedaan ze te schetsen; het toestel heeft hun een eereplaats gegeven, zoo niet op 't doek, dan toch op 't papier.