malen dansen te zien uitvoeren. Dit waren pantomimevoorstellingen in langzame beweging en plastische houding door slaven en slavinnen uitgevoerd. Want zelfs ten tijde van het ontaarde Keizerrijk gold het als een schande voor de voornamen, daaraan deel te nemen.
Ook de Christelijke kerk kende godsdienstige opvoeringen in den vorm van dansen. Davids dans vóór de Bondkist is bekend. Het Oosten en de Mahomedanen daarentegen kenden niets anders van den dans dan datgene, waardoor de Derwischen zonder rythmischen regel en door wild rondspringen, de verrukking van het gebed wilden symboliseeren.
De hoogste volmaaktheid heeft de dans in het ballet bereikt. Alle menschelijke hartstochten en gevoelens weten de corypheeën der danskunst uit te drukken en verheffen zich daardoor in zekeren zin tot kunstenaars.
Dat jongelieden van beider geslacht deelnamen aan dansen, die bij feestelijke gelegenheden werden uitgevoerd, vinden wij het eerst in de Middeleeuwen, in Spanje, Italië en Frankrijk. De Fandango, de Tarantella en Villanella dagteekenen uit dien tijd. Deze drie dansen werden door maatslag begeleid, die alleen den rhytmus aangaf, de bewegingen werden aan de inspiratie der dansers overgelaten. In Spanje bleef dit gebruik bestaan; de Fandango wordt meestal nog door castagnetten begeleid. Hij heeft, evenals de Tarentella, zijn oorspronkelijken eenvoud bewaard. Beide dansen worden door een paar gedanst.
Aan het Fransche hof werd onder Lodewijk XII de gezelschapsdans algemeen; en zooals de dansen der landelijke kringen eigenlijk dansfiguren waren, die door geheele groepen van knapen en meisjes voorgesteld werden, zoo bleven ook deze hofdansen steeds liefdesverklaringen, het zoeken en vinden der geliefden in allerlei figuren.
Ten tijde van Catharina de Medicis kwamen de nationale dansen in de mode; men danste in bepaalde volksdrachten vooral de Villanella. De Sarabande werd toen ook ingevoerd, een oude Spaansche dans op ¾ maat en in langzame beweging.
Het karakter van Lodewijk XIV kon zich niet vereenigen met deze losse, tot frivole mimiek ontaarde dansen. Hij danste in zijn jeugd goed en gaarne, maar vond dat het niet meer paste bij zijn koninklijke waardigheid; hij voerde dus een uit Poitou afkomstigen bevalligen ridderdans als Fransche hofdans in - de Menuet die zich tot aan de revolutie staande hield.
In Engeland traden de dansen in sneller tempo het eerst op, en na de revolutie kwamen zij ook in Frankrijk in de mode; men vermengde de Engelsche met oude nationale dansen en in het begin dezer eeuw heerschte de Gavotte, de Sauteuse, de Polichinelle (in de snelste 6/8 maat) enz. Al deze dansen bewogen zich in het vlugste tempo, bij alle voerden de tegenover elkander staande paren kunstige figuren uit en draaiden zich bij het einde snel om elkander.
Ten tijde der Restauratie werd de Quadrille modedans; zij werd door vier paren gedanst en heeft zich tot nu toe op de bals staande gehouden.
Verder werd de Contre-danse mode. Velen verzekerden, dat hij 't eerst op het land gedanst werd en Country-dance heette. Anderen meenen dat zijn naam van Franschen oorsprong is en dat hij tegendans beteekent, omdat de paren tegenover elkander stonden.
Van Weenen uit kwam een Stiermarksche en Tyroler dans - de wals - in het land. Een mooie dans, maar door velen veroordeeld - misschien omdat zoo weinigen haar goed dansen. De wals is eigenlijk de grondvorm van alle rondedansen. Meer of minder zijn zij allen een omdraaien van ineengestrengelde paren, alleen de passen zijn gewijzigd en de maat der muziek is verschillend. Ongelukkig wordt bij de rondedansen meestal weinig waarde gehecht aan een fraaie houding van het lichaam, zooals ook de meesten zich geen moeite geven een bevalligen pas bij de quadrilles te maken. De zoogenaamde carré-dansen zijn eigenlijk maar wandelingen op de maat der muziek.
In Frankrijk heeft zich de echte dans langer gehandhaafd dan bij ons. Men hecht daar waarde aan elegante houding en den voorgeschreven pas, zooals keizer Napoleon III steeds - zelfs bij zijn klimmende jaren - steeds correct danste. In Parijs wordt ook het meest de Quadrille à la Cour gedanst.
Een andere nationale dans, die ook in den vreemde is doorgedrongen, de Mazurka, komt eveneens algemeen voor op onze balboekjes. De eigenlijke Mazurka is een Poolsche figurendans, waarbij de heer en dame elkander de hand reiken, naast elkander door de zaal dansen, met andere paren ruilen en hun oude partners terugvinden. De Mazurka is niet gemakkelijk te dansen, en vereischt, om bevallig te schijnen, het nationale kostuum.
Hetzelfde kan men van de Menuet en de Gavotte zeggen, die in onze kleeding, waarbij men vooral aan de onbevallige heerenkleeding denkt, eenvoudig een karikatuur worden.
Wanneer het waar is, dat het soort gezelschapsdansen een karakteristiek beeld is van zijn tijd - en de weelderige dansen aan het hof van Catharina de Medicis, de plechtige, stijve menuet van Lodewijk VIV, de overmoedige, wilde dansen na de revolutie, weerspreken deze bewering niet - zoo is het ook niet te loochenen, dat onze hedendaagsche dans zekere grilligheid verbindt aan de ongegeneerdheid van onzen ‘fin de siècle’ tijd.