Een rustverstoorster.
Hij zat daar zoo rustig, onze goede, flinke Hector, in het zachte gras zich te zonnen, tot hij plotseling knorrig omziet.
Er prikkelt hem iets in de huid, maar hoe hij ook kijkt, hij ontdekt niets; maar wij weten het wel, wij zien het duidelijk hoe een groote meikever - groot op zichzelf, klein in vergelijking met Hector - zich in zijn huid vastklampt.
De schilder heeft dit kleine drama met veel tact aanschouwelijk gemaakt. Wat is er eenvoudiger dan een bulhond met een insect? En toch doet zijn voorstelling ons denken. 't Is de zoo dikwijls herhaalde strijd van den zwakke tegen den sterke, van de mug tegen den leeuw.
Hoe zal hij hier beslist worden? Oogenschijnlijk zal het Hector weinig kosten - één slag met zijn staart of zijn poot en weg is de lastige rustverstoorster. Maar wij vreezen dat het toch met Hector's kalme gemoedsrust en prettige middagstemming voor langen tijd gedaan zal zijn.