dranken behalve aan koffeïne toegeschreven moet worden aan vluchtige oliën, die zoowel in de thee als in de koffie zijn vervat.
Deze aromatische stoffen worden wel is waar door de planten gedurende hun leven voortgebracht, maar eerst door het gist- en droogproces, die de koffieboonen en de theebladeren vóór het gebruik doormaken, worden zij van hun oorspronkelijke scherpte beroofd en in aangenaam opwekkende middelen veranderd. Hieruit kunnen wij besluiten dat de waarde der thee niet alleen afhangt van het soort van den struik, maar ook van de behandeling van den bladerenoogst.
Op dit punt zijn de Chineezen tot den huidigen dag meesters gebleven; zelfs de Japanners, die reeds in de 8e eeuw na Christus den theestruik uit China invoerden, verstaan de kunst niet zulke edele theesoorten te kweeken.
De zonen van het Hemelsche rijk weten door veredeling van den struik en door hun manier van drogen het gehalte aan theïne in de theebladeren te verminderen en hun aroma te verhoogen, en dat is zeker een voordeel, daar het theïne, in grooter hoeveelheden genoten, ten slotte verderfelijk als vergift op het lichaam werkt. Wie goede thee wil winnen, die moet nog heden bij de Chineezen in de leer gaan.
De Chineesche onzindelijkheid is spreekwoordelijk, maar bij de bereiding der eerste theesoorten gaat het in China hoogst zindelijk toe. De theestruik wordt drie tot viermaal in het jaar van zijn bladeren beroofd. De beste bladeren levert de eerste oogst in het voorjaar. Juist als de jonge bladeren zich willen ontwikkelen, moeten zij geplukt worden en wel met de pijnlijkste zorgvuldigheid. De zorg voor de jeugdige bladeren gaat zoo ver, dat aan de van jongsaf voor dit werk opgeleide werksters verboden wordt visch of andere sterk ruikende spijzen te gebruiken opdat het aroma niet door haar adem bedorven worde. Zij moeten dagelijks minstens een bad nemen en mogen de bladeren niet met de bloote handen plukken, maar moeten handschoenen daarbij dragen. Een mandje hangt haar aan een koord om den hals, opdat beide handen vrij blijven, en zij gaan met het plukken zoodanig te werk, dat zij met de linker een tak naar zich toe trekken en met de rechterhand de bladeren van den steel afbreken; deze moet bij den kostbaarsten oogst, waaruit de fijnste soorten bereid worden, geheel wegblijven.
De Indische plukster volgt geheel het Chineesche gebruik, zooals op ons plaatje (blz. 252) is afgebeeld.
De volgende oogsten worden niet meer zoo hoog geschat en bij deze gaat het plukken zorgeloozer en zelfs ruwer toe. Uit een en hetzelfde blad kan men naar verkiezing groene of zwarte thee maken. Onze plantenverzamelaars weten wel, dat de bladeren van verschillende planten, bijv. van de orchidée, onvermijdelijk zwart worden, als men ze dadelijk laat drogen, dat zij echter hun groene kleur behouden als men ze aan warme dampen blootstelt, vóórdat men ze tusschen vloeipapier legt.
Zoo gaat het ook bij de thee! Stoomt men de versch geplukte bladeren vóórdat zij geroosterd worden, dan leveren zij groene thee op. De bladeren echter, welke voor de bereiding der zwarte thee bestemd zijn, worden eerst in de lucht gedroogd, totdat zij verwelken. Hierdoor geschiedt de eerste chemische verandering van den inhoud van het blad. Het gras op onze weiden heeft geen reuk; maaien wij het af en laten wij het drogen, zoo begint de hooigeur er uit te stroomen. Er is een groot aantal planten, die eerst bij het verwelken aromatische geuren ontwikkelen; zoo gaat het ook bij de theebladeren. Heeft de geur een bepaalden graad bereikt, dan zijn de bladeren gereed om geroosterd te worden, hetgeen geschiedt op zeer dunne ijzeren platen boven houtskoolvuren. De geroosterde bladeren, die nog eene hoeveelheid sap bevatten, worden dan op tafels uitgespreid en deze beide bewerkingen worden al naar het noodig is twee tot vijfmalen herhaald. Zijn de bladeren zoo droog geworden dat zij door een lichten druk tusschen de vingers breken, dan zijn zij gereed tot verpakking. De gestoomde bladeren der groene thee worden niet gedroogd, maar dadelijk geroosterd en uitgespreid, evenwel sneller na elkander dan bij de zwarte thee het geval is. Het gevolg daarvan is, dat de groene thee meer theïne bevat en dat haar opwekkende bestanddeelen door het gisten en roosteren niet bijzonder verzacht worden, waardoor zij de zenuwen meer opwekt dan de zwarte.
De bewerking der theebladeren is een kunst die men door ervaring en oefening kan aanleeren; iedere verandering in de volgorde der verschillende bewerkingen is op de gesteldheid der thee van invloed, en zoo ontstaan volgens de soort der bladeren, den oogsttijd, den duur van het verwelken en de herhaling van het roosteren verschillende theesoorten.
Een overgang van de groene tot de zwarte thee vormt o.a. de oulong. Deze theesoort is met zoovele geelachtig groene bladeren vermengd, dat haar kleur niet meer zwart kan genoemd worden; de Chineezen noemen haar daarom ‘oulong’, d.w.z. groene drank.
De werkelijk zwarte theesoorten van China worden onder den naam van ‘Boheas’ vereenigd; het woord is een verbastering van het Chineesche ‘Bou-ui’, een berg, waarop de zwarte thee voornamelijk wordt gekweekt. Bovenaan onder de zwarte theesoorten staat de ‘kapper’, een thee, die wegens haar gelijkenis met de vruchten van den kappertjesstruik zoo genoemd wordt. De Chineezen noemen haar ‘zwarte parelthee’, omdat de bladeren zoo rond en vast ineengerold zijn, dat zij er als parelen uitzien.
Een andere soort heet ‘peïko’; de naam is uit het Chineesche ‘pakko’, d.w.z. ‘wit dons’ ontstaan. De punten der bladeren dezer soort zijn namelijk met witte haren bezet, die veel op watten gelijken.
De derde soort noemt men ‘souchon’, wat kleine of zeldzame soort beteekent, omdat voor haar slechts de kleine bladeren van den tweeden oogst worden gebruikt.
De vierde soort heet ‘pouchong’, d.i. gevouwen soort; de bladeren zijn spits, ruw en plat.
Als vijfde soort leeren wij eindelijk ‘kongou’ ken-