Gekrulde haren, gekrulde zinnen.
Die is me daar aan den gang! Hemelsche goedheid, dat zal dien hoed opfrisschen, zoo'n boenpartij!
Is dat een poes of een groot mensch in spe, die daar bezig is met al den ernst, voor zoo'n gewichtige bezigheid vereischt, het toilet van mama of groote zus eens op te knappen?
Nu, Zus of Ma, die zal het onthouden dat zij onzen krullebol daar alleen liet bij de linnenkast, want het jongmensch weet er raad mee. De mof ligt al op den grond, een kapotje heeft reeds al zijn rozen moeten verliezen, nu is die mooie kastoren hoed met witte veeren aan de beurt, en als straks de eigenares binnenkomt, verheugd en ongerust tegelijk dat klein broertje - of is 't misschien een zusje? - zich zoolang stilhoudt, die zal dan opnieuw tot haar schade overtuigd zijn van de waarheid van het gezegde: ‘als kleine kinderen stil zijn, doen zij kattenkwaad.’
Maar er is nog een ander spreekwoord, ook op dezen kleine van toepassing: ‘Gekrulde haren, gekrulde zinnen!’ Is dat ook waar? Hoe kan er toch verband bestaan tusschen krulharen en een lastig humeurtje? Och! zoo heel ver is dit verband niet te zoeken. Engeltjes beelden de schilders het liefst af met krulhoofdjes, maar of alle krullebolletjes engeltjes zijn? Integendeel! Maar mooi van buiten zijn die krullekopjes meestal, en helaas! de mensch hecht zoo aan uiterlijkheden, zelfs ouders, ooms en vooral tantes laten zich hierdoor maar al te dikwijls beheerschen; onze krullebol wordt meer gevleid, meer geliefkoosd, meer toegegeven, dan de broertjes of zusjes met gladde haren, en het gevolg is niet ver te zoeken.
Hij laat er zich op voorstaan, weet dat hij een potje mag breken en durft meer doen dan een ander.
Of dat mooie kind op onze plaat het ook zal ondervinden, dat genade voor recht gaat, en dat zijn krulharen hem zullen bewaren voor een verdiende straf als zijn misdrijf ontdekt wordt?
Handelt hij niet met de beste bedoelingen! Waarom lieten de groote menschen hem vrij bij de kast, als hij niet met al dat moois kon handelen naar verkiezing?
Pleit dit niet tot zijn verontschuldiging, Mama, en dan - en dan - kijk hem eens goed aan! Ziet hij er niet allerliefst uit? Is 't geen zonde hem te straffen? Als hij eens begint te huilen, scheidt hij zoo spoedig niet uit en is het met zijn mooiheid gedaan.
Pas op, mevrouw, pas op! Op die manier kweekt men verwende, onhebbelijke kinderen en onaangename, misschien onhandelbare menschen.
En wat baat dan de mooiste krullebol?